Zoekresultaten 1-50 van de 44965 resultaten

  • ECLI:NL:TGDKG:2025:47 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/747317 / DW RK 24 99 HE/RH

    Op grond van artikel 50 Rv mag de gerechtsdeurwaarder betekenen aan het woonadres van een bestuurder van een BV. Dat klaagsters woonadres bekend is geworden aan familie van de onder bewindgestelde had klaagster kunnen voorkomen door haar adres als geheim te laten registreren in de BRP. Deze bekendwording komt daarom voor haar eigen risico en kan de gerechtsdeurwaarder niet worden verweten.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2025:96 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 25-353/DB/OV/W

    wraking kennelijk ongegrond

  • ECLI:NL:TGDKG:2025:48 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/747649 / DW RK 24/108 HE/RH

    De gerechtsdeurwaarder heeft erkend dat hij niet heeft gereageerd op twee brieven van de zijde van klagers. Maatregel van waarschuwing opgelegd ten aanzien van dit klachtonderdeel. Ten aanzien van de klacht over het innen van dwangsommen wordt overwogen dat de gerechtsdeurwaarder af mocht gaan op de informatie die was aangeleverd door de opdrachtgever. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2025:106 Hof van Discipline 's Gravenhage 240227

    Klager klaagt dat zijn advocaat hem bij het eerste gesprek (en ook later niet) heeft medegedeeld dat hij vervroegd met pensioen ging. De raad van discipline heeft zijn klacht ongegrond verklaard. Het Hof van Discipline bekrachtigt deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGDKG:2025:49 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/747839 / DW RK 24/113 HE/RH

    Op grond vanI het bepaalde in artikel 46 Rv moet de volgende vraag worden gesteld: mocht de gerechtsdeurwaarder erop vertrouwen dat de persoon die hij aantrof het exploot ter hand zou stellen van klaagster? De minderjarige aan wie het exploot is overhandigd betrof klaagsters 17-jarige zoon. De gerechtsdeurwaarder heeft gesteld dat na zorgvuldige afweging is besloten dat deze persoon bekwaam was het dwangbevel in ontvangst te nemen aangezien het aannemelijk was dat deze persoon zou bevorderen dat het afschrift degene voor wie het exploot is bestemd, tijdig zou bereiken. Het enkele feit dat klaagsters zoon op dat moment minderjarig was, maakt dat niet anders. De gerechtsdeurwaarder heeft een bedrag van € 700 aan klaagster teruggestort, zonder contact met klaagster op te nemen dat het bedrag ten onrechte geïncasseerd was. De gerechtsdeurwaarder heeft geen uitleg gegeven noch verontschuldigen aan klaagster aangeboden voor de gang van zaken. De gerechtsdeurwaarder heeft een e-mail van klaagster pas na zeven weken beantwoord. Dit is tuchtrechtelijk laakbaar gelet op de vaste jurisprudentie van de kamer waarin is bepaald dat een gerechtsdeurwaarder correspondentie binnen twee weken dient te beantwoorden in een dossier dat bij hem of haar in behandeling is. Geconcludeerd wordt dat de gerechtsdeurwaarder te laat en te weinig inhoudelijk (door een standaardbrief te sturen) heeft gecommuniceerd met klaagster. Maatregel van berisping opgelegd.

  • ECLI:NL:TAHVD:2025:107 Hof van Discipline 's Gravenhage 240279

    Verweerder heeft voor een vennootschap opgetreden terwijl hij daarbij slechts op instructies van één van de twee (indirect) zelfstandig bevoegde bestuurders afging. De raad van discipline heeft dat niet tuchtrechtelijk verwijtbaar geacht. Wel wordt aan verweerder een waarschuwing opgelegd omdat verweerder bij het geven van een opdracht voor een onafhankelijk onderzoek bij de vennootschap er onvoldoende zorg voor heeft gedragen dat dit onderzoek op een evenwichtige wijze, met inachtneming van de posities van de beide bestuurders, zou zijn verricht. Tegen dit laatste oordeel is verweerder in hoger beroep gekomen. Verweerder verwijt de raad dat hij met het geven van een oordeel over -kortweg- het onderzoek buiten de reikwijdte van de klacht is getreden. Het Hof van Discipline komt tot diezelfde conclusie, vernietigt de beslissing van de raad op dit punt en verklaart de klacht ongegrond zoals die had moeten worden beoordeeld.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2025:70 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2024/7111

    Internist wordt door nabestaanden verweten dat patiënt geen chemotherapie met bleomycine had mogen krijgen omdat hij leed aan astmatische bronchitis, niet informeren van behandelteam over behandelrisico’s, signalen ouders omtrent hoesten patiënt niet serieus heeft genomen, zonder overleg bleomycine heeft hervat, niet uitvoeren longfunctietest waarmee bleomycinelong eerder had kunnen worden ontdekt, niet eerder in consult roepen longarts en gebrekkige dossiervorming/communicatie richting behandelteam. College: internist vervulde niet de rol van hoofdbehandelaar en was niet betrokken bij de zorgverlening aan de patiënt op de afdeling. Er was geen contra-indicatie voor het geven van chemotherapie met bleomycine noch advies om kuur zonder bleomycine te geven. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TGDKG:2025:50 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/760440 / DW RK 24/414 HE/RH

    Klaagster heeft meerdere malen verzocht om haar dossiers. De gerechtsdeurwaarder heeft gesteld dat klaagster concreet moet aangegeven welke stukken zij mist en heeft meerdere malen meegedeeld dat zij online inzage heeft in haar dossiers. Gebleken is echter dat digitaal alleen lopende dossiers en niet oudere, afgesloten dossiers kunnen worden ingezien. Bovendien heeft klaagster verklaard dat het haar niet lukt om in te loggen. Door te blijven benadrukken dat klaagster moet inloggen, miskent de gerechtsdeurwaarder dat niet elke debiteur over digitale mogelijkheden en vaardigheden beschikt. Klaagster is het overzicht over haar financiën in de loop der jaren kwijt geraakt en is niet in staat specifiek aan te geven welke stukken zij mist. De gerechtsdeurwaarder kan dan niet volstaan met de mededeling dat klaagster een concreet stuk moet noemen. Niet gebleken is dat de gerechtsdeurwaarder in voldoende mate heeft voldaan aan het verzoek van klaagster om haar de dossiers te doen toekomen. De kamer komt daarom tot het oordeel dat dit klachtonderdeel gegrond is. Maatregel van waarschuwing opgelegd.

  • ECLI:NL:TGDKG:2025:51 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/761806 / DW RK 24/442 HE/RH

    Beslissing op verzet. Klaagster heeft in verzet nieuwe klachten aangevoerd, deze kunnen volgens vaste jurisprudentie in deze fase van de procedure niet worden beoordeeld. De voorzitter heeft de juiste maatstaf toegepast bij de beoordeling van de klachten. Klaagster heeft bij de verkeerde instantie geklaagd over de verkeersboete, waardoor deze is komen vast te staan.

  • ECLI:NL:TADRARL:2025:154 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 25-216/AL/OV

    Voorzittersbeslissing. Uit de stukken is de voorzitter niet gebleken dat verweerder in de zaak van klager als advocaat of als klachtenfunctionaris heeft opgetreden. Nu de feiten die klager aan het verwijt over verweerder ten grondslag legt onjuist zijn, wordt de klacht kennelijk ongegrond geoordeeld.

  • ECLI:NL:TADRARL:2025:155 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 25-249/AL/MN

    Voorzittersbeslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is uit de stukken niet gebleken dat verweerster zich onnodig grievend heeft uitgelaten over klager tijdens een zitting of in stukken. Verder mocht verweerster naar het oordeel van de voorzitter zonder nader onderzoek afgaan op de van haar cliënte G ontvangen informatie en die informatie tijdens de zitting op 2 november 2023 namens G voorlezen en verwerken in processtukken. Klager heeft tegen die vermeende onjuistheden en feiten verweer kunnen voeren. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2025:94 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2595

    De klacht van klager tegen de uroloog is door het Regionaal Tuchtcollege te ‘s-Hertogenbosch als kennelijk niet-ontvankelijk afgewezen omdat niet of onvoldoende duidelijk is geworden wat klager de uroloog precies verwijt. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat klager in zijn klaagschrift voldoende duidelijk heeft gemaakt wat hij de uroloog verwijt. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt daarom de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege, verklaart klager na een inhoudelijke beoordeling deels niet-ontvankelijk in zijn klacht omdat hij niet namens zichzelf over de behandeling van zijn echtgenote kan klagen en verklaart de klacht voor het overige ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2025:95 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-829/DB/LI

    Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2025:101 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2554

    Klacht van Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) tegen een plastisch chirurg vanwege ernstig seksueel grensoverschrijdend gedrag tijdens een (onnodig) videoconsult. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht gegrond verklaard en aan de plastisch chirurg de maatregel van doorhaling van de inschrijving in het BIG-register opgelegd. De plastisch chirurg heeft beroep ingesteld tegen deze beslissing. De plastisch chirurg komt in beroep vooral op tegen de zwaarte van de opgelegde maatregel. Dit beroep slaagt. Het Centraal Tuchtcollege legt de plastisch chirurg een schorsing op voor de duur van één jaar, de maximale schorsingsduur die het Centraal Tuchtcollege kan opleggen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2025:95 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2521

    Ongegronde klacht tegen een gz-psycholoog. De gz-psycholoog heeft in het kader van een strafrechtelijke procedure een contra-expertise uitgevoerd naar de geestvermogens van klager. Klager verwijt de gz-psycholoog dat hij bij klager een waanstoornis heeft vastgesteld, gedurende het onderzoek onaangekondigd vijf maanden is weggebleven en dat hij heeft geweigerd om de gesprekken met klager op te nemen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TAHVD:2025:105 Hof van Discipline 's Gravenhage 240273

    Klager heeft niet tijdig hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de raad.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2025:96 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2668

    Ongegronde klacht tegen een huisarts. Klager is in 2018 korte tijd opgenomen geweest in een GGZ-instelling, waarna een mentor en een bewindvoerder over hem zijn benoemd. Het mentorschap is in 2021 opgeheven. In 2023 liep een procedure om ook het bewind op te heffen, waarvoor klager een verklaring wilsbekwaamheid nodig had. Hierover heeft klager zich meerdere malen tot de huisarts gewend. Klager verwijt de huisarts dat zij geen lijst van onafhankelijke artsen heeft willen geven, geen juiste gegevens over het mentorschap in het dossier heeft staan, in het dossier heeft genoteerd dat zij “er helemaal klaar mee” was en zonder zijn toestemming een uitdraai van het medisch dossier aan de onafhankelijke arts heeft verstrekt. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht van klager kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2025:97 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2660

    Klacht tegen huisarts. Klager verwijt de huisarts een onzorgvuldige verslaglegging met betrekking tot hoe patiënte na haar overlijden is aangetroffen. Het Regionaal Tuchtcollege oordeelt dat de verslaglegging op aspecten beter had gekund, maar dat geen sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen, en heeft de klacht daarom ongegrond verklaard. Klager heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt dat wél sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen, omdat de huisarts zijn aantekeningen in het medisch dossier niet heeft gecorrigeerd toen het voor hem duidelijk werd dat een essentiële passage daarvan niet klopte. In beroep wordt de klacht daarom alsnog gegrond verklaard. Gelet op de omstandigheden wordt bepaald dat geen maatregel wordt opgelegd.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2025:98 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2499

    Klacht tegen een SEH-arts. Na een incident komt een twaalfjarig meisje, samen met haar moeder, naar de SEH. De SEH-arts vermoedt een mogelijk onveilige thuissituatie en gaat over tot melding bij Veilig Thuis. Vader en moeder zijn gescheiden en hebben beiden ouderlijk gezag; vader, de klager, wordt pas achteraf per brief over de melding geïnformeerd. Hij acht dit in strijd met de meldcode Huiselijk geweld en kindermishandeling (verder: de meldcode) en maakt ook anderszins bezwaar tegen de melding. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2025:99 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2462

    Ongegronde klacht tegen een plastisch chirurg. Klager heeft een behandeling voor genderdystrofie ondergaan. Tussen najaar 2020 en eind 2022 is klager veertig keer bij de plastisch chirurg op consult geweest en is hij negen keer geopereerd. Klager verwijt de plastisch chirurg in de kern dat hij onvoldoende zorg heeft verleend. Bovenal verwijt klager hem dat de pijnbestrijding niet adequaat was en dat zijn klachten niet serieus werden genomen. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2025:94 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 25-131/DB/LI

    Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. Verweerster heeft onvoldoende zorg gedragen dat er geen misverstand bestond over de hoedanigheid waarin zij handelde. Zij heeft niet duidelijk gemaakt dat zij advocaat was, of zij in die hoedanigheid handelde en voor welke kwesties en of zij dat deed vanuit haar advocatenkantoor of haar eigen bedrijf. Ook heeft zij onbetamelijk gehandeld richting klager door hem kosten in rekening te willen brengen als hij e-mails aan het niet gewenste e-mailadres zou sturen. Deze tuchtrechtelijk verwijtbare gedragingen leveren op zichzelf niet zodanige afbreuk aan het vertrouwen in de advocatuur op dat dit zou moeten leiden tot een zware maatregel. Gelet op de wijze waarop verweerster heeft gereageerd in deze klachtprocedure, kan de raad niet anders concluderen dan dat verweerster herhaaldelijk heeft gelogen tegen de deken en de tuchtrechter. Daarnaast heeft verweerster ook voortdurend blijk gegeven onvoldoende onafhankelijk ten opzichte van haar cliënten te kunnen handelen. Door de tuchtklacht en de belangen van haar cliënte niet gescheiden te kunnen houden, heeft de raad grote vraagtekens of verweerster wel in staat is voldoende afstand en onafhankelijkheid ten opzichte van een cliënt te bewaren bij de behandeling van een zaak. Stuitend acht de raad het tot slot dat verweerster klager zelfs aansprakelijk heeft gesteld voor schade als gevolg van deze tuchtrechtelijke procedure en ongemotiveerd dreigt met het doen van aangifte tegen hem, waarbij zij zelfs zonder enige grondslag een kopie van zijn legitimatiebewijs vordert onder dreiging van inschakeling van de politie. Schrapping van het tableau.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2025:100 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2470

    Klacht tegen een Physician Assisant. Klaagster heeft als (aansprakelijke) verzekeraar een klacht ingediend tegen de Physician Assistant, die als medisch adviseur, het slachtoffer en diens advocaat heeft geadviseerd in het kader van de letselschadezaak. Klaagster verwijt de Physician Assistant dat hij in zijn advies onjuistheden heeft geschreven en beoordelingen heeft gegeven buiten zijn deskundigengebied. De voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege heeft klaagster niet-ontvankelijk verklaard in haar klacht omdat zij niet kan worden aangemerkt als een rechtstreeks belanghebbende in de zin van artikel 65a lid 1 wet BIG. Het Centraal Tuchtcollege is het eens met deze beslissing en verwerpt het beroep van klaagster.

  • ECLI:NL:TAHVD:2025:104 Hof van Discipline 's Gravenhage 250105

    Artikel 13 beklag. Klager heeft een verzoek tot aanwijzing van een advocaat ingediend. De procedure die klager stelt te willen opstarten dient echter gevoerd te worden bij de rechtbank in een ander arrondissement dan het arrondissement van de deken waar hij het aanwijzingsverzoek heeft ingediend. De deken komt daarom geen bevoegdheid toe in het kader van artikel 13 Advocatenwet zodat de deken het verzoek van klager alleen al om die reden terecht heeft afgewezen.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2025:111 Raad van Discipline 's-Gravenhage 24-964/DH/RO

    Raadsbeslissing. Klacht tegen de eigen advocaat. Verweerder heeft klaagster volledig in de steek gelaten, terwijl zij wel het door verweerder bedongen voorschot heeft betaald. Verweerder reageert niet op verzoeken van de deken en laat ook bij de tuchtrechter verstek gaan. Sprake van meerdere soortgelijke zaken tegen dezelfde advocaat. Schrapping.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2025:112 Raad van Discipline 's-Gravenhage 25-225/DH/DH

    Voorzittersbeslissing. Klacht tegen (voormalig) advocaat. Verweerder heeft na de procedure bij de rechtbank laten weten dat hij klager in de hoger beroepsprocedure niet kon en wilde bijstaan. Verweerder was niet gehouden te voldoen aan klagers daaropvolgende verzoeken, oa dat verweerder een stuk van klager zou ondertekenen en bij de rechtbank zou indienen.

  • ECLI:NL:TAHVD:2025:98 Hof van Discipline 's Gravenhage 240258

    Deze zaak betreft een klacht tegen de advocaat van de wederpartij. Klaagster stelt dat verweerder executoriaal derdenbeslag heeft gelegd zonder klaagster daarover voorafgaand te informeren en opgave te doen van het bedrag dat zij nog verschuldigd zou zijn. Klaagster is hierdoor onnodig op kosten gejaagd, ook omdat onder twee banken tegelijk beslag is gelegd. De Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (hierna: de raad) heeft de klacht deels gegrond, deels ongegrond verklaard zonder het opleggen van een maatregel. Klaagster komt in beroep tegen de onderdelen van haar klacht die ongegrond zijn verklaard. Het hof bekrachtigt de beslissing van de raad.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2025:113 Raad van Discipline 's-Gravenhage 25-238/DH/DH

    Voorzittersbeslissing. Klacht tegen verweerder over procedures waarin zij geen procespartij waren, maar waar wel over hen is geschreven en gesproken. Klagers zijn niet van de procedures op de hoogte gesteld en hebben zich niet kunnen verweren. Klagers stellen dat het verweerders verantwoordelijkheid was om hen te informeren en om hun stem en standpunt daarin te laten horen. Klacht deels niet-ontvankelijk, omdat die te laat is ingediend. Klacht voor het overige kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2025:99 Hof van Discipline 's Gravenhage 240321

    Klaagster verwijt verweerder dat zij in een intakegesprek met verweerder onder druk is gezet om een opdrachtbevestiging te tekenen zonder dat zij volledig begreep wat zij ondertekende. Tevens verwijt klaagster dat verweerder kosten van zijn werkzaamheden aan haar in rekening heeft gebracht en dat verweerder voorafgaand aan en tijdens de bespreking niet transparant is geweest over de kosten. Deze twee klachtonderdelen zijn door de raad gegrond verklaard met oplegging van de maatregel van berisping. Hiertegen richt zich het hoger beroep van verweerder. Ook komt verweerder in beroep tegen de opgelegde maatregel. Het hof acht het tuchtrechtelijk ernstig verwijtbaar dat verweerder niet voorafgaand aan, en ook niet bij aanvang van, het intakegesprek, aan klaagster heeft uitgelegd dat het gesprek niet vrijblijvend was als er geen toevoeging werd verleend en welke bedragen in dat geval in rekening zouden worden gebracht. De klacht dat in de opdrachtbevestiging geen kostenbegroting was opgenomen is gegrond. De klacht dat werkzaamheden zijn gefactureerd aan klaagster terwijl op dat moment duidelijk was dat voor de zaak van klaagster een toevoeging was verleend aan een andere advocaat is gegrond. Het beroep tegen de maatregel slaagt niet. Het hof bekrachtigt de beslissing van de raad.

  • ECLI:NL:TAHVD:2025:100 Hof van Discipline 's Gravenhage 250132

    Verzoeker heeft een verzoek ingediend dat strekt tot wraking van de voorzitter van de raad die zijn klacht met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet kennelijk ongegrond heeft verklaard. Het wrakingsverzoek is niet in behandeling genomen, omdat in de klachtzaak van verzoeker reeds uitspraak was gedaan. Verzoeker komt in hoger beroep van deze beslissing op zijn wrakingsverzoek. Het hof oordeelt dat tegen een beslissing op een wrakingsverzoek geen rechtsmiddel meer kan worden ingesteld met een beroep op een doorbrekingsgrond. Het arrest van de Hoge Raad van 21 juni 2024 (ECLI:NL:HR:2024:918) is ook van toepassing als er nog een rechtsmiddel open staat, in dit geval verzet tegen een voorzittersbeslissing. Het beroep van verzoeker wordt niet-ontvankelijk verklaard.

  • ECLI:NL:TAHVD:2025:101 Hof van Discipline 's Gravenhage 250118

    Beroep ingesteld tegen een beslissing van de raad waarbij het verzet tegen een voorzittersbeslissing ongegrond is verklaard. Geen doorbreking van het appelverbod. Het beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard.

  • ECLI:NL:TAHVD:2025:102 Hof van Discipline 's Gravenhage 250111

    Artikel 13 beklag. De deken heeft zich terecht op het standpunt kunnen stellen dat de procedures die klaagster wenst te voeren geen redelijke kans van slagen hebben. Het beklag is ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2025:93 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 25-152/DB/LI

    Raadsbeslissing. Voorwaardelijke schorsing van vier weken voor het sturen van een factuur aan de wederpartij voor werkzaamheden ten behoeve van de eigen cliënt. Schending kernwaarde (financiële) integriteit.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2025:146 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7708

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een tandarts. Klaagster had toenemende klachten vanwege parodontitis. De tandarts heeft haar - mede rekening houdend met de kosten - het advies gegeven van een totaalextractie en een volledige immediaatnoodprothese in zowel de onder- als de bovenkaak. Klaagster heeft dit advies gevolgd. Gezien de staat van het gebit is dit geen onjuiste behandeling geweest. Evenmin kan worden vastgesteld dat de tandarts de behandeling onjuist heeft uitgevoerd. De tandarts heeft klaagster geïnformeerd over de mogelijke behandelingen en de consequenties daarvan. Er was geen indicatie voor verwijzing naar een andere zorgverlener. Alle klachtonderdelen zijn kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2025:103 Hof van Discipline 's Gravenhage 250057

    Artikel 13 lid 1 Advocatenwet. Afwijzing door de deken een advocaat aan te wijzen. Het hof verklaart het beklag tegen deze beslissing ongegrond. Klager heeft onvoldoende onderbouwd dat de door hem te voeren procedure een redelijke kans van slagen heeft.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2025:147 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7898

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een kaakchirurg. De kaakchirurg heeft in twee behandelsessies de tanden en kiezen van klaagster getrokken. Bij de tweede behandelsessie heeft de kaakchirurg noodprothesen geplaatst. Klaagster geeft aan dat de prothesen niet passen en pijnlijk zijn en dat de kaakchirurg is tekortgeschoten in zijn zorgplicht. Het college ziet niet in welke zin de kaakchirurg in de nazorg zou zijn tekortgeschoten. De pijn van het plaatsen van een noodprothese direct na extractie is een ongewenst, maar onvermijdelijk neveneffect van de plaatsing van immediaatprothesen. De instructie om de prothese zoveel mogelijk in te houden was juist. Alle klachtonderdelen zijn kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2025:89 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-933/DB/OB

    Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. Verweerster heeft ten onrechte de (historische) adresgegevens van klager opgevraagd bij de afdeling burgerzaken van de gemeente. De raad is van oordeel dat uit de in verweersters brief aan de gemeente vervatte onderbouwing van het verzoek om de uittreksels te verstrekken, in samenhang bezien met de inhoud van de door verweerster ingediende processtukken, genoegzaam is gebleken dat verweerster het verzoek aan de gemeente heeft gedaan met het doel om bewijs te vergaren. Bewijsvergaring mag echter geen reden zijn voor het opvragen van een uittreksel uit de registers. Verweerster heeft daarnaast in strijd gehandeld met gedragsregel 25 doordat zij bij brief van 16 februari 2024 rechtstreeks contact heeft opgenomen met klager. Gegrond. Berisping.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2025:90 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-958/DB/LI

    Tussenbeslissing. Terug verwijzing naar deken

  • ECLI:NL:TADRSHE:2025:91 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-908/DB/LI 25-040/DB/LI 25-041/DB/LI

    Raadsbeslissing. Klacht over de eigen voormalig advocaat. De klacht dat verweerder mevrouw P ertoe heeft aangezet dan wel het haar heeft toegestaan om gebruik/misbruik te maken van cliënteninformatie uit klaagsters dossier, dan wel dat hij mevrouw P van informatie heeft voorzien, is niet-ontvankelijk. Het feit dat mevrouw P over de in deze klacht bedoelde informatie beschikte vloeit namelijk rechtstreeks voort uit de reeds tuchtrechtelijk verwijtbaar bevonden constructie, die inhield dat verweerder als advocaat van betrokken partijen een aandeelhoudersovereenkomst had opgesteld, terwijl hij daarbij zelf (indirect) partij was en (financiële) belangen had, terwijl die aandeelhoudersovereenkomst bepaalde dat verweerder maandelijks een bedrag van tenminste € 3.000,- mocht declareren, ongeacht de aard en omvang van de verrichte werkzaamheden. Hierover heeft het Hof van Discipline op 9 augustus 2024 (ECLI:NL:TAHVD:2024:214) reeds een onherroepelijke eindbeslissing genomen, waarbij aan verweerder een onvoorwaardelijke schorsing van zes weken is opgelegd. Om die reden kan klaagster gelet op het bepaalde in artikel 47b Advocatenwet niet in deze klacht worden ontvangen. Klaagster heeft verder onvoldoende onderbouwd, met concrete feiten en omstandigheden, dat zij door de gestelde overtreding van artikel 7.4 Voda en het door verweerder aanbieden van een ongeoorloofde abonnementsvorm rechtstreeks in haar eigen belangen is of kon worden geschaad. In zoverre niet-ontvankelijk. Verweerder had de aansprakelijkstelling van 22 maart 2024 met bekwame spoed moeten doorgeleiden aan zijn verzekeraar, hetgeen hij heeft nagelaten. Ook heeft hij ondanks de herhaalde verzoeken geen specificaties van zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekering aan klaagster verstrekt. In zoverre gegrond. Schorsing zes weken, waarvan vier voorwaardelijk.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2025:144 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7134

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een cardioloog. Klager is vanuit een kliniek in het buitenland verwezen naar een ziekenhuis in Nederland voor de overname van de behandeling, meer specifiek voor het plaatsen van een stent. Klager is – kort gezegd – ontevreden over de behandeling in het ziekenhuis. De cardioloog heeft klager op 18 maart 2020 op het poliklinisch spreekuur gezien en was hierna verantwoordelijk voor de stentprocedure die klager onderging.Het college oordeelt als volgt. Uit de stukken blijkt dat de kliniek heeft geadviseerd klager te verwijzen naar zowel een cardioloog als een longarts, wat ook is gebeurd. De stelling van klager dat het advies van de kliniek niet zou zijn gecommuniceerd of gedeeld met andere artsen kan het college dan ook niet volgen. Daarnaast stelt het college vast dat er geen aanknopingspunten zijn dat de door klager gestelde lichamelijke gevolgen, voor zover deze zouden blijken uit de overlegde stukken, enigerwijze veroorzaakt zouden zijn door het handelen of nalaten van de cardioloog.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2025:85 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-785/DB/OB

    Verzet. De voorzitter heeft bij de beoordeling van de klacht de juiste maatstaf toegepast en voorts rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Daarmee hoeft in redelijkheid niet te worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2025:92 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-836/DB/ZWB

    Raadsbeslissing. Klacht over de eigen advocaat over de kwaliteit van het gegeven advies. Niet gebleken dat verweerder klaagster onjuist heeft geadviseerd door klaagster voor te houden dat zij niet zonder bijstand van een advocaat in verzet kon gaan van een verstekvonnis. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2025:145 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7135

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een longarts. Klager is na ontslag uit een kliniek in het buitenland verwezen naar een ziekenhuis in Nederland met de vraagstelling of sprake was van COPD. Klager is – kort gezegd – ontevreden over de behandeling in het ziekenhuis.Het college oordeelt als volgt. Uit de stukken blijkt dat de kliniek heeft geadviseerd klager te verwijzen naar zowel een cardioloog als een longarts, wat ook is gebeurd. De stelling van klager dat het advies van de kliniek niet zou zijn gecommuniceerd of gedeeld met andere artsen kan het college dan ook niet volgen. Meer specifiek blijkt uit de stukken van de kliniek niet dat er een plekje op de longen zou zijn gezien, wat nader moest worden onderzocht, zoals klager betoogt. De reden voor verwijzing van de huisarts naar de longpoli was het onderzoeken van de aanwezigheid van COPD, zoals ook door de kliniek is genoteerd. Daarnaast stelt het college vast dat er geen aanknopingspunten zijn dat de door klager gestelde lichamelijke gevolgen, voor zover deze zouden blijken uit de overlegde stukken, enigerwijze veroorzaakt zouden zijn door het handelen of nalaten van de longarts.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2025:86 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-818/DB/OB

    Verzet. De voorzitter heeft bij de beoordeling van de klacht de juiste maatstaf toegepast en voorts rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Daarmee hoeft in redelijkheid niet te worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2025:87 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-950/DB/OB

    Raadsbeslissing. Klacht over de eigen advocaat over de kwaliteit van de dienstverlening. Hoewel het beter was geweest als verweerder gedurende de behandeling van klagers zaak rekening had gehouden met klagers behoeften op dit punt, is de raad van oordeel dat uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht niet blijkt dat verweerder zodanig is tekortgeschoten in de communicatie met klager, dat hem daarvan een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Dat verweerder zich niet aan de afspraken heeft gehouden, onvoldoende voortvarendheid heeft betracht en weinig tot niets voor klager heeft gedaan is evenmin gebleken. De overdracht van het dossier aan de opvolgend advocaat had zeker sneller gekund. Voor het maken van een tuchtrechtelijk verwijt aan verweerder ziet de raad echter onvoldoende aanleiding. Dat klager door de opgetreden vertraging in zijn belangen is geschaad is de raad namelijk niet gebleken. De klacht dat verweerder onbehoorlijke opmerkingen heeft gemaakt mist feitelijke grondslag. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2025:88 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-880/DB/OB

    Raadbeslissing. Klacht over de eigen advocaat over de kwaliteit van de dienstverlening. Uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht is naar het oordeel van de raad niet gebleken dat verweerster aan klager heeft toegezegd dat zij hem in de strafzaak zou bijstaan. Bij die stand van zaken kan verweerster niet tuchtrechtelijk worden verweten dat zij niet aanwezig is geweest bij het politieverhoor en dat zij geen verzet heeft ingesteld tegen de strafbeschikking. Omdat verweerster klager in de OTS-procedure evenmin heeft bijgestaan, kan van de door klager verweten (ontijdige) onttrekking in die zaak geen sprake zijn. De klacht dat verweerster klager heeft beticht van het niet betalen van een factuur van € 321,00, die, aldus klager, nimmer is verzonden en mogelijk ook niet bestaat mist tot slot feitelijke grondslag. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TNORAMS:2025:11 Kamer voor het notariaat Amsterdam 755926/NT 24-31 756858/NT 24-35

    De klacht bestaat uit meerdere klachtonderdelen: a. Klaagster stelt zich op het standpunt dat de woning niet meer op naam van erflaatster stond, maar dat zij één van de eigenaren was, wiens toestemming vereist was voor de verkoop en overdracht. De verkoop en overdracht van de woning heeft echter plaatsgevonden zonder dat klaagster als (mede)eigenaar daarmee akkoord was gegaan. Klaagster heeft nooit een volmacht afgegeven aan de executeur-afwikkelingsbewindvoerder. De notaris had de akte dus niet mogen passeren. b. De notaris en de toegevoegd notaris hebben de identiteit (van de broer van klaagster) niet gecontroleerd. c. Klaagster heeft geen (concept)koopakte ontvangen. d. In de koopakte is onjuiste informatie vermeld. e. Er is sprake van belastingontduiking dan wel belastingontwijking waaraan klaagster mogelijk heeft meegewerkt. De kamer overweegt onder meer dat er geen beletselen waren voor de notaris om zijn ministerie te verlenen aan de overdarcht van de woning. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2025:97 Hof van Discipline 's Gravenhage 240218

    Klacht over eigen advocaat. Het hof ziet geen aanleiding om tot een andere beoordeling van de klacht te komen dan de raad heeft gedaan en het hof sluit zich dan ook aan bij de beoordeling van de raad en neemt die over. Het hof voegt daar nog aan toe dat ook het hof niet is gebleken dat verweerder zonder planning of ongestructureerd te werk is gegaan, dat door hem risico’s verkeerd zijn ingeschat of dat hij ondeskundig zou zijn. Verder heeft het hof ook niet kunnen vaststellen dat verweerder excessief heeft gedeclareerd.

  • ECLI:NL:TNORAMS:2025:9 Kamer voor het notariaat Amsterdam 755566/NT24-26

    Klager heeft een kavel (1 C) gekocht waarop een villa mocht worden gebouwd. Het probleem is echter dat er maar één omgevingsvergunning is verleend voor kavel 1 (die bestaat uit de kavels 1a, 1b en 1c). Die omgevingsvergunning blijkt te zijn gebruikt door de koper van kavel 1a. Klager kan dus (nog) niet beginnen met bouwen. Dat probleem werd klager duidelijk in 2021. De klacht bestaat uit een aantal onderdelen. Klager verwijt de notaris dat hij zijn onderzoeksplicht niet is nagekomen. Ook verwijt klager de notaris dat hij niet wil meewerken aan de levering aan klager van het onverdeelde aandeel van de ex-echtgenote van klager in de eigendom van het perceel. De kamer verklaart de klacht grotendeels niet-ontvankelijk en voor een deel ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2025:62 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2024/7921

    Kennelijk ongegronde klacht tegen huisarts. Klaagster is bekend met gemetastaseerde baarmoederkanker. Op eigen initiatief koos klaagster voor een behandeling buiten de reguliere geneeskunde. Verweerder is de huisarts van klaagster. Klaagster verwijt verweerder het weigeren van het aanvragen van bloedonderzoek op tumormarkers en het aanvragen van röntgenfoto’s van de longen. Het college oordeelt dat het verzoek van klaagster buiten de reguliere huisartsenzorg valt, waardoor verweerder niet kan worden verweten dat hij het aanvragen van de onderzoeken weigert.

  • ECLI:NL:TADRARL:2025:150 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 25-036/AL/NN

    Klacht over eigen advocaat in een arbeidsrechtelijk geschil dat is beëindigd met een vaststellingsovereenkomst.