ECLI:NL:TADRSHE:2025:93 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 25-152/DB/LI

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2025:93
Datum uitspraak: 10-06-2025
Datum publicatie: 10-06-2025
Zaaknummer(s): 25-152/DB/LI
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Wat nooit geoorloofd is
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Raadsbeslissing. Voorwaardelijke schorsing van vier weken voor het sturen van een factuur aan de wederpartij voor werkzaamheden ten behoeve van de eigen cliënt. Schending kernwaarde (financiële) integriteit.


Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch
van 10 juni 2025
in de zaak 25-152/DB/LI

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerster


1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Op 18 september 2024 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2 Op 7 maart 2025 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K24-104 van de deken ontvangen.

1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 28 april 2025. Daarbij was klager aanwezig. Verweerster is, zoals zij eerder aan de raad heeft medegedeeld, niet verschenen.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventaris genoemde bijlagen 1-1 tot en met 9.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.2 Klager en zijn ex-partner zijn gescheiden van elkaar. Er is in 2017 een echtscheidingsconvenant opgesteld, waarbij de ex-partner door verweerster is bijgestaan. Op basis van het echtscheidingsconvenant moest een uitkering van een verzekeringspolis worden verdeeld.

2.3 Op 29 augustus 2024 heeft verweerster aan klager geschreven:
“Ten gevolge van uw diverse brieven nadat cliënte alle door haar te verstrekken documenten heeft afgegeven aan u, ontstaat er voortdurend de nodige verwarring.
Cliënte heeft daarom telefonisch contact gezocht met ASR en heeft gesproken met [medewerker]. [De medewerker] heeft aan cliënte meegedeeld, dat zij diende aan te leveren kopie paspoort, vermelding van betaalrekening en het ingevulde en ondertekende keuzeformulier. Dit heeft cliënte gedaan. Wellicht ten overvloede sluit ik hierbij nog in het overdrachtsformulier van Nationale Nederlanden, daar waar het aan cliënte toekomende bedrag naar toe overgemaakt moet worden. U ontvangt of heeft ontvangen het zogenaamde “stopformulier” dat door u als begunstigde ingevuld en geretourneerd dient te worden. Als de bovengenoemde documenten door ASR zijn ontvangen, dan zal het ongeveer 10 dagen duren om het geld over te schrijven, aldus [de medewerker] van ASR.
Enige tijd geleden liet u mij weten dat cliënte niet alle documenten had aangeleverd en vroeg u mij om toezending van het convenant en de inschrijving van de echtscheiding. In de brief van ASR aan u, die u mij als laatste toestuurde, staat echter duidelijk vermeld dat het convenant en het bewijs van inschrijving al in hun bezit is.
Gelet op het feit dat ik van u opdracht heb gekregen om voor u de diverse documenten samen met cliënte in orde te maken, u mij daarna ook nog diverse malen opdracht heeft gegeven en blijft geven om andere documenten te sturen, ben ik van mening dat u de kosten van mijn werkzaamheden dient te voldoen.
Daarom stuur ik u mijn declaratie voor mijn werkzaamheden tot en met heden met verzoek dit bedrag te voldoen op het rekeningnummer dat op de declaratie staat vermeld.”

2.4 Diezelfde dag heeft verweerster aan klager een factuur gestuurd van € 897,82 inclusief btw, met als referentie de achternaam van de ex-partner. Daarbij is een urenspecificatie gevoegd van in totaal 3 uur en 30 minuten. In de omschrijving van de werkzaamheden is klager aangemerkt als ‘de man’ en ‘pij’ en de ex-partner als ‘cliënt’ en ‘cl.’.

2.5 Daarop heeft klager diezelfde dag gereageerd:

“Laat ik heel duidelijk zijn. Ik heb u geen opdracht gegeven voor welke werkzaamheden dan ook. In geen enkele correspondentie gaf u aan dat cliënt geen cliënt meer is en hebben wij geen overeenkomst getekend. Deze factuur zal dan per ongeluk aan mij geadresseerd zijn. Het gaat hier om u cliënt waar u de advocaat van bent sinds 2014. Alle correspondentie liep via U en moest via U. Dus deze factuur dient u bij u eigen cliënt in te dienen. U heeft werkzaamheden verricht voor u cliënt en niet voor ondergetekende. De documenten zal ik in dienen en hopende dat het hiermee afgehandeld is omdat de contact persoon binnen ASR waarvan ik u de mail stuurde geen enkele twijfel wil laten bestaan over het uit te keren bedrag. We zullen afwachten of er nog aan vullende stukken toe gestuurd dienen te worden.”

2.6 Op 2 september 2024 heeft verweerster aan klager geschreven:

“In antwoord op uw bericht van 29 augustus jl. verwijs ik u naar mijn brief aan u van 3 juni 2021, waarin ik heel duidelijk verzoek niet meer met mij te corresponderen. U vindt de brief in de bijlage.
U had kunnen beginnen om cliënte een bericht te sturen en haar te vragen om de gevraagde documenten aan te leveren, zodat deze kwestie kon worden geregeld. Dat heeft u niet gedaan.
Na ontvangst van uw 1e mail heeft cliënte telefonisch contact met u gezocht om een en ander in onderling overleg te regelen, doch u nam een stoïcijnse houding aan en verbrak de verbinding. Cliënte heeft het later nogmaals geprobeerd, maar zonder resultaat.
U stuurt mij vanaf juni ’24 allerlei opdrachten om te komen tot afwikkeling van de ASR-polis. U vraagt mij dat niet, u beveelt mij. Vervolgens moet er weer andere stukken aangeleverd worden, waaronder het convenant. Stukken die u zelf zou moeten hebben, en in elk geval uw vroegere advocaat zou moeten hebben.
Verder schrijft u dat ik geen werkzaamheden heb verricht voor u. Het zal u duidelijk zijn dat ik dit bestrijd. U blijft mij schrijven, antwoord ik niet snel genoeg naar uw visie, dan krijg ik een rappel om te reageren etc..
Het is aan cliënte om al dan niet een advocaat in te schakelen, dat is haar keuze. Maar uw houding dwingt haar ertoe om toch weer contact met mij op te nemen, omdat u mij aanhoudend mails blijft sturen en cliëntes pogingen om het in overleg zonder advocaten te regelen, niet accepteert.
Hoe het ook zij, ik heb wel degelijk werkzaamheden voor u verricht en daarvoor heb ik u een declaratie gezonden.
Ik verzoek u om deze binnen een week na heden te betalen, nu de oorspronkelijke termijn van betaling inmiddels is verstreken en de declaratie onbetaald is gebleven.”

2.7 Op 6 september 2024 heeft klager aan verweerster geschreven:

“In antwoord op U bericht van 2 september jl. Laat ik beginnen dat U de volgorde van mail verkeer en datums door elkaar haalt. Het klopt dat ik mijn eerste mail op 27 mei dit jaar aan U richtte omdat U haar advocaat bent. En zelfs ik eerder opmerkte, dit bent u al sinds 2014.
Op 30-5 schrijft U zelf: “Geachte [klager], Ik heb uw mail met bijlagen doorgestuurd naar cliënte. U hoort van mij, zodra ik contact met haar heb gehad. Met vriendelijke groet, [verweerster]”. Dus zij is wel nog steeds U cliënte.
Op 1-7 stuurde ik een reminder omdat ik na 1 maand wachten nog niets vernomen had en zo moeilijk waren de vragen van ASR niet.
Op 2-7 schrijft U: “Dit dient als volgt plaats gevonden: de volledige waarde dient op een ten name van u gestelde bankrekening gestort te worden en u dient van dat bedrag een bedrag van €19.994,30 (de helft van het bedrag van € 39.988,60) te storten op een bankrekening ten name van cliënte. De bestemming van het restant gedeelte is door u zelf te bepalen”.
Op 8-7 laat ik U weten dat dit niet mag, en niet volgens de regels van de fiscus en de regels van ASR.
Op 22-7 schrift U: “Dag [klager], morgenochtend heb ik een afspraak met cliënte. U hoort dan van mij. [(…)]”
Op 23-7 schrijft U: “Geachte [klager], Alle gevraagde documenten liggen klaar en getekend in mijn dossier. U kunt het mapje komen ophalen vandaag”. Dit heb ik dan ook gedaan. Zelfs tijdens deze korte bijeenkomst heeft u niets gezegd over eventuele rekeningen die ik zou moeten betalen of dat u voor mij werkzaamheden bent aan het verrichten.
Op 26-7 schrijf ik U dat er 2 documenten ontbreken, namelijk het echtscheiding convenant en bewijs van inschrijving echtscheiding. Deze documenten zijn ook nodig zoals ASR in hun mail wat ik naar u gestuurd heb gevraagd wordt.
Op 9-8 stuur ik weer een reminder en op 12-8 schrijf u: “Geachte [klager], U beschikt toch zelf ook over deze documenten. Neem de documenten uit uw dossier en voeg ze bij. Dat is toch de makkelijkste weg, denk ik”.
U cliënte (mevrouw [S]) schrijft naar U:
“Geachte [verweerster], Dank voor Uw bericht. Mijn documenten zijn compleet, ik heb overleg gehad met A.S.R. en de tijd dringt helemaal niet! De man wil er weer een eigen draai aan geven. [(…)]
Die zelfde dag belde u cliënt, mijn ex mij om dit duidelijk te maken.
U schrijft na het ontvangen van de eerste mail dat cliënte telefonisch contact heeft gezocht om een en ander in onderling overleg te regelen, doch u nam een stoïcijnse houding aan en verbrak de verbinding. Cliënte heeft het later nogmaals geprobeerd, maar zonder resultaat.
Mijn eerste mail was op 27-5 en op 12-8 belde zij voor het eerst!
U schrijft dat na het ontvangen van de eerste mail (27-5) cliënt [S] telefonisch contact heeft gehad met mij dit is een leugen. Zoals ook de bewering dat de tijd niet dringt en dat er geen echtscheidingsconvenant en bewijs van echtscheiding aangeleverd dient te worden.
U corrigeerde dit in de mail van 14-8. Het is uw cliënte die zorg voor oponthoud U heeft het echtscheidingsconvenant erbij gehaald omdat u mij precies kon vertellen welk bedrag U cliënt krijgt.
Op 16-8 heb ik nogmaals contact gehad met ASR, deze mail heb ik u gestuurd en daar uit blijkt dat [de medewerker] niet het hele verhaal, of wel maar dat u cliënte dit gedeelte niet meer weet.
Op 29-8 stuurde ik weer een reminder om de laatste documenten door te sturen.
Op 29-8 krijg ik de mail dat ik het echtscheidingsconvenant en bewijs van inschrijving echtscheiding heb. Dit klopt niet: ASR heeft het nog in hun dossier van de vorige afwikkeling.
U heeft het steeds over U cliënte en nu de rekening betaald dient te worden ben ik opeens U cliënt.
Op 2-9 krijg ik de mail als bewijsstuk van 2-6-2021 inzake [naam]. Dat U mij verzoekt niet meer met u te corresponderen. Dit was een van de 11 rechtszaken die u voor u cliënte gedaan heeft. Zodoende vind ik het vreemd dat u van mening bent dat alle gevraagde documenten nu als een bevel aangeleverd moeten worden.
Uit ervaring met u na 11 rechtszaken kan ik zeker zeggen dat u zich niet laat bevelen door wie dan ook en zeker niet door mij.
Conclusie,
In alle mails schrijft U ik heb overleg met mijn cliënte ([S]), u belt u cliënte, en u heeft besprekingen met u cliënte.
Als ik u al opdrachten gegeven zou hebben, hoe kan het dan dat met ondergetekende geen enkel direct contact is geweest zowel telefonisch of een persoonlijk overleg.
Er is geen overeenkomst tussen U of mij, er is ook nooit een geweest! Al beweert u dit. En komt u na 3 maanden met een factuur voor de verrichte werkzaamheden. Dat naar u mening ik U allerlei opdrachten heb laten uitvoeren.
U heeft verzaakt om mij vanaf dag één (27-5) in kennis te stellen dat [S] niet meer u cliënte is en dat u geen werkzaamheden meer voor haar verricht met als mededeling dat ik zelf met [S] in overleg moet gaan om alle benodigde formulieren ingevuld te krijgen. En mocht ik dit niet willen dan kan het via U maar dan zullen er kosten gemaakt worden die u zal declareren naar mij. Als ik u deze werkzaamheden laat uitvoeren.
Er is nooit overleg geweest met U over welk uurtarief of welke voorwaardes u kantoor hanteert.
Ik zie dan ook geen enkele reden waarom ik deze factuur zou moeten betalen.
Ik heb deze reactie ook naar U cliënten gestuurd mocht zij per ongeluk de zelfde factuur ontvangen hebben en zo niet. Dan weet zij wat ze mag g aan betalen (897,82) voor een paar eenvoudige documenten aan te leveren. Wat vanaf het begin 27-5 gevraagd werd door ASR. Dan waren de werkzaamheden voor U nihil geweest. (Ik schat 10 minuten werk)
Ik zie dan ook graag U reactie tegenmoet nu U alle juiste datums en info heeft omdat het uiteraard zonde zou zijn om U kostbare tijd aan deze misvatting onnodig te besteden. […]”

2.8 Op 6 september 2024 heeft verweerster aan klager geschreven:

“Na overleg met cliënte kan ik u meedelen dat cliënte de kwestie wil afdoen en zij zal mijn declaratie voldoen. Mocht er onverhoopt nog bericht komen van ASR omtrent de afwikkeling van de polis, dan kunt u rechtstreeks met cliënte contact opnemen ofwel via app/telefoon ofwel via mail. U beschikt zowel over het telefoonnummer van cliënte als over haar mailadres.”

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende.

a) Verweerster heeft klager een factuur gestuurd voor werkzaamheden waarvoor klager geen opdracht heeft gegeven

4 VERWEER

4.1 Verweerster heeft in reactie op de klacht gesteld dat zij door klager is ingeschakeld om de kwestie met de ex-partner, verweersters voormalige cliënte, te regelen. De werkzaamheden bestonden uit veel meer dan het doorsturen van kopieën, zoals het indienen van formulieren, het corresponderen met partijen, het voeren van besprekingen met de ex-partner en het afgeven van documenten aan klager. Gelet op de gang van zaken en het feit dat de ex-partner dit onderdeel van de echtscheiding rechtstreeks met klager wilde afwikkelen, wat klager weigerde, was de ex-partner van mening dat klager de factuur voor de werkzaamheden zou moeten krijgen en betalen. Daarom heeft verweerster hem een factuur gestuurd. Uiteindelijk heeft verweerster na overeenstemming met de ex-partner besloten dat de ex-partner de factuur zou betalen. De factuur is op 6 september 2024 gecrediteerd, maar de boekhouding heeft verzuimd de creditering aan klager te sturen. Dat is inmiddels wel gebeurd volgens verweerster.

4.2 Verweerster wijst erop dat zij zich nimmer onnodig grievend heeft uitgelaten jegens de wederpartij, nooit feiten heeft geponeerd waarvan zij de onwaarheid kende of redelijkerwijs kon kennen en dat zij de belangen van klager niet heeft geschaad. Ook is de zaak correct en voor beide partijen conform het echtscheidingsconvenant afgewikkeld.

5 BEOORDELING

Bestond er een advocaat-cliëntrelatie?

5.1 De raad dient voor het te hanteren toetsingskader, maar ook de inhoudelijke beoordeling, allereerst vast te stellen of tussen klager en verweerster een advocaat-cliëntrelatie heeft bestaan. De raad is van oordeel dat dit niet het geval is. Dat wordt als volgt toegelicht.

5.2 Niet in geschil is dat verweerster de ex-partner van klager heeft bijgestaan in de echtscheidingsprocedure. Daarin heeft zij dus, kennelijk al sinds 2014, opgetreden als de advocaat van de wederpartij van klager. Dit heeft geleid tot een echtscheidingsconvenant, op basis waarvan onder meer een verzekeringsuitkering moest worden verdeeld. Om die verdeling te bewerkstelligen, heeft klager contact gehad met verweerster om de benodigde documenten te verkrijgen. In dat contact, zoals onweersproken volgt uit klagers e-mail van 6 september 2024, heeft verweerster de ex-partner voortdurend bestempeld als haar cliënte. De enkele omstandigheid dat klager verweerster om het aanleveren van documenten heeft gevraagd, ten behoeve van de verdeling die ten bate van verweersters eigen cliënte was, levert geen advocaat-cliëntrelatie op. Relevant daarbij is dat verweerster ook in haar eigen urenspecificatie niet klager, maar de ex-partner als cliënt beschouwde. Klager moet dan ook – enkel – worden beschouwd als de wederpartij. Verweerster lijkt dat ook te onderkennen, gelet op haar verweer dat onder overweging 4.2 is opgenomen.

Toetsingskader

5.3 Dat betekent dat de raad de klacht zal beoordelen aan de hand van het volgende toetsingskader.
Deze zaak betreft een klacht over de advocaat van de wederpartij. Voor alle advocaten geldt dat zij partijdig zijn en in principe alleen de belangen van hun eigen cliënt hoeven te behartigen. Zij hebben veel vrijheid om te doen wat in het belang van hun cliënt nodig is, maar die vrijheid is wel begrensd. Advocaten mogen de belangen van de wederpartij niet onnodig of op een ontoelaatbare manier schaden. Zij mogen zich bijvoorbeeld niet onnodig kwetsend uitlaten over de wederpartij. Ook mogen advocaten niet bewust onjuiste informatie verschaffen. Daarbij geldt dat advocaten er in beginsel van mogen uitgaan dat de informatie die zij van hun cliënt hebben gekregen juist is. Slechts in uitzonderingsgevallen zijn advocaten gehouden de juistheid van die informatie te controleren. Tot slot hoeven advocaten in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat zij voor hun cliënt willen bereiken, opweegt tegen het nadeel dat zij aan de wederpartij toebrengen.

Mocht verweerster een factuur sturen?

5.4 Verweerster heeft klager een factuur gestuurd omdat hij volgens haar opdracht zou hebben gegeven voor het verzamelen van documenten. Zoals hiervoor al is overwogen, heeft klager enkel om die documenten verzocht om de verdeling te kunnen regelen ten behoeve van verweersters cliënte. Door de wederpartij een rekening te sturen voor de werkzaamheden die in het belang van verweersters eigen cliënte waren, heeft verweerster klager op ontoelaatbare wijze onder druk gezet en zijn belangen onnodig geschaad. Als haar cliënte geen advocaatkosten wilde maken en rechtstreeks contact met klager wenste, dan had verweerster díe boodschap kunnen doorgeven aan klager. Het plotseling versturen van een factuur aan de wederpartij is in strijd met de kernwaarde (financiële) integriteit. Dat de factuur uiteindelijk is betaald door de cliënte van verweerster, doet er niet aan af dat verweerster hiermee tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De klacht is dus gegrond.

6 MAATREGEL

6.1 Verweerster heeft ontoelaatbaar gehandeld richting haar wederpartij door klager een factuur te sturen voor de werkzaamheden in het kader van de belangenbehartiging voor haar cliënte. Daarmee heeft zij in strijd gehandeld met de kernwaarde (financiële) integriteit.

6.2 De raad acht dit ernstig omdat verweerster het vertrouwen in de advocatuur hiermee aanzienlijk heeft geschaad. Partijen in een juridisch geschil moeten er immers op kunnen vertrouwen dat zij met de advocaat van hun wederpartij kunnen corresponderen over een kwestie, zonder dat zij daar plotseling zelf een factuur voor ontvangen. Vanwege de ernst van de geschonden norm, die ziet op de financiële integriteit van verweerster, is de raad van oordeel dat niet volstaan kan worden met een berisping. Voor het herstel van het vertrouwen in de advocatuur acht de raad het noodzakelijk dat er een schorsing wordt opgelegd aan verweerster. Daarbij gaat de raad er evenwel vanuit dat het hiervoor beschreven handelen, gelet op blanco tuchtrechtelijk verleden, een eenmalige misstap is geweest van verweerster en dat zij met inachtneming van deze maatregel in de toekomst weer juist zal handelen bij financiële aangelegenheden. De raad zal de schorsing daarom geheel voorwaardelijk opleggen. Wel ziet de raad daarin reden om de voorwaardelijke schorsing van (iets) langere duur te laten zijn dan wanneer sprake was geweest van een onvoorwaardelijke schorsing. Daarmee beoogt de raad verweerster ervan te doordringen dat zij in vergelijkbare situaties anders moet handelen dan het zonder grondslag in rekening brengen van kosten bij de wederpartij. Deze langere maar geheel voorwaardelijke schorsing zal daarbij als stok achter de deur fungeren. De raad acht een voorwaardelijke schorsing van vier weken daarbij nodig.

6.3 Bij de hoogte van de maatregel heeft de raad ook meegewogen dat verweerster ter zitting van de raad geen verantwoording heeft afgelegd over haar handelen. Zij was namelijk niet aanwezig op de zitting, terwijl de raad de nodige vragen had over haar handelen. Zo heeft zij in de stukken tegenstrijdige verklaringen afgelegd op wiens initiatief de factuur aan klager is gestuurd: was dit op haar eigen initiatief omdat zij vond dat sprake was van een opdrachtrelatie met klager of vond haar cliënte dat klager daarvoor moest betalen? Bij gebrek aan opheldering daarover, ziet de raad ook geen omstandigheden die zouden moeten leiden tot een minder zware maatregel.

6.4 Overigens geeft de raad aan verweerster nog wel mee dat, als haar betoog dat sprake was van een opdracht van klager wél gevolgd had kunnen worden, er ook dan nog sterke twijfels waren of verweerster zou hebben voldaan aan haar verplichtingen om de cliënt te identificeren, om een opdrachtbevestiging met heldere, financiële afspraken te sturen over de omvang en kosten van de werkzaamheden en om te voorkomen dat zij tegenstrijdige belangen behartigde van enerzijds klager en anderzijds de ex-partner. Ook daarop dient verweerster in de toekomst bedacht te zijn.

7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1 Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerster op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door.

7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 50,- reiskosten van klager,
b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
c) € 500,- kosten van de Staat.

7.3 Verweerster moet het bedrag van € 50,- aan reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klager. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door.

7.4 Verweerster moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.


BESLISSING

De raad van discipline:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt aan verweerster de maatregel van schorsing voor de duur van vier weken op;
- bepaalt dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd tenzij de raad van discipline later anders mocht bepalen op de grond dat verweerster de navolgende voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als voorwaarde dat verweerster zich binnen de hierna te melden proeftijd niet opnieuw schuldig maakt aan een in artikel 46 van de Advocatenwet bedoelde gedraging;
- stelt de proeftijd op een periode van twee jaar, ingaande op de dag dat deze beslissing onherroepelijk wordt.
- veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager;
- veroordeelt verweerster tot betaling van de reiskosten van € 50,- aan klager, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in overweging 7.3;
- veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in overweging 7.4;
- bepaalt dat de in artikel 8a lid 3 Advocatenwet bepaalde termijn wordt verkort tot twee jaar.

Aldus beslist door mr. E. Loesberg, voorzitter, mrs. M.J. Hoekstra en W.A.A.J. Fick-Nolet, leden, bijgestaan door mr. M.A.A. Traousis als griffier en uitgesproken in het openbaar op 10 juni 2025.


Griffier Voorzitter

Verzonden op: 10 juni 2025