ECLI:NL:TADRSHE:2025:95 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-829/DB/LI
ECLI: | ECLI:NL:TADRSHE:2025:95 |
---|---|
Datum uitspraak: | 10-06-2025 |
Datum publicatie: | 11-06-2025 |
Zaaknummer(s): | 24-829/DB/LI |
Onderwerp: | Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk |
Beslissingen: | Beslissing op verzet |
Inhoudsindicatie: | Verzet ongegrond. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch
van 10 juni 2025
in de zaak 24-829/DB/LI
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter
van de raad van discipline van 30 december 2024 op de klacht van:
klager
gemachtigde: [vader van klager]
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 13 mei 2024 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 13 november 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K24-056 van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 30 december 2024 (ECLI:NL:TADRSHE:2024:183) heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op diezelfde datum verzonden aan partijen.
1.4 Op 25 januari 2025 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 28 april 2025. Daarbij was de gemachtigde van klager aanwezig. Verweerder is, zoals hij voorafgaand heeft medegedeeld, niet verschenen.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift.
2 VERZET
2.1 De gronden van verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager zich niet kan verenigen met het oordeel van de voorzitter. Daartoe voert klager het volgende aan:
a) Ten aanzien van klachtonderdeel a) had verweerder, gezien het feit dat hij wist dat klager niet meer woonachtig was op het adres in Driebergen, de moeite moeten nemen om een kopie van de dagvaarding aan de vader van klager te sturen. Verweerder wist dat de vader van klager zijn vertegenwoordiger was. Het kan niet anders dan dat verweerder dit met opzet niet heeft gedaan.
b) Ten aanzien van klachtonderdeel b) heeft verweerder bewust aangestuurd op een rechtsgang. Verweerder was daarnaast bekend met de ziekte van de vader van klager, omdat dit meerdere keren telefonisch is medegedeeld aan zijn medewerksters. Het moedwillig negeren van deze omstandigheden en het bewust negeren van de pogingen om tot een minnelijke oplossing te komen, is in strijd met gedragsregel 5.
3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzet-gronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Daarmee hoeft in redelijkheid niet te worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Wel geeft de raad aan klager mee dat het inderdaad, hoewel niet vereist, chiquer was geweest als verweerder de vader van klager telefonisch te woord had gestaan, los van de vraag of zijn cliënte al dan niet bereid was om een schikking te treffen.
4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. E. Loesberg, voorzitter, mrs. M.J. Hoekstra en W.A.A.J. Fick-Nolet, leden, bijgestaan door mr. M.A.A. Traousis als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 10 juni 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 10 juni 2025