ECLI:NL:TADRARL:2025:155 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 25-249/AL/MN
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2025:155 |
---|---|
Datum uitspraak: | 10-06-2025 |
Datum publicatie: | 12-06-2025 |
Zaaknummer(s): | 25-249/AL/MN |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is uit de stukken niet gebleken dat verweerster zich onnodig grievend heeft uitgelaten over klager tijdens een zitting of in stukken. Verder mocht verweerster naar het oordeel van de voorzitter zonder nader onderzoek afgaan op de van haar cliënte G ontvangen informatie en die informatie tijdens de zitting op 2 november 2023 namens G voorlezen en verwerken in processtukken. Klager heeft tegen die vermeende onjuistheden en feiten verweer kunnen voeren. Klacht kennelijk ongegrond. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 10 juni 2025
in de zaak 25-249/AL/MN
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over
verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief met bijlagen volgens de inventarislijst van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 14 april 2025 met kenmerk 2359692.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Klager en een broer hebben een civiele procedure aangespannen bij de rechtbank Maastricht in verband met een geschil over de nalatenschap van hun moeder, erflaatster. Verweerster heeft in deze procedure drie kleinkinderen van erflaatster, de gedaagden M, G en V, bijgestaan.
1.2 Op 2 november 2023 heeft een zitting bij de rechtbank plaatsgevonden. Verweerster
en gedaagde M waren daarbij aanwezig. Verweerster heeft tijdens deze zitting een verklaring
van gedaagde G voorgelezen. Deze verklaring is door verweerster niet aan de rechtbank
overlegd. In het proces-verbaal van de zitting staat hierover opgenomen:
De rechter heeft hiervan kennis genomen en meegedeeld dat deze “hartekreet”, aldus
de rechter, niet zal worden meegenomen in de beoordeling.
1.3 Op 21 juli 2024 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) zich onnodig grievend uit te hebben gelaten over klager, waardoor klager in zijn goede naam en reputatie is beschadigd;
b) ten onrechte feitelijke informatie te hebben verstrekt waarvan zij wist, dan wel had behoren te weten dat deze onjuist is.
2.2 Ter toelichting op zijn verwijten heeft klager het volgende aangevoerd. Verweerster heeft tijdens de zitting op 2 november 2023 een verklaring van G voorgelezen ter toelichting op haar afwezigheid. Als een van de redenen werd genoemd dat G niet in dezelfde ruimte wilde zijn als eisers, waaronder klager. In die verklaring stond verder vermeld dat G nog te verdrietig zou zijn door het overlijden van haar vader, de broer van eisers, die door zelfmoord was overleden. Dit door de demonen uit het verleden, “als gevolg van het seksueel misbruik door zijn broers gedurende zijn jeugd”. Verweerster heeft ook voorgelezen dat haar cliënte een contactverbod zou aanvragen bij de rechter tegen de eisers, zodat ze hen nooit meer hoefde te zien. Volgens klager voegde verweerster daar zelf toen aan toe dat dat natuurlijk niet tijdens die zitting kon. De door verweerster voorgelezen verklaring van G was volgens klager duidelijk niet bedoeld om haar afwezigheid toe te lichten maar een middel om onjuiste aantijgingen over eisers onder de aandacht van de rechter te brengen. Deze onware kwaadsprekerij gebeurde bovendien op een openbare zitting. Verweerster had de plicht en mogelijkheid om een andere afweging te maken in de belangenbehartiging van haar cliënte G. Door geen enkele verantwoording te nemen voor de informatie die namens G naar voren heeft gebracht, ook tijdens de zitting, heeft zij tuchtrechtelijk gehandeld, aldus klager.
3 VERWEER
Klachtonderdeel a)
3.1 Verweerster betwist dat zij zich in processtukken of tijdens de zitting in de procedure tussen klager en haar cliënten nodeloos grievend over klager heeft uitgelaten. Dat blijkt ook niet uit de stukken. Tijdens de zitting heeft zij de eigen verklaring van G rustig en zonder enige stemverheffing voorgelezen. Zoals uit het proces-verbaal van de zitting volgt heeft de rechter die verklaring als een hartenkreet van G beschouwd en verder niet betrokken bij de beoordeling. Ook in haar conclusie van antwoord voor de rol van 7 juni 2023 heeft zij zich namens haar cliënten neutraal en zakelijk uitgelaten. Klager kon zich verweren tegen door haar namens haar cliënten ingenomen standpunten. Dat deze hem onwelgevallig waren, maakt nog niet dat verweerster daarom tuchtrechtelijk heeft gehandeld.
Klachtonderdeel b)
3.2 Verweerster had geen reden om te veronderstellen dat de informatie in de verklaring van G onjuist was en zij mocht daarop afgaan zonder verder onderzoek. G heeft in de door verweerster voorgelezen verklaring over de reden van de zelfmoord van haar vader geschreven en ook vermeld dat haar vader alles had opgeschreven in een document dat naar de hele familie, waaronder ook aan klager, was gemaild. Klager was daarmee kennelijk al bekend.
4 BEOORDELING
Maatstaf
4.1 Deze zaak betreft een klacht tegen de advocaat van de wederpartij van klager. Voor alle advocaten geldt dat zij in principe alleen de belangen van hun eigen cliënt hoeven te behartigen. Niet voor niets is partijdigheid een belangrijke kernwaarde voor advocaten (artikel 10a Advocatenwet). Zij hebben veel vrijheid om te doen wat in het belang van hun cliënt nodig is. Wel moeten zij voorkomen dat zij de belangen van de wederpartij onnodig en op ontoelaatbare wijze schaden. Advocaten mogen zich bijvoorbeeld niet onnodig kwetsend uitlaten over de wederpartij. Ook mogen zij niet bewust onjuiste informatie verschaffen om daarmee de rechter te misleiden. Verder geldt dat advocaten ervan mogen uitgaan dat de informatie die zij van hun cliënt hebben gekregen juist is. Tot slot hoeven zij in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat zij voor hun cliënt willen bereiken met de middelen waarvan zij zich bedienen, opweegt tegen het nadeel dat zij daarmee aan de wederpartij toebrengen.
4.2 De tuchtrechter toetst verder het aan de advocaat verweten handelen of nalaten aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen, waaronder de kernwaarden zoals omschreven in artikel 10a Advocatenwet. De tuchtrechter is niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen, gezien ook het open karakter van de norm van de in artikel 46 Advocatenwet genoemde behoorlijkheidsnorm, wel van belang zijn. Of sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per geval beoordeeld.
4.3 De voorzitter zal de klacht aan de hand van deze maatstaf beoordelen.
Klachtonderdeel a)
4.4 Uit de stukken is de voorzitter niet gebleken dat verweerster zich onnodig grievend heeft uitgelaten over klager. Verweerster mocht tijdens de zitting op 2 november 2023 een persoonlijke verklaring van een van haar cliënten voorlezen. De persoonlijke verklaring van cliënte G heeft verweerster na het voorlezen niet aan de rechtbank overhandigd en is dan ook niet aan het procesdossier van de rechtbank toegevoegd. Uit het proces-verbaal van de zitting volgt dat de rechter toen aan partijen duidelijk heeft gemaakt dat de inhoud van die verklaring als een hartenkreet wordt beschouwd en niet bij de beoordeling van het voorliggende geschil zal worden betrokken. Voor zover verweerster de verklaring van G al op een volgens klager onbetamelijke wijze heeft voorgelezen, dat wordt door verweerster betwist, dan had het op de weg van de advocaat van klager gelegen om dat tijdens de zitting aan de orde te stellen. Dat dat is gebeurd, volgt niet uit de stukken. Ook overigens is de voorzitter uit de stukken niet gebleken dat verweerster zich in de procedure onnodig grievend over klager heeft uitgelaten. Dat klager dat zo heeft ervaren, maakt nog niet dat verweerster voor haar optreden een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.
4.5 Op grond van het voorgaande is naar het oordeel van de voorzitter niet komen vast te staan dat verweerster de grenzen van de haar toekomende vrijheid als advocaat van de wederpartij van klager heeft overschreden. Verweerster treft in deze tuchtrechtelijk geen verwijt. De voorzitter zal klachtonderdeel a) kennelijk ongegrond verklaren.
Klachtonderdeel b)
4.6 Klager verwijt verweerster dat zij in de procedure stellingen en feiten naar voren heeft gebracht waarvan zij wist, of had moeten weten, dat deze onjuist waren. Naar het oordeel van de voorzitter mocht verweerster zonder nader onderzoek afgaan op de van haar cliënte G ontvangen informatie en die informatie tijdens de zitting op 2 november 2023 namens G voorlezen en verwerken in processtukken. Klager heeft tegen die vermeende onjuistheden en feiten verweer kunnen voeren. Het behoort verder niet tot de taak van de tuchtrechter om over de juistheid van feiten en standpunten in een geschil een oordeel te geven. Dat is voorbehouden aan de behandelend rechter, tenzij duidelijk is dat de verwerende advocaat de hierboven genoemde maatstaf heeft overtreden. Daarvan is de voorzitter uit de stukken niet gebleken.
4.7 Nu verweerster tuchtrechtelijk geen verwijt treft, zal ook klachtonderdeel
b) kennelijk ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht in alle onderdelen, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk
ongegrond.
Aldus beslist door mr. O.P. van Tricht, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door
mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 10 juni 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden op : 10 juni 2025