ECLI:NL:TADRSGR:2025:111 Raad van Discipline 's-Gravenhage 24-964/DH/RO
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2025:111 |
---|---|
Datum uitspraak: | 02-06-2025 |
Datum publicatie: | 10-06-2025 |
Zaaknummer(s): | 24-964/DH/RO |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Raadsbeslissing. Klacht tegen de eigen advocaat. Verweerder heeft klaagster volledig in de steek gelaten, terwijl zij wel het door verweerder bedongen voorschot heeft betaald. Verweerder reageert niet op verzoeken van de deken en laat ook bij de tuchtrechter verstek gaan. Sprake van meerdere soortgelijke zaken tegen dezelfde advocaat. Schrapping. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 2 juni 2025 in de
zaak 24-964/DH/RO
naar aanleiding van de door:
klaagster
ingediende klacht over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 15 oktober 2024 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten
in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 9 december 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk A 2024/217
kh van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 7 april 2025. Partijen
zijn – hoewel behoorlijk opgeroepen – niet ter zitting verschenen. Circa een uur voor
de zitting heeft klaagster telefonisch contact opgenomen met de griffie en medegedeeld
dat zij niet ter zitting aanwezig zou zijn; zij had zich vergist in de tijd en was
al om 11.00 uur aanwezig in het gerechtsgebouw. Omdat zij niet tot 16.20 uur (het
aanvangstijdstip van de zitting) kon wachten is zij terug naar huis gegaan.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van
de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 9.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier
en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Klaagster heeft zich in 2024 tot verweerder gewend met het verzoek haar letselschadezaak
tegen […] voor haar te behandelen.
2.3 Klaagster heeft verweerder voor zijn werkzaamheden een voorschot van ruim
EUR 1.000,- betaald.
2.4 Per e-mail van 7 oktober 2024 heeft klaagster het volgende aan verweerder
bericht:
“aangezien je niet opneemt stuur ik je dit bericht.
Je hebt mij al meerdere malen beloofd dat ik een opzet van je zou krijgen van de
brief aan […] maar ik heb tot op vandaag nog niets van je ontvangen.
Maanden geleden heb ik jou ruim € 1000,- betaald om mij te helpen een vergoeding
te krijgen (…)
Ik vind het zeer vervelend dat je niet meer te bereiken bent en op dit moment denk
ik erover na om jou aan te geven bij de orde van advocaten, zo ga je namelijk niet
met betalende klanten om! (…)
Dus of je gaat mij helpen en bereikbaar zijn voor me. Ook ga je een opzet maken
en dan de brief versturen en alles in werking zetten, of ik geef je aan.”
2.5 Op 15 oktober 2024 heeft klaagster onderhavige klacht ingediend.
2.6 Op 25 november 2024 heeft verweerder zich uitgeschreven als advocaat.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk
verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij op
geen enkele manier te bereiken is en niet de gevraagde diensten levert, terwijl daar
wel een voorschot van ruim EUR 1.000,- voor is betaald.
4 VERWEER
4.1 Verweerder is door de deken in de gelegenheid gesteld zich schriftelijke
tegen de klacht te verweren maar heeft daarvan geen gebruik gemaakt. Evenmin is hij
ter zitting verschenen om verweer te voeren.
5 BEOORDELING
Toetsingskader
5.1 Naar vaste jurisprudentie van het hof van discipline dient de tuchtrechter
bij de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht het aan de advocaat
verweten handelen of nalaten te toetsen aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven
normen, onder andere
inhoudende dat advocaten zich dienen te onthouden van enig handelen of nalaten dat
een behoorlijk advocaat niet betaamt. Artikel 10a van de Advocatenwet bevat de kernwaarden,
zoals onafhankelijkheid, (financiële) integriteit, partijdigheid en vertrouwelijkheid
die
advocaten bij de uitoefening van hun beroep in acht dienen te nemen.
Beoordeling klacht
5.2 De klacht komt er in de kern op neer dat verweerder niet (meer) reageert
en de gemaakte afspraak voor het verlenen van rechtsbijstand niet nakomt. Dat verwijt
is gegrond. Klaagster heeft zich daarom tot de deken gewend, maar ook op berichten
van de deken heeft verweerder niet gereageerd. Ter zitting bij de raad is verweerder
evenmin verschenen. Verweerder bemoeilijkt daarmee in ernstige mate het toezicht door
de deken en de beoordeling van het verweten handelen door de tuchtrechter. Hij laat
klaagster bovendien in de steek. Dat klemt te meer, nu klaagster een voorschot van
tenminste EUR 1.000,- heeft betaald. De raad verklaart de klacht dan ook gegrond.
5.3 Gelet op het hetgeen hiervoor (onder 5.2) is overwogen is de raad van oordeel
dat verweerder jegens klaagster niet de zorgvuldigheid heeft betracht die bij een
behoorlijke rechtshulpverlening betaamt.
6 MAATREGEL
6.1 De raad is van oordeel dat de maatregel van schrapping moet worden opgelegd.
Hoewel dit een vergaande sanctie is, acht de raad deze maatregel in dit geval passend
omdat verweerder klaagster volledig in de steek heeft gelaten, terwijl zij wel het
door verweerder bedongen voorschot had betaald. De raad is ambtshalve bekend met meerdere
soortgelijke klachten die tegen verweerder zijn ingediend. In twee daarvan (24-844/DH/RO
en 25-028/DH/RO) heeft de raad op 12 mei 2025 beslist en aan verweerder de maatregel
schrapping opgelegd. Ook in die zaken ging het om het niet verlenen van rechtsbijstand,
het voor de cliënt onbereikbaar zijn en het uitschrijven als advocaat na betaling
door de cliënt van een door verweerder bedongen voorschot. Net als in onderhavige
zaak reageerde verweerder ook in deze klachtzaken niet op verzoeken van de deken en
liet hij verstek gaan bij de tuchtrechter. Met name het feit dat verweerder kennelijk
op geen enkele wijze verantwoording wenst af te leggen, maakt dat de raad van oordeel
is dat voor verweerder geen plaats is op het tableau.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel
46e lid 5 Advocatenwet het door klaagster betaalde griffierecht van € 50,- aan haar
vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klaagster
geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk
aan (de waarnemer van) verweerder door.
7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond
van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
b) € 500,- kosten van de Staat.
7.3 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder a en b genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van schrapping op;
- ingaande op de tweede dag na het onherroepelijk worden van deze beslissing;
- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klaagster;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de
Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald
in 7.3.
Aldus beslist door mr. A. van Luijck, voorzitter, mrs. A.N. Kampherbeek en H. Warendorp Torringa, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken in het openbaar op 2 juni 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 2 juni 2025