ECLI:NL:TGDKG:2025:50 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/760440 / DW RK 24/414 HE/RH

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2025:50
Datum uitspraak: 28-04-2025
Datum publicatie: 12-06-2025
Zaaknummer(s): C/13/760440 / DW RK 24/414 HE/RH
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster heeft meerdere malen verzocht om haar dossiers. De gerechtsdeurwaarder heeft gesteld dat klaagster concreet moet aangegeven welke stukken zij mist en heeft meerdere malen meegedeeld dat zij online inzage heeft in haar dossiers. Gebleken is echter dat digitaal alleen lopende dossiers en niet oudere, afgesloten dossiers kunnen worden ingezien. Bovendien heeft klaagster verklaard dat het haar niet lukt om in te loggen. Door te blijven benadrukken dat klaagster moet inloggen, miskent de gerechtsdeurwaarder dat niet elke debiteur over digitale mogelijkheden en vaardigheden beschikt. Klaagster is het overzicht over haar financiën in de loop der jaren kwijt geraakt en is niet in staat specifiek aan te geven welke stukken zij mist. De gerechtsdeurwaarder kan dan niet volstaan met de mededeling dat klaagster een concreet stuk moet noemen. Niet gebleken is dat de gerechtsdeurwaarder in voldoende mate heeft voldaan aan het verzoek van klaagster om haar de dossiers te doen toekomen. De kamer komt daarom tot het oordeel dat dit klachtonderdeel gegrond is. Maatregel van waarschuwing opgelegd.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 28 april 2025 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 26 november 2024 met zaaknummer C/13/756269 / DW RK 24/322 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/760440 / DW RK 24/414 HE/RH ingesteld door:

[..],

wonende te [..],

klaagster,

tegen:

[..],

gerechtsdeurwaarder te [..],

beklaagde,

gemachtigde: [..].

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 3 september 2024, heeft klaagster een klacht ingediend tegen (het kantoor van) van de gerechtsdeurwaarder. Klaagster heeft haar klacht aangevuld bij e-mail met bijlage, ingekomen op 10 september 2024. Bij verweerschrift met bijlagen, ingekomen op 4 oktober 2024, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.

Bij beslissing van 26 november 2024 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Aan klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij e-mail van 26 november 2024 en bij brief van 28 november 2024. Bij e-mail van 27 november 2024 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 17 maart 2025 alwaar klaagster en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 28 april 2025.

1. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

- de gerechtsdeurwaarder heeft sinds december 2021 meerdere dossiers van klaagster in behandeling gekregen.

- bij e-mail van 24 juli 2024 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster een specificatie van de betalingsachterstand in dossiernummer [..] aan klaagster verzonden.

- hierop is veelvuldig tussen klaagster en de gerechtsdeurwaarder gecorrespondeerd.

- op 4 december 2024 heeft de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder aan klaagster meegedeeld dat zij kan inloggen in haar dossier en dat daarnaast bekeken kan worden of er alsnog stukken verstrekt kunnen worden.

3. De oorspronkelijke klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat:

a: de gerechtsdeurwaarder weigert mee te werken aan een oplossing;

b: de gerechtsdeurwaarder weigert het volledige dossier van klaagster te geven, met als gevolg dat klaagster niet met haar advocaat kan kijken waar het misgaat;

c: er gedreigd wordt met beslag op een dossier dat al in september 2023 voldaan is.

4. De beslissing van de voorzitter

4.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Klachten kunnen niet worden gericht tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor. In het verweer heeft bovengenoemde gerechtsdeurwaarder zich opgeworpen als beklaagde. Hiermee is in de aanhef van de beslissing rekening gehouden. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de voorzitter dat uit de overgelegde producties blijkt dat de gerechtsdeurwaarder wel degelijk wil meewerken aan een oplossing. Zo is meermalen een betalingsregeling met klaagster afgesproken, maar is klaagster de voorwaarden voor de regeling niet goed nagekomen. Voor zover klaagster zich op het standpunt stelt dat ze gedupeerde van de toeslagenaffaire is en in aanmerking komt voor kwijtschelding, overweegt de voorzitter dat uit het verweerschrift blijkt dat de kwijtschelding alleen betrekking heeft op facturen van vóór 1 juni 2021. De openstaande facturen zijn van na 1 juni 2021. Indien klaagster een beroep wil doen op kwijtschelding, zal zij zich tot de Sociale Banken Nederland moeten wenden. Er kan de gerechtsdeurwaarder geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt op dit klachtonderdeel.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de voorzitter dat uit de overgelegde producties blijkt dat aan klaagster meermalen een overzicht van openstaande vorderingen is verstrekt. Tevens is klaagster gewezen op de online inzage module. Klaagster heeft niet duidelijk aangegeven welke gegevens zij nog wenst te ontvangen van de gerechtsdeurwaarder. In het verweerschrift heeft de gerechtsdeurwaarder aangegeven alsnog bereid te zijn om ontbrekende stukken aan klaagster toe te sturen.

Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is op dit klachtonderdeel niet gebleken.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel c overweegt de voorzitter dat de gerechtsdeurwaarder in het verweerschrift heeft gesteld dat er sinds juni 2024 nog maar één lopend dossier van klaagster openstaat. Klaagster heeft niet aannemelijk gemaakt dan wel met stukken onderbouwd dat zij dit dossier reeds in september 2023 heeft voldaan, dan wel dat zij in september 2023 betalingen heeft verricht. Dit klachtonderdeel wordt als kennelijk ongegrond afgewezen.

4.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

5. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster het volgende aangevoerd.

5.1 Ten aanzien van 4.2 van de bestreden beslissing merkt klaagster op dat in 2023 beslag is gelegd onder haar werkgever op haar inkomen en op haar banksaldo. Zij kreeg een voorstel aangeboden maar daar moest zij zo snel op regeren dat het niet tot stand is gekomen.

5.2 Ten aanzien van 4.3 van de beslissing merkt klaagster op dat zij de gerechtsdeurwaarder meermaals heeft gevraagd om producties, ook van de beslagleggingen en kopieën van brieven. Zij kreeg echter slechts een overzicht van één blad en een vonnis. Klaagster heeft recht op haar dossiers.

5.3 De bedragen uit de beslagen zijn allemaal voldaan. Bij het bankbeslag is € 2.600 ingehouden, het overschot heeft klaagster nog niet terugontvangen.

6. Het verweer in verzet van de gerechtsdeurwaarder

In verzet heeft de gerechtsdeurwaarder de door klaagster aangevoerde gronden gemotiveerd betwist. Voor zover nodig wordt hierna op dat verweer ingegaan.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Ter zitting heeft klaagster meegedeeld dat het met name gaat over het ontbreken van overzicht omdat klaagster niet kan inloggen en zij niet de beschikking krijgt over haar dossiers. Doordat zij niet beschikt over alle stukken ontbreekt het overzicht.

7.2 Uit het verweerschrift en hetgeen klaagster heeft aangevoerd blijkt dat zij meerdere malen heeft verzocht om haar dossiers. De gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder heeft gesteld dat klaagster concreet moet aangegeven welke stukken zij mist en heeft daarnaast meerdere malen meegedeeld dat zij online inzage heeft in haar dossiers. Naar het oordeel van de kamer is dit niet voldoende. Ter zitting heeft de gerechtsdeurwaarder verklaard dat digitaal alleen lopende dossiers en niet oudere, afgesloten dossiers kunnen worden ingezien. Bovendien heeft klaagster verklaard dat het haar niet lukt om in te loggen. Door te blijven benadrukken dat klaagster moet inloggen, miskent de gerechtsdeurwaarder dat niet elke debiteur over digitale mogelijkheden en vaardigheden beschikt.

Klaagsters verzoek ziet verder op de volledige inhoud van de dossiers, inclusief correspondentie (met klaagster), vonnissen, uitgebrachte exploten en betalingen. Klaagster is het overzicht over haar financiën in de loop der jaren kwijt geraakt en is niet in staat specifieker te zijn. De gerechtsdeurwaarder kan alsdan niet volstaan met de mededeling dat klaagster een concreet stuk moet noemen. De gerechtsdeurwaarder dient daarvoor voorzieningen te treffen. Gezien het voorgaande is niet gebleken dat de gerechtsdeurwaarder in voldoende mate heeft voldaan aan het verzoek van klaagster om haar de dossiers te doen toekomen. De kamer komt daarom tot het oordeel dat dit klachtonderdeel gegrond is.

7.3 De kamer overweegt ten aanzien van de overige verzetsgronden dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De kamer is het met dat deel van de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient op die punten dan ook ongegrond te worden verklaard.

7.4 Op grond van het voorgaande dient het verzet en de klacht gedeeltelijk gegrond te

worden verklaard. De beslissing van de voorzitter kan niet in stand blijven en dient te

worden vernietigd.

7.5 De kamer ziet naar aanleiding van het overwogene onder 7.2 de maatregel van waarschuwing op te leggen. Bij deze stand van zaken ziet de kamer geen aanleiding om de gerechtsdeurwaarder te veroordelen in de kosten van de procedure. Omdat de klacht deels gegrond is, dient de gerechtsdeurwaarder wel aan klaagster het betaalde griffierecht te vergoeden, alsmede de door klaagster gemaakte (forfaitair) gemaakte kosten.

7.6 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De kamer voor gerechtsdeurwaarders:

- verklaart het verzet ten aanzien van verzetsgrond 5.2 gegrond en

vernietigt de bestreden beslissing van de voorzitter voor wat betreft

overweging 4.3;

- verklaart klachtonderdeel b van de oorspronkelijke klacht gegrond;

- verklaart het verzet ongegrond ten aanzien van verzetsgronden 5.1 en 5.3;

- legt de gerechtsdeurwaarder voor het gegronde deel van de klacht de

maatregel van waarschuwing op;

- veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de proceskosten van klaagster, te

begroten op € 50,-, te voldoen nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden;

- veroordeelt de gerechtsdeurwaarder tot betaling aan klaagster van het

griffiegeld van 50,-, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden.

Aldus gegeven door mr. J.H.J. Evers, plaatsvervangend-voorzitter, mr. L. Voetelink en mr. H.A. Roos, leden, uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 april 2025, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen het deel waarbij het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ongegrond is verklaard, staat geen rechtsmiddel open.

Tegen het deel waarbij de beslissing van de voorzitter is vernietigd en alsnog op de klacht is beslist, kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.