ECLI:NL:TADRSHE:2025:88 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-880/DB/OB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2025:88
Datum uitspraak: 26-05-2025
Datum publicatie: 06-06-2025
Zaaknummer(s): 24-880/DB/OB
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Raadbeslissing. Klacht over de eigen advocaat over de kwaliteit van de dienstverlening. Uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht is naar het oordeel van de raad niet gebleken dat verweerster aan klager heeft toegezegd dat zij hem in de strafzaak zou bijstaan. Bij die stand van zaken kan verweerster niet tuchtrechtelijk worden verweten dat zij niet aanwezig is geweest bij het politieverhoor en dat zij geen verzet heeft ingesteld tegen de strafbeschikking. Omdat verweerster klager in de OTS-procedure evenmin heeft bijgestaan, kan van de door klager verweten (ontijdige) onttrekking in die zaak geen sprake zijn. De klacht dat verweerster klager heeft beticht van het niet betalen van een factuur van € 321,00, die, aldus klager, nimmer is verzonden en mogelijk ook niet bestaat mist tot slot feitelijke grondslag. Ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van 26 mei 2025

in de zaak 24-880/DB/OB

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerster

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Op 7 april 2024 heeft klager tegen verweerster een klacht ingediend bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: “de deken”).

1.2.Op 28 november 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 48|24|054K van de deken ontvangen.

1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 31 maart 2025. Verschenen zijn klager en verweerster.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de nagekomen e-mail met bijlagen van klager van 16 maart 2025.

2. FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.2 Op 22 augustus 2022 heeft de deken verweerster op grond van artikel 13 Advocatenwet aangewezen om klager als advocaat bij te staan in een gerechtelijke procedure bij Gerechtshof ’s-Hertogenbosch. Deze procedure had betrekking op een geschil tussen klager en zijn ex-partner. Verweerster heeft klager vervolgens in deze procedure bijgestaan. Ook is verweerster klager gaan bijstaan in een omgangs- en gezagskwestie.

2.3 Op enig moment heeft klagers ex-partner tegen klager aangifte gedaan van smaad, laster en belediging. In oktober 2023 heeft verweerster aan klager toegezegd dat zij het strafdossier zou opvragen. Verweerster heeft dit verzuimd. Klager is op 7 november 2023 door de politie verhoord. Bij e-mail van 1 december 2023 heeft klager verweerster bericht dat zij had verzuimd om het strafdossier op te vragen. Verweerster heeft daarop gereageerd dat zij dit inderdaad was vergeten en dat klager en verweerster elkaar na oktober 2023 niet meer over de strafzaak hadden gesproken. Klager heeft een op 18 december 2023 gedateerde strafbeschikking ontvangen, die hij in een Whatsapp-bericht op 14 december 2023 aan verweerster heeft toegestuurd. Verweerster heeft in een Whatsapp-bericht aan klager medegedeeld dat zij in het ziekenhuis lag en dat hij haar de week erna kon bellen. Dit heeft klager niet gedaan. In een Whatsapp-bericht van 2 januari 2024 heeft klager aan verweerster gevraagd of zij verzet had ingesteld tegen de strafbeschikking. Verweerster heeft daarop aan klager bericht dat zij geen strafzaken doet.

2.4 Bij e-mail van 26 maart 2024 heeft verweerster aan klager een betalingsherinnering gestuurd ter zake een openstaande nota ten bedrage van € 321,00. Klager heeft daarop aan verweerster laten weten dat hij geen nota van € 321,00 had ontvangen. Op enig moment heeft verweerster in een Whatsapp-bericht aan klager bevestigd dat de factuur van € 321,00 was voldaan.

2.5 Op 28 maart 2024 was een mondelinge behandeling gepland, waarbij de omgangszaak en de verlenging van de ondertoezichtstelling, hierna: “OTS”, gezamenlijk zouden worden behandeld. In een e-mailbericht van 26 maart 2024 heeft de rechtbank partijen bericht dat op de zitting van 28 maart 2024 enkel het verzoek tot verlenging van de OTS zou worden behandeld en dat de behandeling van de omgangskwestie werd aangehouden tot 25 juni 2024. Verweerster heeft de e-mail van de rechtbank diezelfde dag aan klager doorgestuurd met de vraag of klager, nu hij en de vrouw het met de verlenging van de OTS eens waren, naar de zitting wilde gaan en of hij in de OTS-zaak door verweerster bijgestaan wilde worden. Klager heeft in een Whatsapp-bericht op verweersters vraag gereageerd “ik ga morgen naar de zitting en wat jij doet moet je zelf maar zien”. Verweerster heeft daarop in een Whatsapp-bericht aan klager bevestigd dat zij zich in de OTS-zaak niet als advocaat van klager zou stellen en dat zij de rechtbank zou berichten dat klager ter zitting zou verschijnen. Klager en de vrouw zijn (beiden zonder advocaat) ter zitting van 28 maart 2024 verschenen en hebben verklaard het eens te zijn met verlenging van de OTS.

2.6 Op 7 april 2024 heeft klager tegen verweerster een klacht ingediend bij de deken.

2.7 Verweerster heeft klager bericht dat sprake was van een vertrouwensbreuk en dat zij dan ook niet meer in de omgangskwestie voor klager kon optreden. Op 24 april 2024 heeft verweerster zich onttrokken.

3. KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende:

  1. Verweerster heeft verzuimd het strafdossier op te vragen, heeft klager niet ondersteund en was niet aanwezig bij het verhoor en heeft geen verzet aangetekend tegen de strafbeschikking;
  1. Verweerster heeft zich in de procedure ter zake de ondertoezichtstelling, waarbij ook de omgang en het gezag ter sprake zouden komen, 24 uur voor de zitting onttrokken als advocaat;
  1. Verweerster heeft klager beticht van het niet betalen van een factuur van € 321,00, die nimmer aan klager is verzonden en mogelijk ook niet bestaat.

4. VERWEER

4.1 Verweerster heeft verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5. BEOORDELING

5.1 Toetsingskader

Deze klacht gaat over de kwaliteit van de dienstverlening van de advocaat. Er is pas sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen als de kwaliteit duidelijk onder de maat is geweest. De tuchtrechter houdt bij de beoordeling rekening met de vrijheid die een advocaat heeft bij de wijze waarop hij een zaak behandelt. Ook houdt de tuchtrechter rekening met de keuzes waar een advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Die (keuze)vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door bepaalde eisen die aan het werk van de advocaat worden gesteld. Als algemene professionele standaard geldt dat de advocaat te werk moet gaan zoals van een redelijk bekwame en redelijk handelende beroepsgenoot mag worden verwacht.

5.2 Klachtonderdeel 1 – bijstand strafzaak

Het eerste onderdeel van de klacht heeft betrekking op de strafzaak. Verweerster heeft het verweer gevoerd dat zij weliswaar aan klager had toegezegd om het strafdossier op te vragen en dat zij dit heeft verzuimd, maar dat zij geen strafzaken behandelt en van klager ook niet de opdracht heeft aanvaard om hem in de strafzaak bij te staan. De raad volgt verweerster in dit verweer. Dat verweerster aan klager heeft beloofd om het strafdossier op te vragen en dat zij heeft gezegd dat hij haar kon bellen over de strafbeschikking is onvoldoende om aan te nemen dat verweerster de opdracht heeft aanvaard om klager in de strafzaak bij te staan. Uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht is naar het oordeel van de raad niet gebleken dat verweerster aan klager heeft toegezegd dat zij hem in de strafzaak zou bijstaan. Bij die stand van zaken kan verweerster niet tuchtrechtelijk worden verweten dat zij niet aanwezig is geweest bij het politieverhoor en dat zij geen verzet heeft ingesteld tegen de strafbeschikking. Dat verweerster haar toezegging om het strafdossier op te vragen geen gestand heeft gedaan is weliswaar onzorgvuldig, maar van onvoldoende gewicht om haar een tuchtrechtelijk verwijt te maken. Klachtonderdeel 1 is op grond van het voorgaande ongegrond.

5.3 Klachtonderdeel 2 – onttrekking OTS-zaak

Klager verwijt verweerster verder, dat zij zich in de procedure ter zake de OTS 24 uur voor de zitting heeft onttrokken. Verweerster heeft ook dit klachtonderdeel weersproken en heeft in dat verband naar voren gebracht dat zij van klager niet de opdracht heeft gekregen om hem bij te staan in de procedure ter zake de (verlenging van) de OTS. Verweerster heeft zich in die procedure niet voor klager gesteld en dus ook niet onttrokken, aldus nog steeds verweerster. De raad volgt verweerster ook in dit verweer. Uit de aan de raad overgelegde stukken blijkt dat verweerster klager uitdrukkelijk heeft gevraagd of klager wilde dat zij (ook) in deze procedure voor hem zou optreden. Toen een bevestigende reactie uitbleef, heeft verweerster schriftelijk aan klager bevestigd dat zij zich niet voor hem als advocaat zou stellen. In de bij de nagekomen e-mail van klager van 16 maart 2025 gevoegde bijlage heeft klager de raad overigens nog bericht dat hij verweerster nimmer heeft gevraagd om hem in de omgangskwestie en de procedure betreffende de OTS-verlenging bij te staan en dat verweerster enkel was aangewezen om hem in de appelprocedure bij te staan. Omdat, zoals uit het voorgaande blijkt, verweerster klager in de OTS-procedure niet heeft bijgestaan, kan van de door klager verweten (ontijdige) onttrekking geen sprake zijn. Ook klachtonderdeel 2 is dan ook ongegrond.

5.4 Klachtonderdeel 3 – factuur die niet is verzonden en mogelijk niet bestaat

Klager verwijt verweerster tot slot dat zij hem heeft beticht van het niet betalen van een factuur van € 321,00, die, aldus klager, nimmer is verzonden en mogelijk ook niet bestaat. De raad overweegt als volgt. Uit de overgelegde stukken blijkt dat verweerster klager aan de betaling van een openstaande factuur van € 321,00 heeft herinnerd, dat klager toen aan verweerster heeft bericht geen factuur van € 321,00 te hebben ontvangen en dat verweerster op enig moment in een Whatsapp-bericht aan klager heeft bevestigd dat de factuur van € 321,00 was voldaan. Dat verweerster klager heeft beticht van het niet betalen van een niet verzonden of niet bestaande factuur blijkt niet uit de overgelegde stukken. Omdat de feitelijke grondslag ontbreekt, zal de raad ook dit klachtonderdeel ongegrond verklaren.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. R.A.J. van Leeuwen, voorzitter, mrs. H.C. Struijk en A.A.T. van Ginderen, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber – van de Langenberg als griffier, en uitgesproken op 26 mei 2025.

Griffier Voorzitter

Verzonden op: 26 mei 2025