ECLI:NL:TADRSHE:2025:94 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 25-131/DB/LI

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2025:94
Datum uitspraak: 10-06-2025
Datum publicatie: 11-06-2025
Zaaknummer(s): 25-131/DB/LI
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Dreigementen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. Verweerster heeft onvoldoende zorg gedragen dat er geen misverstand bestond over de hoedanigheid waarin zij handelde. Zij heeft niet duidelijk gemaakt dat zij advocaat was, of zij in die hoedanigheid handelde en voor welke kwesties en of zij dat deed vanuit haar advocatenkantoor of haar eigen bedrijf. Ook heeft zij onbetamelijk gehandeld richting klager door hem kosten in rekening te willen brengen als hij e-mails aan het niet gewenste e-mailadres zou sturen. Deze tuchtrechtelijk verwijtbare gedragingen leveren op zichzelf niet zodanige afbreuk aan het vertrouwen in de advocatuur op dat dit zou moeten leiden tot een zware maatregel. Gelet op de wijze waarop verweerster heeft gereageerd in deze klachtprocedure, kan de raad niet anders concluderen dan dat verweerster herhaaldelijk heeft gelogen tegen de deken en de tuchtrechter. Daarnaast heeft verweerster ook voortdurend blijk gegeven onvoldoende onafhankelijk ten opzichte van haar cliënten te kunnen handelen. Door de tuchtklacht en de belangen van haar cliënte niet gescheiden te kunnen houden, heeft de raad grote vraagtekens of verweerster wel in staat is voldoende afstand en onafhankelijkheid ten opzichte van een cliënt te bewaren bij de behandeling van een zaak. Stuitend acht de raad het tot slot dat verweerster klager zelfs aansprakelijk heeft gesteld voor schade als gevolg van deze tuchtrechtelijke procedure en ongemotiveerd dreigt met het doen van aangifte tegen hem, waarbij zij zelfs zonder enige grondslag een kopie van zijn legitimatiebewijs vordert onder dreiging van inschakeling van de politie. Schrapping van het tableau.


Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch
van 10 juni 2025
in de zaak 25-131/DB/LI

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Op 26 juli 2024 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2 Op 25 februari 2025 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K24-086 van de deken ontvangen.

1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 28 april 2025. Daarbij waren klager, bijgestaan door zijn echtgenote, en verweerster aanwezig.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventaris genoemde bijlagen 1-1 tot en met 9. Ook heeft de raad kennisgenomen van de aanvullende stukken van verweerster van 10 maart 2025 en van klager van 10 maart 2025 en 11 april 2025. De raad heeft geen kennisgenomen van de aanvullende stukken van verweerster van 18 april 2025, omdat deze stukken buiten de termijn van veertien dagen zijn ontvangen en de paginalimiet hebben overschreden; deze stukken zijn daarom geweigerd.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.2 Verweerster is voorheen advocaat-stagiaire en ondernemer geweest in het arrondissement Oost-Brabant. Haar kantoor heette ‘[E] Advocatuur’ en gebruikte het e mailadres ‘info@[e].nl’. Per 16 september 2023 is zij in loondienst als advocaat-stagiaire gaan werken bij het advocatenkantoor ‘Advocatenkantoor [C]’ in het arrondissement Limburg. Daar heeft zij het e-mailadres ‘[e]@[c].nl’ toegewezen gekregen.

2.3 [BS] V.O.F. (hierna: de vof) heeft een bungalowpark ontwikkeld met daarin veertien bungalows. Klager is eigenaar van een van deze bungalows. Er is een conflict ontstaan tussen de eigenaren van de bungalows, die zich in een belangenvereniging hebben gebundeld, en de vof over de verhuur en permanente bewoning van de bungalows.

2.4 De belangenvereniging en de vof hebben besloten om op 3 november 2023 een overleg te voeren over het conflict. Voorafgaand aan het overleg, heeft klager als voorzitter van de belangenvereniging op 2 november 2023 e mailcontact gehad met de vof:

“Via via vernamen wij, dat jouw vader [S] (een van de vennoten van de vof, RvD) ook zal deelnemen aan het gesprek a.s. vrijdag. Dat lijkt ons een prima idee. We hebben hier immers steeds op aangedrongen. We hebben echter ook gehoord, dat er een advocaat van jullie aan de bespreking zou deelnemen. Dat lijkt ons een minder goed idee.

De bedoeling van het overleg was om te proberen in onderling informeel overleg tot oplossingen te komen voor bestaande problemen. Met een advocaat erbij wordt het meteen een juridische kwestie en is de kans om in onderling overleg eruit te komen aanzienlijk kleiner geworden. In dat geval zou de vereniging ook een advocaat moeten inhuren en staan we in no time voor de rechter. Dat wil de vereniging nu juist voorkomen.

Als het inderdaad jullie bedoeling is om een advocaat mee te nemen, vragen we je hierbij dringend om hiervan af te zien.

Mochten jullie beslist een advocaat mee willen nemen, dan is dat voor [de belangenvereniging] een reden om de uitnodiging voor het overleg in te trekken. Het overleg zal dan dus niet plaatsvinden en [de belangenvereniging] zal later aan jullie melden hoe we dan verder gaan.

Voor de duidelijkheid: Als jullie onverhoopt staan op aanwezigheid van een advocaat, dan gaat het geplande overleg niet door.

We horen graag per omgaande of we op jullie aanwezigheid (zonder advocaat) mogen blijven rekenen.”

2.5 Daarop heeft de dochter gereageerd:

“Ik weet niet waar je die informatie vandaan hebt maar dit is niet correct. Papa zal er niet bij aanwezig zijn met dezelfde reden zoals eerder genoemd.

Aangezien papa uit is gevallen heb ik alleen een adviseuse bij die juridisch onderlegd is mochten er eventuele inhoudelijke vragen zijn. Verder is de insteek nog gewoon hetzelfde en zal ik het woord doen namens de V.O.F. (…)”

2.6 Het overleg heeft vervolgens op 3 november 2023 plaatsgevonden. Daaraan heeft verweerster deelgenomen.

2.7 Op 15 januari 2024 heeft verweerster vanaf ‘[e]@[c].nl’ een e-mail geschreven aan klager. Uit de e-mail volgt:

“Tot mij wendde zich de heer en mevrouw [S] van [BS] v.o.f. Namens de vennootschap zal ik de belangen behartigen inzake het bungalowpark [BS]. U heeft naar aanleiding van onze bespreking vorig jaar november 2023 zoals afgesproken uw geschilpunten overgelegd aan de vennootschap. Ik verzoek u per kerende email aan mij toe te zenden:

1. de schriftelijke openstaande punten inzake uw woning [adres]

2. de schriftelijke openstaande punten inzake de VvE waarvoor u als voorzitter optreedt.

Graag ontvang ik de openstaande punten onderbouwd met de grondslag waarop de openstaande punten stoelt, zodat ik bekend ben met de grondslag. Ik verzoek u aandachtig kennis te nemen van de koopovereenkomst, de anterieure overeenkomst en de openbare stukken zoals die bij de gemeente bekend zijn en zijn gepubliceerd.
Wilt u mij het e-mail adres van de VvE doorgeven?
U kunt zich niet tot de heer en mevrouw [S] wenden in verband met persoonlijke omstandigheden. U en de leden van de VvE dienen deze omstandigheden te respecteren. Uiteraard zullen onnodige (juridische) kosten terzake bij u of de VvE in rekening worden gebracht. Graag vernemend voor vrijdag 19 januari 2024.
Met vriendelijke groet,
Mw. mr. [naam verweerster] LL.M.
Advocaat.”

2.8 Klager en verweerster hebben elkaar vervolgens diezelfde dag tweemaal telefonisch gesproken. Daarna heeft klager per e-mail aan ‘[e]@[c].nl’ geschreven:

“Onderstaande e-mail wisseling stuur ik u alvast ter kennisname. Hieruit blijkt, dat wij wederom misleid zijn en dat u in werkelijkheid dus geïnfiltreerd bent in onze vergadering onder valse voorwendselen. De problemen telefonisch oplossen lukt kennelijk niet, omdat ik er (hoewel niet om een woordje verlegen) niet in slaag om door uw tirades heen te komen. Ik heb voor de tweede maal moeten besluiten het telefoongesprek te beëindigen. Dit is mijns inziens niet de goede manier om problemen op te lossen. Zoals gemeld, zal ik met [de belangenvereniging] overleggen hoe we hiermee omgaan.”

2.9 Daarop heeft verweerster gereageerd vanaf ‘[e]@[c].nl’:

“Tijdens ons telefonisch onderhoud was er geen sprake van 'een tirade' mijnerzijds. Ook ben ik tijdens de bespreking vorig jaar, niet 'geïnfiltreerd onder valse voorwendselen'. Ik ben ruim voor de bespreking in november 2023 aangekondigd terzake juridische ondersteuning, ook om u en de leden te informeren over de juridische merites. In het vervolg zal ik mij beperken tot realistische zaken en niet ingaan op uw aantijgingen.
Ik zal steeds juridisch advies verlenen.
Inmiddels is de persoonlijke situatie van de vennoten gewijzigd waardoor de vennoten mij hebben gemachtigd om eventuele openstaande punten op te lossen. Refererend aan de inhoud van het e mailbericht van de vennoten aan u op 2 november 2023 en uw brieven van 18 december 2023, zal ik me beperken tot het behartigen van de zakelijke belangen van de VvE en Bungalowpark [BS]. Ik verzoek u - als voorzitter van de VvE - een professionele houding aan te nemen.

Met vriendelijke groet,
Mw. mr. [naam verweerster] LL.M.
Advocaat.”

En eveneens vanaf ‘[e]@[c].nl’:

“Louter om de belangen van de VvE en u te behartigen is het van belang dat eventuele openstaande punten opgelost worden. Omdat u tot twee maal toe de telefoonlijn verbreekt zal alle communicatie voortaan via e mail verlopen om een oplossing te kunnen bereiken. Ik vraag u om elkaar te respecteren. (…)
Met vriendelijke groet,
Mw. mr. [naam verweerster] LL.M.
Advocaat.”

2.10 Op 8 februari 2024 heeft klager een e-mail ontvangen van de vof over de verhuurbemiddelingsovereenkomsten. Diezelfde dag heeft klager verweerster gevraagd om te bewerkstellingen dat de vof uitsluitend via haar correspondeert met de belangenvereniging.

2.11 Op 9 februari 2024 heeft verweerster, in reactie op het verzoek van klager van 8 februari 2024, gereageerd alleen ‘terzake het park’ te communiceren met de belangenvereniging en niet over de verhuurbemiddelingsovereenkomsten. Daarop heeft klager diezelfde dag gereageerd:

“Per e-mail van 15 januari 2024 hebt u zich bij de leden van [de belangenvereniging] gemeld als advocaat van de heer en mevrouw [S]. Hierbij hebt u tevens gemeld, dat het niet mogelijk was om contact te hebben met de heer en mevrouw [S]. Onze leden hebben dat zo begrepen, dat zaken betreffende de relatie met de v.o.f. in het vervolg door u worden behartigd en dat dat zowel voor de vereniging als voor de individuele leden gold. Zoals gebruikelijk indien zich een advocaat meldt, verwachten de leden dan in deze kwestie vanaf dat moment uitsluitend via u te moeten communiceren.
Moeten wij onderstaande tekst zo begrijpen, dat u de v.o.f. niet langer vertegenwoordigt in zaken betreffende de individuele relatie van de leden/eigenaren met de v.o.f. en dat zij zich in het vervolg weer dienen te wenden tot de v.o.f.? (…)”

2.12 Diezelfde dag heeft verweerster een inhoudelijke brief geschreven aan de leden van de belangenvereniging, op briefpapier van Advocatenkantoor [C], over de vergadering van 3 november 2023, een koop-/aannemingsovereenkomst en de verhuurbemiddelingsovereenkomsten. De brief wordt afgesloten met de vermelding ‘Advocaat.’.

2.13 Op 12 februari 2024 heeft verweerster vanaf ‘[e]@[c].nl’ klager en de belangenvereniging aangeschreven, waarin zij aangeeft alle belangen ten behoeve van de vennoten te behartigen. De e-mail wordt afgesloten met de vermelding ‘Advocaat.’.

2.14 Op enig moment heeft verweerster het debiteurenbeheer van de vof overgenomen wegens vakantie van een van de vennoten, die gedurende de ziekte van de vennoten het debiteurenbeheer waarnam.

2.15 Op 29 februari 2024 heeft klager aan het algemene e-mailadres van Advocatenkantoor [C] geschreven:

“Van één van onze leden vernam ik, dat de mail betreffende het bungalowpark [BS] in het vervolg gericht moet worden aan het mailadres van [S]. Betekent dit, dat u de v.o.f. niet langer vertegenwoordigt en dat de gezondheidstoestand van de vennoten weer direct mailcontact mogelijk maakt?
Eerder had u ons immers nadrukkelijk geïnstrueerd om geen contact met de vennoten te hebben en alle communicatie via u te laten verlopen. Overigens is de door u gebruikte adressering ook nogal wisselend. Mocht u de v.o.f. nog wel vertegenwoordigen, dan zouden wij graag een eenduidig correspondentie adres hebben voor deze kwestie. Dat voorkomt misverstanden.”

2.16 Daarop heeft verweerster gereageerd vanaf ‘info@[e].nl’:

“U/ de leden kunnen alle e-mailberichten sturen aan de emailadressen zoals vermeld in dit e-mailbericht c.c. De e-mailberichten zullen namens de vennoten worden gelezen. Vanwege de gezondheid van de vennoten kunt u hen niet rechtstreeks aanspreken, de e-mailberichten worden beperkt / niet gelezen door de vennoten zelf. Gelieve niet de e-mailadressen te gebruiken @[c].nl, anders zal de bestede tijd aan u / verzenders / VvE in rekening moeten worden gebracht. U gaf duidelijk aan dat dat niet u/ uw wensen zijn. Vertrouwende u hiermee goed te informeren.
Met vriendelijke groet, namens de vennoten,
[naam verweerster],”

In de cc bij de e-mail zijn twee e-mailadressen van de vennoten opgenomen en ‘info@[e].nl’.

2.17 Ook is door verweerster op diezelfde dag vanaf ‘info@[e].nl’ geschreven:

“In verband met de gezondheid van de vennoten is door de waarnemers gevraagd geen contacten met de vennoten te onderhouden. Begrijpelijk is, dat het erop lijkt dat vanwege de naamgeving van de emailadressen die worden gebruikt, deze door de vennoten worden gelezen. Dit is niet zo.
De vennoten hebben mij gevraagd om de juiste e-mailadressen door te geven, die u kunt gebruiken voor uw berichten en correspondentiestukken. De e-mailadressen @[c].nl gelieve niet te gebruiken, immers de vennoten hebben (nog) geen advocatenkantoor ingeschakeld voor de onderhavige discussies.
De e-mailadressen die u (samen) kunt gebruiken:
[twee e-mailadressen van de vennoten]
Deze worden door de waarnemers van de vennoten gelezen.
Vertrouwende u hiermee goed te informeren.

Met vriendelijke groet,
mr. [naam verweerster] LL.M.”

2.18 Op 1 maart 2024 heeft klager aan ‘info@[e].nl’ geschreven:

“Moeten wij uit onderstaande e-mail opmaken, dat uw e-mail 15 januari 2024 12:10 uur, waarin u zich als advocaat van het kantoor [C] (inclusief briefhoofd) stelt voor de vennootschap Bungalowpark [BS] v.o.f., een kennelijke fout was en hierbij wordt ingetrokken?

Indien dit zo is, verzoeken wij u ons mede te delen in welke hoedanigheid u de vennootschap thans vertegenwoordigt en zo nodig de juiste machtigingen te overleggen, voordat wij verder met u als gemachtigde kunnen corresponderen.”

2.19 Op 1 maart 2024 heeft klager aan het algemene e-mailadres van Advocatenkantoor [C] geschreven:

“Omdat onderstaande correspondentie uw kantoor betreft, leek het ons goed u hiervan in kennis te stellen. Laatstelijk op 9 februari 2024 om 5:33 ontvingen wij nog een e-mail van [verweerster], op briefpapier van [C] en door haar ondertekend als zijnde advocaat.”

2.20 Verweerster is diezelfde dag op non-actief gesteld door haar werkgeefster/patroon.

2.21 Op 7 maart 2024 is verweerster op staande voet ontslagen door haar werkgeefster/patroon. Diezelfde dag heeft de werkgeefster/patroon aan klager geschreven:

“Onder verwijzing naar uw mailbericht van 1 maart jl. bericht ik u als volgt. Allereerst dank voor uw informatie. Dit was mij inderdaad niet bekend. Hierbij deel ik u mede dat [verweerster] met ingang van heden niet meer bij ons kantoor werkzaam is. Ik vertrouw erop u hiermee – voor nu – voldoende te hebben geïnformeerd.”

2.22 Op 26 juli 2024 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2.23 Op 27 augustus 2024 heeft verweerster zich op eigen verzoek van het tableau laten schrappen.

2.24 Op 17 september 2024 heeft de dochter van de vennoten een verklaring opgesteld:

“Hierbij verklaar ik [naam] namens de vennoten dat [verweerster] zich niet heeft gepresenteerd als juridisch onderlegde vriendin. Ik wist dat [verweerster] advocaat was en voor [C] werkte en vanuit daar gefactureerd werd. Ik heb [verweerster] op advies van familie ingeschakeld voor juridisch advies. Ik kon [verweerster] voorheen niet en pas in ons kennismakingsgesprek heb ik haar leren kennen. Ik geef toestemming om inhoudelijk op de klacht in te gaan. [Klager] heeft voor de rechter verklaart gespreksopnames te hebben en deze niet overlegd.”

2.25 Op 30 oktober 2024 heeft de algemene raad van de Nederlandse Orde van Advocaten besloten tot schrapping van verweerster van het tableau op grond van artikel 8c, eerste lid, aanhef en onder c, van de Advocatenwet.

2.26 Op 11 februari 2025 heeft de deken medegedeeld het griffierecht te hebben ontvangen binnen de gestelde termijn en dat het dossier zal worden verzonden aan de raad.

2.27 Op 12 februari 2025 heeft verweerster aan klager geschreven:

“U heeft een tuchtrechtelijke procedure tegen mij aanhangig gemaakt, zonder dat wij daarover gesproken hebben. Graag wil ik met u een gesprek inplannen. Wilt u een voorstel doen om op locatie [BS] een gesprek te voeren? Gaarne vernemend.”

2.28 Op 15 februari 2025 heeft verweerster aan klager geschreven:

“Graag verwijs ik u naar mijn e-mail van woensdag 12 februari jl. met het verzoek een van de volgende afspraken op mijn kantoor te [plaats] aanwezig te zijn:
[diverse data]
Gaarne vernemend welk tijdstip u schikt. (…)”

2.29 Op eveneens 15 februari 2025 heeft verweerster aan de deken geschreven:

“Uw berichtgeving heb ik ontvangen, waarvoor dank! Ik verzoek u mij een afschrift toe te zenden van de betaling van het griffierecht (…). Tevens verzoek ik [klager] om de gehele geluidsopname van de vergadering van de VvE op 03 november 2023 in deze procedure te overleggen, vanwege de ingenomen stelling dat [klager] er ‘niet’ van op de hoogte was dat ik tijdens de vergadering aanwezig zou zijn als advocaat-jurist en heden mij en de vennoten wordt verweten.
Graag verzoek ik u op korte termijn een bemiddeling te entameren waarin ik en de (gemachtigde) vennoten van [BS] gehoord wensen te worden over deze klacht die ook de vennoten in hun rechtspositie hebben geraakt en nog zullen raken.”

2.30 Op 18 februari 2025 heeft klager aan verweerster geschreven:

“Nog altijd blijkt u weinig gevoel te hebben voor procedures, gezien de recente correspondentie. De enige valide reden voor u om zich in dit stadium tot mij te wenden lijkt mij, dat u tot inkeer gekomen zou kunnen zijn en uw welgemeende excuses wilt aanbieden. Daarvoor was dan overigens in de afgelopen maanden ruimschoots gelegenheid geweest. U had immers niet hoeven te wachten op het oordeel van de deken. Uit de toon van de bedoelde correspondentie en uw mail aan de Orde van Advocaten blijkt echter niet dat u tot inkeer gekomen bent.
In ieder geval staat in de procedures voor zover mij bekend nergens, dat u mij op uw kantoor kunt ontbieden. Zoals te verwachten was, ziet de deken voor hem geen rol meer in deze procedure nu het dossier wordt overgedragen aan de Raad van Discipline, zoals hij aan u heeft medegedeeld.
De klacht betreffende uw functioneren als advocaat is een kwestie tussen u en mij. De vennootschap [BS] staat daar geheel buiten. De door u voorgestelde ‘bemiddeling’ zou in dat opzicht dus niets op kunnen lossen.
(…) De fase van overleg tussen de BEBS en de vof is destijds overigens door uw toedoen op brute wijze beëindigd.
Ik zal dan ook noch op uw mails, noch op het cc verzoek in de mail aan de Orde ingaan. Verdere correspondentie verloopt nu via de Raad van Discipline en rechtstreekse correspondentie van uw zijde zal ik onbeantwoord ter zijde leggen.”

2.31 Op 18 februari 2025 heeft verweerster aan klager geschreven:

“(…) Op 3 november 2023 heb ik 1,5 uur een vergadering bijgewoond van de BEBS, u welbekend. Daarvan is een beperkt inhoudelijk verslag door u/ BEBS opgemaakt, dat in gerechtelijke procedures wordt betwist. Tijdens die vergadering had ik nagenoeg geen rol. Nadien heb ik u nimmer meer ontmoet.
Vanwege de betwisting van de inhoud van die vergadering, verzoek ik u de geluidsopname te overleggen aan mij (en aan betrokken partijen) waaruit zal blijken wat mijn betekenis was en welke afspraken tussen partijen zijn gemaakt.

Op 11 februari 2025 ontvang ik een bericht dat u € 50,- griffierecht aan de orde van Advocaten tijdig heeft betaald. Ik betwist de tijdige betaling van het griffierecht. Ik verzoek u ter zake om vóór een gerechtelijke procedure tot overlegging van het bankafschrift van de betaling van de griffierechten over te gaan door toezending aan bovenvermeld e-mailadres of per aangetekende postzending naar het kantooradres.
U bent ermee bekend dat ik mijzelf op het tableau van de Orde van advocaten heb uitgeschreven en geen advocaat meer ben.

U neemt in diverse procedures diverse stellingen in, zonder deze te onderbouwen met concreet bewijs. U heeft een substantiëringsplicht. Op grond van artikel 150 Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering ligt de bewijsopdracht bij u. Op grond van artikel 21 Wetboek van burgerlijke rechtsvordering bent u verplicht voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Deze verplichting wordt tot op heden niet door u/ BEBS nageleefd, de rechter kan daaruit een gevolgtrekking maken.

In uw dossier(s) heb ik veel werkzaamheden moeten verrichten. Indien ik deze tijd aan andere werkzaamheden had kunnen besteden, zouden hier inkomsten tegenover hebben gestaan. Hierdoor is een niet te voorziene hoge kostenpost ontstaan wat tot schade lijdt en nog zal lijden, waarvoor ik u aansprakelijk houdt.
Met verwijzing naar artikel 238 Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering kan een vergoeding van proceskosten conform het liquidatietarief worden toegewezen, nu ik een professionele partij ben en waarbij de door mij aan uw dossier(s) bestede tijd niet kan worden besteed aan andere vergelijkbare werkzaamheden en zodoende sprake is van verletkosten. Daarover wil ik een gesprek met u. (…)”

2.32 Op 19 februari 2025 heeft klager daarop gereageerd:

“Van de zijde van de deken van de Orde van Advocaten, hebt u reeds bericht ontvangen dat de deken voor zichzelf geen rol meer ziet in de procedure betreffende de klachtafhandeling van uw dossier, omdat het vervolg via de Raad van Discipline zal verlopen. Ik sluit mij daarbij aan. Zoals ik u al eerder meldde zou ik alleen open staan voor contact waarin u aangeeft tot het inzicht te zijn gekomen, dat uw handelen jegens mij en de BEBS niet toelaatbaar was.

Uw recente brief lijkt bij oppervlakkige lezing geen blijk te geven van een dergelijk inzicht bij u. Voor mij is de bedoelde brief daarom buiten de orde en ik leg hem terzijde. Ik wacht de berichten van de Raad van Discipline verder af.”

2.33 Op 19 februari 2025 heeft verweerster daarop gereageerd:

“Aangezien ik niet nu niet geheel op uw merites kan reageren verzoek ik u om mij de geluidsopname van de desbetreffende vergadering van de BEBS op 3 november 2023 toe te sturen, waaruit zal blijken dat mijn handelswijze ten overstaan van de BEBS ontoelaatbaar is bevonden door de BEBS. Hetgeen u stelt dient u immers juridisch juist met formeel bewijs te staven. Gaarne vernemend om vervolgens een gesprek met u te entameren.”

2.34 Op 20 februari 2025 heeft verweerster daarop aanvullend gereageerd:

“De deken heeft u geantwoord. Op uw verzoek heeft de deken uw klacht doorgestuurd naar de Raad van Discipline.

U weigert uw klachten met bewijs te onderbouwen. Op grond van artikel 21 Rv mag u geen onwaarheden spreken en ook geen relevante informatie achterhouden. Dit zal de rechter u aanrekenen. In de civiele zaak heeft u immers ten overstaan van de rechter verklaard de geluidopname van die vergadering (heimelijk) te hebben opgenomen. U dient naar waarheid te verklaren en het is de taak van de rechter tot waarheidsvinding. Waarom heeft u mij niet direct ná de vergadering of in die maanden daarna, mij op de door u gestelde foute handelswijze aangesproken en met mij daarover een gesprek aangegaan? Dat is de regel in de advocatuur! Daarna verbrak U alle communicatie en daagt u mij naar anderhalf jaar voor de rechter omdat u ontevreden bent? Ik adviseer u met klem om aan uwer zijde een advocaat in te schakelen, nu ik lees en merk dat u de juridische merites niet begrijpt.
Wat is uw doel van de procedure bij de tuchtrechter? Voor de goede orde: ‘ik sta niet meer op het tableau ingeschreven en ik ben geen advocaat meer”. Wat wilt u bereiken?”

2.35 Op 20 februari 2025, 21 februari 2025, 25 februari 2025, 9 maart 2025 hebben 8 bungaloweigenaren, waaronder klager zelf, een verklaring opgesteld waaruit volgt dat verweerster door de dochter van de vennoten tijdens de bespreking van 3 november 2023 is aangekondigd als een vriendin die juridisch onderlegd was en dat verweerster niet kenbaar heeft gemaakt dat zij advocaat is.

2.36 Op 24 februari 2025 heeft verweerster aan klager geschreven:

“Graag ontvang ik van u:
- De geluidsopname van de vergadering met de BEBS te [plaats], op 3 november 2023
- De geluidsopname van de telefoongesprekken tussen u en mij, op 15 januari 2024, waarin u verklaard niets met een advocaat te maken willen hebben.
- Het bankafschrift van het betaalde griffierecht aan de Orde van Advocaten.
U heeft het grondrecht van hoor en wederhoor miskent, waardoor ik schade lijdt en nog zal lijden. Voor die schade houd ik u aansprakelijk. Ik zal een nauwkeurige registratie bijhouden in (onder meer) opgemeld dossier!
U bent inmiddels in gebrek gesteld, u betaald wederom de Parkkosten van Bungalow [BS] over het jaar 2025 niet. Het bedrag dat u voor 25 februari a.s. moet betalen is [€ 1.791,25]. Wij sommeren u het openstaan bedrag van € 1.791,25 per ommegaande na ontvangst van deze brief te betalen (…). Indien u persisteert in uw standpunt dat u geen bespreking met mij wenst, de onderbouwing van uw stellingen met voornoemde bewijsmiddelen niet weet te staven en de Parkkosten van Bungalow [BS] niet voor morgen, zo uiterlijk op 25 februari a.s. betaald, zal een gerechtelijke procedure in gang worden gezet.”

2.37 Op 25 februari 2025 heeft verweerster aan klager geschreven:

“De advocatenwet ziet erop, dat voor een procedure partijen het geschil middels een minnelijke regeling beëindigen. Het is mij op heden niet duidelijk wat uw schade /nadeel is? Indien u een excuus wenst, dan geef ik u deze hierbij vanwege uw begrip voor de ontstane situatie. Indien u zich hiermee niet kunt verenigen, dan ben ik bereid de € 50,-- griffierechten aan u te voldoen, waarop de procedure teneinde is.”

2.38 Op 6 maart 2025 heeft verweerster aan klager een e-mail gestuurd met als onderwerp ‘Aangetekend, smaad laster en belediging, ID!’ waaruit volgt:

“Reeds meerdere malen word ik, cliënten en anderen geconfronteerd met uw negatieve stellingen en uitspraken ten overstaan van advocaten, juristen, rechters, leden van de VvE BEBS, cliënten en enkele eigenaren van een recreatiebungalows in Bungalowpark [BS] te [plaats]. U beledigd mij en anderen. Velen klagen over u.

Middels dit schrijven maak ik u een uitdrukkelijk verwijt vanwege uw beledigingen, smaad en laster die u rondbazuint over mij, cliënten, potentiële cliënten en enkele leden van de VvE BEBS en eigenaren van recreatiebungalow(s) in Bungalowpark [BS] te [plaats]. U roept van alles waar u de inhoud niet van kent. Het vergt aandacht dat uw emoties lijken losgeslagen, de door u verspreide negatieve aandacht is ook negatieve aandacht jegens u.

(…) Ik houd u aansprakelijk voor alle schade jegens mij, mijn onderneming en cliënten die inkomstenderving en schade lijden voor nu en in de toekomst.

Indien u uw beledigingen, smaad en laster niet onmiddellijk staakt zal aangifte bij de politie worden gedaan. Indien u dit bericht niet respecteert en doorgaat met uw negatieve uitlatingen en beledigingen, zal ik juridische stappen ondernemen tegen u. Op voorhand ontvang ik per kerende e-mail uw ID-bewijs zodat ik weet met wie ik te maken heb, zo niet, zal ik de politie opdracht geven om uw identiteit te bevestigen.
Vertrouwende u hiermee goed te hebben gewaarschuwd. Sans prejudice!”

2.39 Op 30 maart 2025 heeft de voormalige werkgeefster/patroon van verweerster aan klager geschreven:

“U heeft mij in kennis gesteld van het feit dat u een klacht bij de Deken van de Orde van Advocaten Limburg heeft ingediend tegen van [verweerster]. (…) U heeft mij benaderd met de vraag of ik bereid ben een verklaring af te leggen over de mij bekende handelswijze van [verweerster] inzake het dossier Bungalowpark [BS], nu ik op dat moment haar patroon was.

Positie [verweerster]

Allereerst wil ik u hierbij toelichten dat [verweerster] bij ons kantoor in dienst is getreden op 16 september 2023 als advocaat-stagiaire. Voordat zij bij ons in dienst is getreden was zij werkzaam als advocaat stagiair-ondernemer in het arrondissement Oost-Brabant onder de naam [E] advocatuur. Vanwege een conflict met de Orde van Advocaten in Brabant is zij op 8 augustus 2023 op eigen verzoek geschrapt als advocaat en vervolgens is zij op 22 september 2023 opnieuw beëdigd als advocaat in het arrondissement Limburg.

Per 7 maart 2024 heb ik [verweerster] op staande voet ontslagen. Vanaf dat moment is haar stage als advocaat van rechtswege opgeschort. Bij beschikking van 30 oktober 2024 heeft de algemene raad van de Nederlands orde van advocaten het besluit genomen tot schrapping van [verweerster] met ingang van 31 december 2024 (bijlage 10. Voor die datum heeft zij zich echter zelf laten uitschrijven van het tableau. In ieder geval is zij momenteel geen advocaat meer.

Dossier 2200984

Ik lees in de door u aan mij toegezonden stukken dat ik als patroon van [verweerster] op de hoogte zou zijn van het geschil tussen u en de vennoten van Bungalowpark [BS] VOF. Zij heeft in haar brief aan de orde van advocaten van 25 september 2024 onder het kopje ‘Klacht’ vermeld dat er bij ons kantoor een dossier bekend is met het nummer D2200984.

Ik ben een en ander nagegaan in onze administratie. Het is correct dat er bij [C] een dossier aanhangig was met nummer D2200984. Dit dossier was in behandeling bij [verweerster]. Als patroon ben ik op zaakniveau bekend met dossiers, met uiteraard niet met alle details van een zaak. Nu [verweerster] al in het derde jaar van haar stage zat, werd verwacht dat zij dossiers redelijk zelfstandig kan behandelen en bij vragen kon zij altijd bij mij terecht.

Ik begrijp uit de door u aan mij toegezonden stukken dat u een klacht heeft ingediend vanwege het feit dat [verweerster] op 3 november 2023 aanwezig is geweest bij een bespreking op 3 november 2023 met u te [plaats]. Dat is mij niet bekend.

Uit de agenda blijkt (bijlage 2) dat [verweerster] op die dag een thuiswerkdag had. Tevens blijkt uit de agenda dat zij die dag van 12.00 tot 15.00 uur een bespreking had te [plaats] met de vennoten van Bungalow [BS].

Ik lees in de door u aan mij toegezonden notulen dat mevrouw [S] samen met [verweerster] om 16.00 uur is aangesloten bij de vergaderring van de [belangenvereniging]. (…) Dit was mij absoluut niet bekend. Dit blijkt niet uit de agenda, nu daarin enkel staat vermeld dat er een overleg was van 12.00 tot 15.00 uur te [plaats]. Van een bespreking met de BEBS te [plaats] om 16.00 uur die dag was ik niet op de hoogte.

Ik heb het urenoverzicht van [verweerster] van die dag erbij genomen (bijlage 3). Zoals u in het overzicht uren van 3-11-2023 kunt zien heeft zij die dag maar 0,2 uur in de administratie verantwoord. Er zijn geen uren vermeld voor het bezoek aan de vennoten van het Bungalowpark [BS] en ook niet voor het bijwonen van een vergadering met de BEBS. Ik herinner me dat ik de dag erna ook bij haar heb nagevraagd wat ze nou precies had gedaan op haar thuiswerkdag, nu zij in haar urenoverzicht maar 0,2 uur had verantwoord. Daar kon ze mij toen geen antwoord op geven, behoudens haar stelling dat ze “gewerkt” had. Maar wat ze dan precies had gedaan kon ze niet verklaren. Dit was ook al meteen het begin van wrijving tussen haar en mij als haar patroon.

Ik heb voor de volledigheid de facturen bekeken die [verweerster] vanuit [C] heeft verzonden aan Bungalow [BS] in dossier D2200984. Als bijlage 4 treft u een overzicht aan van alle facturen die zijn verstuurd in het betreffende dossier. Relevant is daarbij factuur 4765100 d.d. 7 november 2023 (bijlage 5). Deze factuur bevat de uren van [verweerster] in de periode van 1-1-2023 t/m 31-10-2023. Hierop staat niets vermeld voor een overleg/bespreking met de BEBES. De daarop volgend factuur in dat dossier is factuur 4842100 d.d. 3 januari 2024. Dit betreft de uren van 1 november 2023 tot en met 3 januari 2024 (bijlage 6). Wat opvalt is ook op deze factuur geen uren zijn gedeclareerd voor een overleg op 3 november 2023, niet met de vennoten, maar ook niet met de BEBS. Ik als patroon was dus niet op de hoogte van het feit dat [verweerster] die dag aanwezig is geweest bij een overleg met de BEBS. Het door [verweerster] in haar verweerschrift onder nr. 3. gestelde is dus onjuist.

Gebruik mailadres info@[e].nl

[Verweerster] heeft in haar verweerschrift bij de Deken gesteld dat het emailadres info@[e].nl zakelijk door [C] Advocatuur werd gebruikt naast het emailadres [e]@[c].nl. Dit is een flagrante schending van de waarheid. Het tegenovergestelde is juist waar.

Ik had voor werkneemster bij in dienst treden een zakelijk mailadres en emailafsluiter laten aanmaken, te weten [naam verweerster]@[c].nl, zoals te doen gebruikelijk voor werknemers bij [C]. Al op haar eerste werkdag gaf [verweerster] aan niet tevreden te zijn met dit mailadres. Zij wilde aangeschreven worden op het mailadres: [e]@[c].nl. De reden daarvoor was desgevraagd dat “[E]” een samentrekking is van de namen van haar kinderen “[kind 1]” en “[kind 2]” en dat die naam dus veel voor haar betekende. Zij wilde die naam dus niet geheel verloren laten gaan. Op uitdrukkelijk verzoek van [verweerster] is dus ingestemd met het mailadres [e]@[c].nl. Ik heb vervolgens opdracht gegeven aan ons ICT bedrijf om het mailadres en emailafsluiter te wijzigen.

Later is gebleken dat [verweerster] zich onder de naam [E] naar buiten bleef presenteren. In diverse mailcorrespondentie met onder meer de rechtbank, (potentiële) cliënten, wederpartijen en derden correspondeerde zij op naam van [E], vanaf het mailadres van info@[e].nl, terwijl zij op dat moment al bij [C] in loondienst was. Gebleken is dat er veelvuldig is gecommuniceerd vanaf het mailadres info@[e].nl, met vermelding van het logo van [E] (Advocatuur), terwijl [verweerster] al in loondienst was bij [C]. Dit was niet toegestaan. Nadat ik haar daarop had aangesproken, gaf zij aan dat zij er moest wennen aan de overgang van zelfstandig ondernemer naar werknemer. Daar werd vanuit mij begrip voor getoond, maar wel is aangegeven dat dit naar de toekomst toe niet meer mocht gebeuren. Helaas bleek dit niet het geval.

Bij mail van 20 november 2023 (bijlage 7) heb ik [verweerster] een uitdrukkelijke schriftelijke waarschuwing gegeven voor het mailen onder de naam [E] Advocatuur. Daarbij is aangegeven dat indien dit in de toekomst nogmaals zou gebeuren, dit verdere consequenties zou hebben.

Op 1 maart 2024 ontving ik een mailbericht van u in een dossier van [C] – Bungalowpark [BS] v.o.f. – dat bij [verweerster] in behandeling was. Dit mailbericht is door u in de procedure overgelegd als bijlage J. In die mail van [verweerster], geschreven vanaf het mailadres info@[e].nl, valt het volgende te lezen:

[e-mail zoals weergegeven onder randnummer 2.17]

Daarop reageert u als volgt:

[e-mail zoals weergegeven onder randnummer 2.18]

Uit voorgaande mailwisseling blijkt duidelijk dat [verweerster] zich in het betreffende dossier eerst heeft gemeld als advocaat van het kantoor [C] en later heeft aangegeven dat zij vanuit [E] de belangen van Bungalowpark [BS] verder zou behartigen. Ik heb haar die dag direct met deze mail geconfronteerd. In eerste instantie was haar reactie dat u dit verzonnen had. Nadat de betreffende mail aan haar is getoond, gaf ze aan dat ze – wederom – per ongeluk op naam van [E] zou hebben gemaild. Ik heb haar toen voorgehouden dat ook deze verklaring – gelet op de inhoud van de mail – niet geloofwaardig is. Ik heb toen direct aangekondigd dat haar handelen nader onderzocht zou worden en dat dit handelen in mijn optiek een reden was voor een ontslag op staande voet. Aangekondigd is toen dat er een overleg met de Deken zou worden ingepland. De non-actief stelling is diezelfde dag nog per whatsapp bevestigd.

Het overleg met de Deken heeft – op verzoek van de Deken – plaatsgevonden op 7 maart 2024. Werkneemster is diezelfde dag ook uitgenodigd voor een gesprek met de Deken. Na het gesprek met de Deken heb ik [verweerster] op staande voet ontslagen. Feit is immers dat [verweerster] door haar handelen (het blijven communiceren vanuit het mailadres info@[e].nl en het logo van [E]) verwarring heeft doen ontstaan, zowel bij cliënten, bij wederpartijen en ook bij mij als haar werkgever. Dit is in strijd met de kernwaarden van de advocatuur.

[Verweerster] heeft tegen dit ontslag op staande voet geprotesteerd bij de rechtbank. De kantonrechter van de rechtbank Limburg, locatie Roermond, heeft bij beschikking van 12 september 2024 geoordeeld dat het ontslag op staande voet terecht is gegeven. [Verweerster] is tegen deze beschikking in hoger beroep gegaan. Het hoger beroep is nog aanhangig bij het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch.

De stelling van [verweerster] dat het mailadres info@[e].nl zakelijk werd gebruikt door [C] Advocatuur is dus eveneens aantoonbar onjuist. Verder heeft [verweerster] in haar verweerschrift gesteld dat zij sedert januari 2024 burn-out klachten had. Ook dat wordt betwist. Dat is in ieder geval nooit met mij gecommuniceerd. Pas op haar non-actiefstelling op 1 maart 2024 heeft zij zich ziek gemeld. (…)”

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende.

a) Verweerster heeft onduidelijkheid laten bestaan over haar hoedanigheid van advocaat;

b) Verweerster heeft niet gehandeld zoals een advocaat betaamd, door haar afspraken niet na te komen, zich onnodig beledigend te hebben uitgelaten over klager, heeft getracht klager onder druk te zette met dreigementen en argumenten die niet op feiten berusten, en door het dossier niet te kennen of bewust heeft geprobeerd om de feiten uit het dossier te verdraaien.

4 VERWEER

4.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5 BEOORDELING

Toetsingskader

5.1 Deze zaak betreft een klacht over de advocaat van de wederpartij. Voor alle advocaten geldt dat zij partijdig zijn en in principe alleen de belangen van hun eigen cliënt hoeven te behartigen. Zij hebben veel vrijheid om te doen wat in het belang van hun cliënt nodig is, maar die vrijheid is wel begrensd. Advocaten mogen de belangen van de wederpartij niet onnodig of op een ontoelaatbare manier schaden. Zij mogen zich bijvoorbeeld niet onnodig kwetsend uitlaten over de wederpartij. Ook mogen advocaten niet bewust onjuiste informatie verschaffen. Daarbij geldt dat advocaten er in beginsel van mogen uitgaan dat de informatie die zij van hun cliënt hebben gekregen juist is. Slechts in uitzonderingsgevallen zijn advocaten gehouden de juistheid van die informatie te controleren. Tot slot hoeven advocaten in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat zij voor hun cliënt willen bereiken, opweegt tegen het nadeel dat zij aan de wederpartij toebrengen.

5.2 De tuchtrechter dient bij de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht het aan de advocaat verweten handelen of nalaten te toetsen aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen en slaat daarbij acht op de kernwaarden zoals omschreven in artikel 10a Advocatenwet. De tuchtrechter is niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen wel van belang zijn, gezien ook het open karakter van de behoorlijkheidsnorm in artikel 46 Advocatenwet. Of sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per geval beoordeeld.

5.3 Gedragsregel 9 lid 1 luidt: De advocaat dient tegenover zijn cliënt en in zijn contacten met derden ervoor zorg te dragen dat geen misverstand kan bestaan over de hoedanigheid waarin hij in een gegeven situatie optreedt.
Klachtonderdeel a)

5.4 Allereerst wordt verweerster verweten dat zij tijdens de bespreking van 3 november 2023 niet duidelijk heeft gemaakt dat zij de advocaat was van de vof. Ook zou zij voor verwarring hebben gezorgd over de wijze waarop zij de vof daarna bijstond als advocaat en in welke kwesties, waarbij zij wisselende e-mailadressen zou hebben gebruikt.
Kenbare hoedanigheid tijdens de bespreking van 3 november 2023?

5.5 Het was helder dat de bespreking van 3 november 2023 niet zou doorgaan als de vof een advocaat zou meenemen. Dat heeft klager in zijn e-mail van 2 november 2023 duidelijk gemaakt aan de vof. Daarop is verweerster aangekondigd als ‘adviseuse die juridisch onderlegd is’. De bespreking is vervolgens toch doorgegaan. Het is de raad niet gebleken dat er discussie is ontstaan omdat aan de zijde van de vof tóch een advocaat was meegekomen. Als verweerster zich wel had voorgesteld als advocaat dan lag die discussie wel voor de hand, juist vanwege de e mailwisseling van de dag ervoor. Daar komt bij dat de mede-aanwezigen aan de zijde van de belangenvereniging hebben verklaard dat verweerster niet kenbaar heeft gemaakt dat zij advocaat was. De verklaring die verweerster daartegenover heeft ingebracht, afkomstig van de dochter, doet daar geen afbreuk aan. Die verklaring stelt namelijk alleen dat verweerster zich “niet heeft gepresenteerd als juridisch onderlegde vriendin”, gevolgd door een toelichting dat er geen vriendschappelijke maar enkel zakelijke relatie met verweerster bestond. Daaruit volgt dus niet dat verweerster wél kenbaar heeft gemaakt dat zij advocaat is.

5.6 Vervolgens heeft op 15 januari 2024 e-mailcontact plaatsgevonden tussen klager en verweerster. Zij begint haar e-mail met: “Tot mij wendde zich de heer en mevrouw [S] van Bungalowpark [BS] v.o.f. Namens de vennootschap zal ik de belangen behartigen inzake het bungalowpark [BS].”. Dergelijke bewoordingen zijn in de advocatuur gebruikelijk als een advocaat voor het eerst een wederpartij aanschrijft en zich daarin als advocaat stelt. Als verweerster al tijdens de bespreking van 3 november 2023 kenbaar had gemaakt dat zij de advocaat van de vof was, dan lag het voor de hand dat zij deze bewoordingen niet had gebruikt. Daar komt bij dat klager direct daarop heeft gereageerd zich misleid te voelen door verweerster en dat zij de bespreking onder valse voorwendselen had geïnfiltreerd. Bezien in het licht van de e-mailwisseling van 2 november 2023, kan dat niet anders worden uitgelegd dan dat het klager tot dat moment niet duidelijk was dat verweerster advocaat was. Ook uit de reactie daarop van verweerster, waarin zij verklaart te zijn “aangekondigd terzake juridische ondersteuning”, wijst in de richting dat verweerster niet nadrukkelijk kenbaar heeft gemaakt dat zij advocaat was.

5.7 Dat alles in samenhang bezien, kan niet tot een andere conclusie leiden dan dat verweerster tijdens de bespreking van 3 november 2023 niet kenbaar heeft gemaakt dat zij daar als advocaat aanwezig is geweest.

Wisselende e-mailadressen

5.8 Verweerster heeft veel wisselende mededelingen gedaan over het e-mailadres waarmee klager contact kon hebben. Aanvankelijk heeft verweerster gecorrespondeerd vanaf [e]@[c].nl en mochten de leden van de belangenvereniging de vof niet meer rechtstreeks aanschrijven. Daarna zou verweerster de vof toch niet overal in bijstaan, bijvoorbeeld ten aanzien van de verhuurbemiddelingsovereenkomsten, en mocht klager haar alleen aanschrijven over bepaalde onderwerpen. In haar brief van 9 februari 2024 heeft zij het vervolgens toch over de verhuurbemiddelingsovereenkomsten, terwijl zij per e-mail van diezelfde datum nog heeft laten weten de vof daarin niet bij te staan. Enige tijd daarna kreeg klager bericht dat hij zich niet meer tot [e]@[c].nl mocht wenden omdat de vof nog geen advocaat zouden hebben ingeschakeld. Klager moest daarom info@[e].nl aanschrijven, omdat verweerster hem anders kosten in rekening ging brengen.

5.9 De raad acht het begrijpelijk dat klager daarmee het spoor bijster was met welk e mailadres hij diende te communiceren, of en zo ja bij welke onderwerpen verweerster handelde als advocaat namens de vof en of dit dan namens Advocatenkantoor [C] of [E] was. Verweerster heeft daarmee onvoldoende zorg gedragen dat er geen misverstand kon ontstaan over haar hoedanigheid waarin zij opereerde. Ook dáármee heeft verweerster in strijd gehandeld met gedragsregel 9 lid 1 en heeft zij tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.

5.10 Klachtonderdeel a) is gegrond.

Klachtonderdeel b)

5.11 Verweerster wordt verder verweten dat zij onbetamelijk heeft gehandeld doordat zij haar afspraken niet was nagekomen, zich onnodig beledigend zou hebben uitgelaten over klager, getracht heeft klager onder druk te zetten met dreigementen en argumenten die niet op feiten berusten, en door het dossier niet te kennen of bewust heeft geprobeerd om de feiten uit het dossier te verdraaien.

Niet nakomen van afspraken

5.12 Wat betreft de gemaakte afspraken, stelt de raad vast dat klager en verweerster een verschillende visie hebben over de gemaakte afspraken en wie al dan niet aan zet was: de belangenvereniging of de vof. Als gevolg daarvan kan de tuchtrechter niet vaststellen of er afspraken niet zijn nagekomen en vervolgens of dit verweerster in tuchtrechtelijke zin kan worden aangerekend.

Beledigend uitlaten

5.13 Ten aanzien van het (onnodig) beledigend uitlaten over klager, is onvoldoende concreet gemaakt welke beledigende uitlatingen verweerster zou hebben gedaan. Voor zover dat gedaan zou zijn tijdens de telefoongesprekken van 15 januari 2024, wordt dit niet voorzien van een feitelijke onderbouwing en wordt dit bovendien door verweerster betwist. De raad kan daarom niet vaststellen wat er tijdens de telefoongesprekken is gezegd en of verweerster daarmee tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Voor zover klager bedoeld heeft dat verweerster zich na 27 augustus 2024 beledigend heeft uitgelaten over klager, geldt dat zij op dat moment geen advocaat meer was en sindsdien dus niet meer aan het tuchtrecht onderworpen is.

Onder druk zetten

5.14 Over het onder druk zetten van klager, oordeelt de raad als volgt. Voor zover verweerster argumenten zou hebben gebruikt die niet op feiten berusten, begrijpt de raad dat dit gaat over de onderliggende civielrechtelijke kwestie tussen de belangenvereniging en de vennootschap. Het is niet aan de tuchtrechter om daarover te oordelen. Als klager meent dat de argumenten van verweerster geen hout snijden omdat zij feitelijk incorrect zijn, dan kan hij die argumenten (gemotiveerd) weerleggen. De raad ziet daarin onvoldoende aanleiding voor een gegronde tuchtklacht.

5.15 Dat is anders wat betreft de dreigementen. Uit de toelichting van klager begrijpt dat de raad dat hij daarmee zowel doelt op verweersters opmerking dat hem kosten in rekening zullen worden gebracht als hij met het [C]-e-mailadres zou blijven corresponderen, als haar aankondiging van schadevergoedingsprocedures na de kort gedingen.

5.16 Verweerster heeft ter zitting toegelicht dat zij klager wilde waarschuwen om geen nodeloze e-mails te sturen. Zij heeft desgevraagd echter niet kunnen aangeven welke grondslag zij meende te hebben om kosten daarvoor in rekening te kunnen brengen bij klager – de wederpartij. Die is er wat de raad betreft ook niet. Klager mag als wederpartij met verweerster communiceren over de zaak. Dat verweerster daarbij onduidelijkheid heeft laten bestaan over haar hoedanigheid van advocaat en wisselende e-mailadressen heeft doorgegeven, kan zij vervolgens niet op haar wederpartij afwentelen. De raad is dan ook van oordeel dat verweerster op ontoelaatbare wijze heeft gehandeld tegenover klager door te dreigen met het in rekening brengen van kosten omdat hij met haar wilde corresponderen.

5.17 Wat betreft het aankondigen van schadevergoedingsprocedures na de kort gedingen, stelt de raad vast dat dit heeft plaatsgevonden nadat verweerster zich als advocaat had laten uitschrijven. Zij was op dat moment dus niet meer aan het tuchtrecht onderworpen.

Gebrek aan kennis van de feiten

5.18 Ten slotte wordt verweerster verweten dat zij onvoldoende kennis had van het dossier of dat zij de feiten heeft proberen te verdraaien. De raad begrijpt dat hiermee wordt gedoeld op het verschil van inzicht over de onderliggende civielrechtelijke geschillen, waaronder de mogelijke verhuur van de bungalows. Klager en (de cliënten van) verweerster hebben daarover een verschillende visie. Dat maakt niet direct dat verweerster onvoldoende kennis heeft van het dossier of feiten verdraait. Het is bovendien niet aan de tuchtrechter, maar aan de civiele rechter om daarover te oordelen.

5.19 Klachtonderdeel b) is gegrond voor zover verweerster wordt verweten dat zij klager onder druk heeft gezet. De klacht is voor het overige ongegrond.

6 MAATREGEL

6.1 Verweerster heeft er onvoldoende voor gezorgd dat er geen misverstand bestond over de hoedanigheid waarin zij handelde. Dat misverstand is wel ontstaan, omdat zij niet duidelijk geeft gemaakt dat zij advocaat was, of zij in die hoedanigheid handelde en voor welke kwesties en of zij dat deed vanuit haar advocatenkantoor of haar eigen bedrijf. Ook heeft zij onbetamelijk gehandeld richting klager door hem kosten in rekening te willen brengen als hij e-mails aan het niet gewenste e-mailadres zou sturen.

6.2 Deze tuchtrechtelijk verwijtbare gedragingen leveren op zichzelf niet zodanige afbreuk aan het vertrouwen in de advocatuur op dat dit zou moeten leiden tot een zware maatregel. Gelet op de wijze waarop verweerster heeft gereageerd in deze klachtprocedure, is echter toch de vraag gerezen of verweerster (mede gelet op de toekomst) geschikt is om het beroep van advocaat uit te oefenen. Hoewel verweerster geen advocaat meer is, weegt de raad de hierna te noemen gedragingen van verweerster van na haar uitschrijving als advocaat wel mee in de beantwoording van deze vraag. Deze gedragingen vonden namelijk plaats in het kader van een tuchtrechtelijke procedure over verweersters handelen toen zij nog wél advocaat was. Er is daarom voldoende verband met de toenmalige beroepsuitoefening zodat de raad deze gedragingen mee kan wegen bij het bepalen van de hoogte van de maatregel.

6.3 In haar verweer heeft verweerster meerdere malen gesteld dat haar patroon op de hoogte was van de wijze waarop zij de vof bijstond. Over het gebruik van ‘info@[e].nl’ heeft verweerster ook gesteld dat haar patroon dat goed vond en dat dat e-mailadres vaker binnen het kantoor werd gebruikt. Uit de verklaring van de voormalige patroon van verweerster blijkt echter dat dit niet juist is. De patroon was niet op de hoogte van de zaak, verweerster boekte deze tijd niet op een dossier van kantoor en was bovendien al eerder door haar patroon gewaarschuwd dat zij ‘info@[e].nl’ niet meer mocht gebruiken. Dit laatste heeft, zo leidt de raad af uit het dossier, juist mede geleid tot het ontslag op staande voet van verweerster. De raad kan dan ook niet anders concluderen dan dat verweerster herhaaldelijk heeft gelogen tegen de deken en de tuchtrechter. Dat geeft er blijk van dat verweerster onvoldoende integer is om het beroep van advocaat uit te oefenen.

6.4 Verweerster heeft ook herhaald in twijfel getrokken dat het griffierecht tijdig was betaald door klager en heeft zij hem gesommeerd om een betalingsbewijs te overleggen. De deken had echter al bevestigd dat dit wel het geval was. Verweerster had dus op die bevestiging van de deken moeten vertrouwen, zoals dat ook van advocaten onderling – en zeker richting de deken – wordt verwacht.

6.5 Daarnaast heeft verweerster ook voortdurend blijk gegeven onvoldoende onafhankelijk ten opzichte van haar cliënten te kunnen handelen. Uit de berichten van februari 2025 leidt de raad af dat verweerster geen onderscheid weet te maken tussen deze tuchtklacht en de belangen die zij, inmiddels als juridisch adviseur, behartigt voor de vof. Zo wisselt zij in e-mails de tuchtprocedure af met de zaak van de vof en verwijt zij klager daardoor schade te veroorzaken jegens zowel de vof als haar eigen onderneming. Door beide zaken niet gescheiden te kunnen houden, heeft de raad grote vraagtekens of verweerster wel in staat is voldoende afstand en onafhankelijkheid ten opzichte van een cliënt te bewaren bij de behandeling van een zaak.

6.6 Stuitend acht de raad het tot slot dat verweerster klager zelfs aansprakelijk heeft gesteld voor schade als gevolg van deze tuchtrechtelijke procedure en ongemotiveerd dreigt met het doen van aangifte tegen hem, waarbij zij zelfs zonder enige grondslag een kopie van zijn legitimatiebewijs vordert onder dreiging van inschakeling van de politie. Een advocaat dient zich te onthouden van het belemmeren van de laagdrempelige toegang tot de tuchtrechter. Het dreigen met aangifte of een aansprakelijkstelling jegens een klagende partij ondermijnt de werking van het tuchtrecht (vergelijk RvD ’s-Hertogenbosch 24 maart 2024, ECLI:NL:TADRSHE:2025:53, onder 5.10).

6.7 De raad komt al met al tot de conclusie dat verweerster niet geschikt is om advocaat te zijn. Verweerster heeft consequent laten zien onvoldoende te begrijpen wat de kernwaarden voor de advocatuur inhouden en heeft zelfs de toepassing van het tuchtrecht belemmerd en ondermijnd, door te liegen tegenover de deken en tuchtrechter en door klager aansprakelijk te stellen vanwege de door hem ingediende tuchtklacht. Hoewel verweerster al op eigen verzoek en ook door de algemene raad van de Nederlandse Orde van Advocaten van het tableau is geschrapt, ziet de raad toch noodzaak om gelet op deze omstandigheden de maatregel van schrapping op te leggen.

7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1 Omdat de raad de klacht gedeeltelijk gegrond verklaart, moet verweerster op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door.

7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 50,- reiskosten van klager,
b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
c) € 500,- kosten van de Staat.

7.3 Verweerster moet het bedrag van € 50,- aan reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klager. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door.

7.4 Verweerster moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:
- verklaart klachtonderdelen a) en b), voor zover verweerster wordt verweten dat zij klager onder druk heeft gezet, gegrond;
- verklaart klachtonderdeel b) voor het overige ongegrond;
- legt aan verweerster de maatregel van schrapping op;
- ingaande op de tweede dag na het onherroepelijk worden van deze beslissing;
- veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager;
- veroordeelt verweerster tot betaling van de reiskosten van € 50,- aan klager, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in overweging 7.3;
- veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in overweging 7.4;


Aldus beslist door mr. E. Loesberg, voorzitter, mrs. M.J. Hoekstra en W.A.A.J. Fick-Nolet, leden, bijgestaan door mr. M.A.A. Traousis als griffier en uitgesproken in het openbaar op 10 juni 2025.


Griffier Voorzitter

Verzonden op: 10 juni 2025