ECLI:NL:TGZCTG:2025:95 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2521
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2025:95 |
---|---|
Datum uitspraak: | 11-06-2025 |
Datum publicatie: | 11-06-2025 |
Zaaknummer(s): | C2024/2521 |
Onderwerp: | Onjuiste verklaring of rapport |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Ongegronde klacht tegen een gz-psycholoog. De gz-psycholoog heeft in het kader van een strafrechtelijke procedure een contra-expertise uitgevoerd naar de geestvermogens van klager. Klager verwijt de gz-psycholoog dat hij bij klager een waanstoornis heeft vastgesteld, gedurende het onderzoek onaangekondigd vijf maanden is weggebleven en dat hij heeft geweigerd om de gesprekken met klager op te nemen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2024/2521 van:
A, wonende te B.,
appellant, klager in eerste aanleg,
hierna: klager,
tegen
C., gz-psycholoog, destijds werkzaam in D.,
verweerder in beide instanties,
hierna: de gz-psycholoog,
gemachtigde: mr. N.M.K. Damen, advocaat te Amsterdam.
1. Kern van de zaak
1.1 Klager is vervolgd voor belaging. De rechtbank D. heeft hem in 2021 de maatregel TBS met dwangverpleging opgelegd. In de procedure in hoger beroep is aan de gz‑psycholoog en aan een psychiater gevraagd om een contra-expertise uit te voeren naar de geestvermogens van klager. De gz-psycholoog heeft – net als de psychiater – over klager een pro Justitia‑rapportage opgemaakt. De gz-psycholoog heeft hierin geconcludeerd dat klager aan een waanstoornis lijdt. De psychiater is gekomen tot een uitgestelde diagnose van een waanstoornis. Klager verwijt de gz-psycholoog dat hij (a) een onjuiste diagnose heeft gesteld, (b) niet is meegegaan in de bevindingen van de psychiater, (c) onaangekondigd vijf maanden is weggebleven gedurende het onderzoek en (d) heeft geweigerd de gesprekken op te nemen. Het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam heeft de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege is het eens met de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege en zal het beroep verwerpen.
2. Verloop van de procedure
2.1 Klager heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam van 9 juli 2024 met nummer A2024/6888 (ECLI:NL:TGZRAMS:2024:150). De beslissing van het Regionaal Tuchtcollege is als bijlage aan deze beslissing gehecht.
2.2 Het Centraal Tuchtcollege heeft kennisgenomen van het beroepschrift, het aanvullend beroepschrift, het verweerschrift en het nadien nog van klager ontvangen stuk.
2.3 De zaak is op de zitting van 19 mei 2025 behandeld. Klager en de gz-psycholoog waren beiden aanwezig. De gz-psycholoog werd bijgestaan door zijn gemachtigde mr. N.M.K. Damen. Partijen hebben vragen van het college beantwoord en hun standpunten nader toegelicht. De spreekaantekeningen van klager zijn aan het dossier toegevoegd.
3. Feiten
3.1 Het Centraal Tuchtcollege gaat bij de beoordeling van het beroep uit van de feiten zoals weergegeven in ‘3. De feiten’ van de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Deze weergave is in beroep niet of in elk geval onvoldoende, bestreden.
5. Beoordeling van het beroep
Waar gaat het in beroep over
-
- Klager is het niet eens met de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Hij verzoekt het Centraal Tuchtcollege – impliciet – deze beslissing te vernietigen en de klacht alsnog gegrond te verklaren.
- De gz-psycholoog heeft gemotiveerd verweer gevoerd en verzoekt het Centraal Tuchtcollege om het beroep te verwerpen.
Inhoudelijke beoordeling
4.3 Op basis van de stukken en de mondelinge toelichting daarop komt het Centraal Tuchtcollege tot het oordeel dat het Regionaal Tuchtcollege de klacht in al haar onderdelen terecht ongegrond heeft verklaard. De behandeling van de zaak in beroep geeft geen aanleiding tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege. Het Centraal Tuchtcollege neemt dat wat het Regionaal Tuchtcollege onder ‘5. De overwegingen van het college’ heeft overwogen hier over en sluit aan bij het oordeel van dat college dat de gz-psycholoog niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De pro Justitia‑rapportage van de gz-psycholoog voldoet aan de daaraan volgens vaste rechtspraak te stellen eisen en de gz-psycholoog heeft in redelijkheid tot zijn conclusies en de door hem gegeven beantwoording van de vragen kunnen komen. Dat de psychiater niet tot hetzelfde oordeel is gekomen als de gz-psycholoog maakt dit niet anders omdat beiden vanuit hun eigen discipline een oordeel hebben gegeven. En hoewel het beter was geweest als de gz-psycholoog klager had geïnformeerd over de tijdelijke stillegging van de gesprekken en de reden daarvoor, is dit niet voldoende voor een tuchtrechtelijk verwijt aan het adres van de gz-psycholoog.
Conclusie
4.4 De conclusie is dat de het Regionaal Tuchtcollege de klacht terecht ongegrond heeft verklaard en dat het beroep zal worden verworpen.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep;
Deze beslissing is gegeven door E.J. Daalder, voorzitter,
A.R.O. Mooy en J.M.T. van der Hoeven‑Oud, leden-juristen, en G.T.M. Mooren en F.D.F. Steenbakkers, leden‑beroepsgenoten, bijgestaan door E.D. Boer, secretaris.
Uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 juni 2025.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.