ECLI:NL:TGZRAMS:2025:144 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7134

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2025:144
Datum uitspraak: 06-06-2025
Datum publicatie: 06-06-2025
Zaaknummer(s): A2024/7134
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht tegen een cardioloog. Klager is vanuit een kliniek in het buitenland verwezen naar een ziekenhuis in Nederland voor de overname van de behandeling, meer specifiek voor het plaatsen van een stent. Klager is – kort gezegd – ontevreden over de behandeling in het ziekenhuis. De cardioloog heeft klager op 18 maart 2020 op het poliklinisch spreekuur gezien en was hierna verantwoordelijk voor de stentprocedure die klager onderging.Het college oordeelt als volgt. Uit de stukken blijkt dat de kliniek heeft geadviseerd klager te verwijzen naar zowel een cardioloog als een longarts, wat ook is gebeurd. De stelling van klager dat het advies van de kliniek niet zou zijn gecommuniceerd of gedeeld met andere artsen kan het college dan ook niet volgen. Daarnaast stelt het college vast dat er geen aanknopingspunten zijn dat de door klager gestelde lichamelijke gevolgen, voor zover deze zouden blijken uit de overlegde stukken, enigerwijze veroorzaakt zouden zijn door het handelen of nalaten van de cardioloog.

A2024/7134
Beslissing van 6 juni 2025


REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM
Beslissing in raadkamer van 6 juni 2025 op de klacht van:

A,
wonende te B,
klager,

tegen

C,
cardioloog,
werkzaam te B,
verweerster, hierna ook: de cardioloog,
gemachtigde: mr. D, werkzaam te B.

1. De zaak in het kort
1.1 Klager is na ontslag uit een E ziekenhuis via de huisarts verwezen naar het
F (hierna: het ziekenhuis) voor de overname van de behandeling, meer specifiek voor het plaatsen van een stent. Klager is – kort gezegd – ontevreden over de behandeling in het ziekenhuis. De cardioloog heeft klager op 18 maart 2020 op het poliklinisch spreekuur gezien en was hierna verantwoordelijk voor de stentprocedure die klager onderging.

1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna licht het college de beslissing toe.

2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 9 april 2024;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 30 september 2024.

2.2 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren. Deze klacht hangt samen - en is daarom gelijktijdig, maar niet gevoegd, behandeld - met de klacht tegen een longarts, geregistreerd onder nummer A2024/7135.

3. De feiten
3.1 Op 16 februari 2020 heeft klager in E, naar eigen zeggen, een acute
hartstilstand gehad, waarvoor hij is opgenomen in de “G” in H in E (hierna: de kliniek). Hier heeft klager een dotterprocedure ondergaan en is hij behandeld door het plaatsen van stents.

3.2 Na ontslag is klager via de huisarts verwezen naar het ziekenhuis voor de overname
van de behandeling, meer specifiek voor het plaatsen van (nog) een stent.

3.3 De cardioloog heeft klager voor het eerst op 18 maart 2020 op het poliklinisch
spreekuur gezien. Op 31 maart 2020 heeft klager een stent procedure ondergaan.

3.4 Vervolgens heeft de cardioloog klager telefonisch gesproken op 15 mei 2020, in
verband met de zogenoemde 6-weken controle, en op 29 oktober 2020, in verband met de zogenoemde 6-maands controle.

3.5 Vanwege lichamelijke klachten van klager op 29 april 2021, bestaande uit steken bij
het hart en in de rechterarm, heeft de cardioloog een fietsproef met klager gepland. Deze vond plaats op 6 mei 2021. De bevindingen hiervan zijn door de cardioloog op 10 mei 2021 telefonisch met klager besproken. Het volgende is hierover genoteerd in het medisch dossier:
Anamnese In de laatste tijd last van moe arm en warme gevoel die straalt uit naar de borst, altijd in rust.
(...)
Overweging/ differentiaal (…)
Diagnose Ergo negatief
Afgesproken om eerste conservatief te proberen
Conclusie Status na NSTEMI. Verdenking op stabiel AP
Beleid ISMN 25 mg. TC 1 m”

3.6 Op 14 juni 2021 heeft de cardioloog de voicemail van klager ingesproken. Hierna is
de behandeling beëindigd.

4. De klacht en de reactie van de cardioloog
4.1 Klager verwijt de cardioloog:
a) Incompetentie door middel van nalatigheid en onzorgvuldig handelen;
b) Het niet delen of communiceren met andere artsen van het advies van de kliniek om de afwijking op de CT-scan van de long verder te onderzoeken;
c) Het onnodig in gevaar brengen van de gezondheid van klager, terwijl in de medische
vakbladen al begin 2020 de grote toename van longkanker werd vermeld.

4.2 De cardioloog heeft het college verzocht de klacht (kennelijk) ongegrond te verklaren.

4.3 Het college gaat hierna verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college
5.1 Klager concludeert dat het advies van de kliniek niet is gecommuniceerd en gedeeld met andere artsen. Hij heeft, naar het college begrijpt op een later moment, na het ondergaan van onderzoeken in het ziekenhuis op 7 juli 2023 via zijn huisarts te horen gekregen dat de mededeling vanuit het ziekenhuis was dat alles in orde was en dat hij pas over drie jaar voor controle terug moest komen. Vijf weken later kregen zijn vrouw en hij echter te horen: “dat het er niet best uit zag en wij de uitvaartpolissen tevoorschijn konden halen”. Klager stelt dat de cardioloog zeer nalatig en onzorgvuldig is geweest, niet de zorg heeft verleend die je mag verwachten en daarmee zijn gezondheid onnodig in gevaar heeft gebracht.

5.2 De cardioloog heeft aangevoerd dat de plaatsing van de stent in 2020 is uitgevoerd binnen twee weken na het eerste consult. Hierna zijn er in 2020 en 2021 reguliere vervolgconsulten geweest, die vanwege de covid-pandemie telefonisch plaatsvonden. Er waren geen klachten of uitslagen die verdere onderzoeken of een andere behandeling in het ziekenhuis indiceerde. Nadat klager opnieuw klachten kreeg, heeft de cardioloog hem verwezen voor een fietsproef en ECG. Dit leverde geen bijzonderheden op en tijdens het telefonisch consult van 10 mei 2021 is met klager afgesproken de medicatie aan te passen en voorlopig over te gaan tot een conservatief beleid. Tot slot heeft de cardioloog opgemerkt dat klager werd vervolgd door een longarts, op advies van G (zaak met kenmerk A2024/7135). Hierna is de behandeling beëindigd.

De criteria voor de beoordeling
5.3 De vraag is of de cardioloog de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende cardioloog. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de cardioloog geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden.

Inhoudelijke beoordeling
5.4 Het college ziet aanleiding de onder 4.1 genoemde klachtonderdelen gezamenlijk te bespreken, omdat deze met elkaar samenhangen.

5.5 Het college stelt voorop dat uit het klaagschrift valt af te leiden dat klager op 30 oktober 2023 een heel naar bericht heeft ontvangen over zijn gezondheid en dat hij kennelijk ernstig ziek bleek te zijn. Het college stelt daarnaast vast dat het college weliswaar een vermoeden heeft dat het hierbij om de diagnose longkanker gaat, maar dat de diagnose niet in de stukken als zodanig staat vermeld. Het college kan als gevolg daarvan niet als vaststaand feit uitgaan van de diagnose longkanker.

5.6 Het college stelt verder op basis van de stukken van de kliniek vast dat er in E is vastgesteld dat sprake was van zogenoemd (cardiaal) restlijden en dat sprake was van een cardiaal probleem. Het volgende is hierover opgenomen:
Diagnosen:
1. Akuter Nicht-ST-Hebungs-Myokardinfarkt (NSTEMI)
2. Koronare 3- Gefäßerkrankung mit normaler LV-Funktion
- Aktuell: erfolgreiche RCA-PTCA und Stentimplantation (2x DES) am 16.02.2020
- Erneute Intervention in 6 Wochen infolge verbliebener hochgradiger RIVA-Stenose empfohlen
3. Infrarenale Aorten-Aneurysma bis zum 3.5 cm
4. Ethanolkonsum (1,2 ‰)
5. Latente Hypothyreose
6. Nikotinabusus

5.7 Verder blijkt uit de stukken dat de kliniek heeft geadviseerd klager te verwijzen naar zowel een cardioloog als een longarts, wat ook is gebeurd. De stelling van klager dat het advies van de kliniek niet zou zijn gecommuniceerd of gedeeld met andere artsen kan het college dan ook niet volgen.

5.8 Daarnaast stelt het college vast dat er geen aanknopingspunten zijn dat de door klager gestelde lichamelijke gevolgen, voor zover deze zouden blijken uit de overlegde stukken, enigerwijze veroorzaakt zouden zijn door het handelen of nalaten van de cardioloog. Het college vindt het zeer spijtig voor klager dat hij te horen heeft gekregen dat hij zo ernstig ziek bleek te zijn, maar het college ziet geen aanwijzingen om te constateren dat de cardioloog in strijd heeft gehandeld met de zorg die van haar in de gegeven omstandigheden mocht worden verwacht.

Slotsom
5.9 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht kennelijk ongegrond zijn.

6. De beslissing
De klacht is in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.


Deze beslissing is gegeven op 6 juni 2025 door E.P. de Beij, voorzitter,
B.E.E.M. van den Borne en M.C.E. van den Heuvel, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door M.A. Valé, secretaris.