ECLI:NL:TADRSHE:2025:86 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-818/DB/OB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2025:86
Datum uitspraak: 26-05-2025
Datum publicatie: 06-06-2025
Zaaknummer(s): 24-818/DB/OB
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: Verzet. De voorzitter heeft bij de beoordeling van de klacht de juiste maatstaf toegepast en voorts rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Daarmee hoeft in redelijkheid niet te worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch
van 26 mei 2025

in de zaak 24-818/DB/OB

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 27 december 2024 op de klacht van:

klaagster

gemachtigde:

over:

verweerder

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Op 24 mei 2024 heeft klaagster tegen verweerder een klacht ingediend bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: “de deken”).

1.2 Op 11 november 2024 heeft de raad het dossier met kenmerk 48|24|080K van de deken ontvangen.

1.3 Bij beslissing van 27 december 2024 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard.

1.4 Op 24 januari 2025 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 Partijen zijn opgeroepen voor de mondelinge behandeling van het verzet tijdens de zitting van de raad op 31 maart 2025. Verschenen zijn de heer K, zijnde de gemachtigde van klaagster, en verweerder, bijgestaan door zijn kantoorgenoot mr. T. Klaagster is niet verschenen.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de beslissing van de voorzitter is gebaseerd en van het verzetschrift.

2. FEITEN EN KLACHT

2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

3. VERZET

3.1 De gronden van het verzet houden het volgende in:

Klaagster verwijt verweerder niet dat hij “bewust” heeft gelogen, maar dat hij “feitelijk” heeft gelogen. De voorzitter heeft ten onrechte overwogen dat verweerder in het verweerschrift de praktische situatie heeft toegelicht. Verweerder heeft namelijk enkel de zorgregelingen vergeleken. Verweerder heeft hierover gelogen. De motivering van de voorzittersbeslissing is onvoldoende en de voorzitter heeft geen beslissing genomen over de klacht.

4. BEOORDELING

4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

4.2 De raad is op grond van het verzetschrift van oordeel dat de verzetgronden van klaagster niet slagen. Artikel 8 Gedragsregels 2018 stelt: “De advocaat dient zich zowel in als buiten rechte te onthouden van het verstrekken van feitelijke informatie waarvan hij weet, althans behoort te weten, dat die onjuist is”. De raad constateert dat de door verweerder overgelegde feitelijke informatie correct was. Vervolgens is verweerder aan die feiten conclusies gaan verbinden die “het gelijk” van zijn client zouden moeten ondersteunen. Daar richt zich het bezwaar van klaagster tegen. De stellingname van verweerder over de conclusies die aan de feitelijke informatie moesten worden verbonden, is echter niet de feitelijke informatie waarop gedragsregel 8 ziet.

4.3 De voorzitter heeft bij de beoordeling van de klacht de juiste maatstaf toegepast en voorts rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Daarmee hoeft in redelijkheid niet te worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is.

4.4 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. R.A.J. van Leeuwen, voorzitter, mrs. H.C. Struijk en A.A.T. van Ginderen, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber – van de Langenberg als griffier, en uitgesproken op 26 mei 2025.

Griffier Voorzitter

Verzonden op: 26 mei 2025