ECLI:NL:TADRSHE:2025:92 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-836/DB/ZWB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2025:92
Datum uitspraak: 26-05-2025
Datum publicatie: 06-06-2025
Zaaknummer(s): 24-836/DB/ZWB
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Raadsbeslissing. Klacht over de eigen advocaat over de kwaliteit van het gegeven advies. Niet gebleken dat verweerder klaagster onjuist heeft geadviseerd door klaagster voor te houden dat zij niet zonder bijstand van een advocaat in verzet kon gaan van een verstekvonnis. Ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van 26 mei 2025

in de zaak 24-836/DB/ZWB

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

over:

verweerder

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Op 3 juni 2024 heeft klaagster tegen verweerder een klacht ingediend bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant (hierna: “de deken”).

1.2 Op 19 november 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K24-045 van de deken ontvangen.

1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 14 april 2025. Verschenen zijn klaagster, vertegenwoordigd door de heer N, en verweerder.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier.

2. FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.2 B B.V. heeft klaagster gedagvaard om te verschijnen bij de rechtbank, sector kanton. Klaagster heeft zich -zonder tussenkomst van een advocaat- gewend tot de rechtbank, sector kanton, met het verzoek haar uitstel te verlenen voor verweer. De rechtbank, sector kanton, heeft dit uitstelbriefje over het hoofd gezien en een verstekvonnis gewezen. De rechtbank, sector kanton, heeft erkend aldus een fout te hebben gemaakt en heeft klaagster geadviseerd om zich tot een deurwaarder te wenden voor het instellen van verzet. Klaagster heeft dat gedaan, maar de deurwaarder heeft aangegeven geen verzetdagvaarding te kunnen opstellen en heeft klaagster doorverwezen naar een advocaat. Klaagster heeft zich daarop gewend tot verweerders kantoor.

2.3 Op 10 juli 2023 heeft tussen klaagster en verweerder een intakegesprek plaatsgevonden. Bij e-mail van 12 juli 2023 heeft verweerder de opdracht aan klager bevestigd. Verweerder heeft namens klaagster een verzetdagvaarding opgesteld en verzet ingesteld.

2.4 Verweerder heeft de rechtbank, sector kanton, verzocht om de door klaagster geleden schade, - onder meer – bestaande uit de met de verzetprocedure gemoeide advocaatkosten, te vergoeden. De rechtbank, sector kanton, heeft op dit verzoek afwijzend gereageerd, stellende dat klaagster de verzetdagvaarding ook zelf (zonder de bijstand van een advocaat) had kunnen opstellen. De rechtbank, sector kanton, heeft aangeboden een bedrag van € 250,00 te voldoen.

2.5 Op 3 juni 2024 heeft klaagster tegen verweerder een klacht ingediend bij de deken.

3. KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerder het volgende:

Verweerder heeft klaagster onjuist geadviseerd door klaagster voor te houden dat zij niet zonder bijstand van een advocaat in verzet kon gaan van een verstekvonnis.

4. VERWEER

4.1 Verweerder heeft verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5. BEOORDELING

5.1 Ontvankelijkheid klaagster

Verweerder heeft het verweer gevoerd dat klaagster niet kan worden ontvangen in haar klacht, omdat de vennootschap inmiddels (op 1 december 2024) is opgeheven. De raad overweegt als volgt. Het spreekt voor zich dat alleen door of namens bestaande (rechts- ) personen klachten kunnen worden ingediend. Hierbij is het moment van indienen van de klacht bij de deken bepalend (vgl. HvD 4 februari 2013, ECLI:NL:TAHVD:2013:125). Omdat klaagster ten tijde van het indienen van de klacht op 3 juni 2024 nog bestond, kan zij wel in de klacht worden ontvangen.

5.2 Toetsingskader

Deze klacht gaat over de kwaliteit van de dienstverlening van de advocaat. Er is pas sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen als de kwaliteit duidelijk onder de maat is geweest. De tuchtrechter houdt bij de beoordeling rekening met de vrijheid die een advocaat heeft bij de wijze waarop hij een zaak behandelt. Ook houdt de tuchtrechter rekening met de keuzes waar een advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Die (keuze)vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door bepaalde eisen die aan het werk van de advocaat worden gesteld. Als algemene professionele standaard geldt dat de advocaat te werk moet gaan zoals van een redelijk bekwame en redelijk handelende beroepsgenoot mag worden verwacht.

5.3 Beoordeling

Klaagster heeft gesteld dat verweerder haar heeft voorgehouden dat zij niet zonder bijstand van een advocaat in verzet kon gaan van het verstekvonnis. Verweerder heeft uitdrukkelijk betwist dat hij dit tegen klaagster heeft gezegd. In dergelijke gevallen, waarin de lezingen van partijen omtrent de inhoud van de klacht uiteen lopen en niet goed kan worden vastgesteld welke van beide lezingen het meest aannemelijk is, kan die klacht c.q. dat klachtonderdeel in beginsel niet gegrond worden verklaard. Dit berust niet hierop dat het woord van klaagster minder geloofwaardig is dan het woord van verweerder maar op de omstandigheid dat voor het oordeel dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld eerst voldoende aannemelijk moet zijn dat het verweten handelen feitelijk heeft plaatsgevonden. Dat nu is in deze zaak niet het geval, nu het het woord van klaagster tegen het woord van verweerder is. Meer dan dat bevat het dossier niet. Voor zover klaagster verweerder verwijt dat hij haar heeft voorgehouden dat zij niet zonder bijstand van een advocaat in verzet kon gaan mist de klacht dan ook feitelijke grondslag.

5.4 Dat verweerder klaagster er niet op heeft gewezen dat in de door klaagster gewenste verzetprocedure geen sprake was van verplichte procesvertegenwoordiging maakt naar het oordeel van de raad niet dat verweerders advisering ondermaats is geweest. Vast staat dat klaagster zich tot verweerders kantoor heeft gewend met het verzoek om rechtsbijstand naar aanleiding van het door de rechtbank gewezen verstekvonnis, waartegen -met de nodige spoed - verzet moest worden ingesteld. Niet is gebleken dat klaagster aan verweerder heeft medegedeeld de verzetdagvaarding zelf te willen opstellen. Nu het instellen van verzet en het in dat verband opstellen van een verzetdagvaarding voor een advocaat gebruikelijke werkzaamheden zijn, kan verweerder niet worden verweten dat hij klaagsters verzoek om rechtsbijstand zo heeft begrepen, dat dit verzoek zag op het opstellen van een verzetdagvaarding. Dat de rechtbank heeft geweigerd om de door klaagster gemaakte advocaatkosten te vergoeden en daarbij het standpunt heeft ingenomen dat klaagster voor het voeren van de verzetprocedure geen advocaat had hoeven inschakelen, maakt dit niet anders. Dit standpunt van de rechtbank, wat daar ook van zij, betekent namelijk niet automatisch dat verweerder is tekortgeschoten in zijn advisering van klaagster.

5.5 De raad komt tot de slotsom dat niet is gebleken dat verweerder in zijn advisering en bijstand aan klaagster steken heeft laten vallen. De raad zal de klacht dan ook ongegrond verklaren.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. P.A.M. Wijffels, voorzitter, mrs. U.T. Hoekstra en H.M.S. Cremers, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber – van de Langenberg als griffier, en uitgesproken op 26 mei 2025.

Griffier Voorzitter

Verzonden op: 26 mei 2025