ECLI:NL:TGZCTG:2025:98 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2499
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2025:98 |
---|---|
Datum uitspraak: | 11-06-2025 |
Datum publicatie: | 11-06-2025 |
Zaaknummer(s): | C2024/2499 |
Onderwerp: | Overige klachten |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen een SEH-arts. Na een incident komt een twaalfjarig meisje, samen met haar moeder, naar de SEH. De SEH-arts vermoedt een mogelijk onveilige thuissituatie en gaat over tot melding bij Veilig Thuis. Vader en moeder zijn gescheiden en hebben beiden ouderlijk gezag; vader, de klager, wordt pas achteraf per brief over de melding geïnformeerd. Hij acht dit in strijd met de meldcode Huiselijk geweld en kindermishandeling (verder: de meldcode) en maakt ook anderszins bezwaar tegen de melding. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2024/2499 van:
A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,
hierna: klager
tegen
C., SEH-arts, werkzaam te B., verweerster in beide instanties,
hierna: de SEH-arts, gemachtigde: mr. M.E. van Kuijk-Wesdorp, werkzaam te Den Haag.
1. Procesverloop, leeswijzer en oordeel
Klager heeft op 14 november 2023 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen
de SEH-arts een klacht ingediend. Bij beslissing van 17 mei 2024, onder nummer A2023/6626
is de klacht ongegrond verklaard en is bepaald dat de beslissing, nadat die onherroepelijk
is geworden, zonder vermelding van namen of herleidbare gegevens in de Nederlandse
Staatscourant zal worden bekend gemaakt en zal worden aangeboden aan enkele bij naam
genoemde tijdschriften. Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De
SEH-arts heeft een verweerschrift in beroep ingediend.
De zaak is op de zitting van het Centraal Tuchtcollege van 16 april 2025 behandeld.
Op de zitting zijn verschenen klager, vergezeld van zijn zus en de SEH-arts, bijgestaan
door haar gemachtigde. Partijen hebben vragen van het college beantwoord en hun standpunten
nader toegelicht. Klager en mr. van Kuijk-Wesdorp hebben dat gedaan aan de hand van
spreekaantekeningen die zij aan de wederpartij en het Centraal Tuchtcollege hebben
overhandigd.
Het Centraal Tuchtcollege zal het beroep van klager verwerpen omdat het college
het eens is met de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Het Centraal Tuchtcollege
herhaalt hierna in paragraaf 2 eerst de inhoud van de beslissing van het Regionaal
Tuchtcollege. In paragraaf 3 benoemt het college van welke feiten wordt uitgegaan
en in paragraaf 4 legt het Centraal Tuchtcollege uit hoe het tot zijn oordeel is gekomen.
Omdat het Centraal Tuchtcollege zich vrijwel geheel kan vinden in de overwegingen
van het Regionaal Tuchtcollege is deze uitleg beknopt.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende feiten en overwegingen
ten grondslag gelegd.
3. “ Wat is er gebeurd?
3.1 Klager is gescheiden en vader van dochter D. (destijds 12 jaar; hierna: de
dochter) en zoon E. (destijds 9 jaar; hierna: de zoon). Vader en moeder dragen gezamenlijk
het ouderlijk gezag over de kinderen. Verweerster is als SEH-arts verbonden aan het
F. te B. (verder: F.).
3.2 Op 28 oktober 2023 is na triage door de HAP de dochter, samen met haar moeder,
per ambulance naar de SEH van het F. gebracht. De zoon zou meerdere keren op haar
rug en nek gesprongen zijn. De dochter klaagt over pijn in de nek en de rug. Het valt
de SEH-arts op dat de dochter erg gespannen en bang is. Zij geeft haar pijnstilling
en spreekt met haar. Op basis van haar bevindingen vermoedt zij dat er mogelijk sprake
is van een onveilige thuissituatie. Hierover overlegt zij, zonder vermelding van de
namen van de dochter en haar ouders, met een collega SEH-arts en met Veilig Thuis.
Beiden adviseren haar om een melding te doen aan Veilig Thuis. Vervolgens spreekt
zij hierover met de moeder en daarna nogmaals met de dochter.
3.3 De SEH-arts doet op 29 oktober 2023 melding aan Veilig Thuis met gebruikmaking
van het meldformulier Veilig Thuis. Daarin staat, onder meer, het volgende (citaten
voor zover van belang en letterlijk weergegeven):
• in antwoord op de vraag op basis van welke feiten/observaties een afwijkende
signalering is afgegeven:
“[Dochter] kwam binnen via de ambulance na een ruzie met haar broertje, deze
zou meerdere keren op haar rug en nek gesprongen hebben, hierna forse pijnklachten.
D. komt bang over.”
• in antwoord op de vraag naar de vermelde toedracht van het letsel door kind:
“broertje heeft op haar rug gesprongen” en in antwoord op de vraag naar de vermelde
toedracht van het letsel door ouder(s): “idem”.
• in antwoord op de vraag naar een beschrijving van zorgen over overige familieleden:
“[Dochter] laat terloops vallen dat ze bang is hoe vader morgen gaat reageren
na aanleiding van het incident. Hij kan heel boos worden.
Bij navragen blijkt er een complexe thuis situatie te zijn van gescheiden ouders
waarbij [dochter] zowel bij moeder als bij vader woont en ouders gezamelijk gezag
hebben.
Na aanleiding van de extra gegevens die ik heb verkregen nogmaals met D. gesproken.
Uitlegd dat ik mij zorgen maak over hoe het met haar gaat. Ze is erg bang dat het
komt door wat zij gezegd heeft en wat zij gedaan heeft en dat haar vader hier erg
boos over kan worden.
Uitgelegd dat haar vader geinformeerd zal worden over de zorgen maar dat dit
niet komt door wat zij heeft gezegd maar komt door wat ik zie en dat als een dokter
zich zich zorgen maakt die verplicht is om een melding te doen. Benoemt dat dit absoluut
niet door haar komt.
[Dochter] geeft aan dat haar vader in het verleden haar gehersenspoeld heeft.
Kon op school goed met de IB-er praten maar haar vader vond het een heks. [Dochter]
vertelt dat haar vader haar gewaarschuwd heeft niet te veel tegen mensen te zeggen
omdat ze haar dan bij hem weghalen en hij misschien wel naar de gevangenis moet. Heeft
daarom al die jaren niets gezegd.
Zou echter wel graag met iemand over de situatie willen praten. Haar op het
hart gedrukt dat ze dit vooral moet doen. Haar opties gegeven zoals haar mentor van
school of haar huisarts.
Hetero anamnese met moeder:
Moeder vertelt dat er sprake is geweest van een geweldadige relatie met vader
[dochter] en [zoon]. Gevolgd door een complexe scheiding met meerdere rechtzaken en
betrokkenheid van de Raad/Veilig thuis en andere instanties. Dit is inmiddels al wel
jaren geleden.
Gezien gezamelijk gezag moet voor hulp voor de kinderen altijd ook toestemming
verkregen worden van vader. Dit zou moeizaam lopen aldus moeder waardoor er geen hulpverlening
voor de kinderen wordt gestart.
Verder zou er mogelijk ook sprake zijn zorgelijk gedrag van vader zo [zoon]
zou door vader onder een koude douche worden gezet wanneer vader boos wordt. Ook met
[dochter] zou dit in het verleden zijn gebeurd echter spreekt hier pas net over met
haar moeder.
Ook probeert vader [zoon] van school te krijgen terwijl er volgens moeder geen
noodzaak.”
• in antwoord op wat het advies was van de (anoniem) geconsulteerde collega:
“melden”.
• in antwoord op de vraag naar de uitkomst van het (anonieme) overleg met Veilig
Thuis: “advies melden en vader per brief informeren”.
• in antwoord op de vraag of het besproken is met kind en ouders:
Moeder op de hoogte gesteld van meldingsplicht. Reageert begripvol hoopt dat
dit zal leiden tot extra hulp voor de kinderen en de situatie waar ze in zitten. Uitgelegd
dat ik merk dat [dochter] in de gaten heeft dat er dingen gaan spelen omtrent haar
SEH bezoek.
Voorbesproken met moeder en overeenkomen dat het verstandig is om [dochter]
op de hoogte te stellen dat ik als dokter hulp ga inschakelen. Mede ook omdat [dochter]
de schuld bij zichzelf te zoeken en de angst heeft dat haar vader boos op haar zal
worden.
Uitleg aan [dochter]: door de melding zal er mogelijk een onrustige en moeilijke
tijd voor haar aanbreken. Haar uitgelegd dat ze hier vooral over moet praten en tips
gegeven bij wie dat zou kunnen zoals haar mentor op school,
Vader zal per brief geinformeerd worden dat er een melding is gedaan. Brief
zal 31/10 worden verzonden.
• Op de vraag of het vermoeden is besproken met de gezaghebbende ouder(s)/verzorger(s)
is geantwoord: “ja”. Bij ‘aanwezigen’ bij het gesprek van 28 oktober 2023 wordt genoemd:
“Moeder”. Verder staat er (nogmaals): “Vader zal per brief geinformeerd worden dat
er een melding is gedaan. Brief zal 31/10 worden verzonden.”
3.4 De dochter wordt in de avond van 28 oktober 2023 ontslagen uit het ziekenhuis.
3.5 De brief aan klager waarin hij van de melding aan Veilig Thuis op de hoogte
wordt gesteld, is handmatig gedateerd: 28 oktober 2023. Klager ontvangt deze brief
op 3 november 2023. In de brief staat:
“Na aanleiding van het ziekenhuisbezoek van uw dochter [naam] zijn er zorgen ontstaan.
Hiervoor is de meldcode gevolgd en zal advies worden ingewonnen door Veilig thuis.
Veilig thuis zal op korte termijn contact met u opnemen.”
3.6 De SEH-arts laat op 28 oktober 2023 aan de kinderarts bij wie de dochter
onder behandeling is, per e-mail weten dat zij een Veilig Thuis-melding heeft gedaan
en vraagt de kinderarts de dochter eerder op te roepen voor het spreekuur om te kijken
hoe het met haar gaat.
4. De klacht en de reactie van de SEH-arts
4.1 Klager verwijt de SEH-arts dat zij:
a) een melding heeft gedaan bij Veilig Thuis waarbij klager in een negatief daglicht
is gesteld;
b) geen wederhoor heeft toegepast;
c) het tijdstip van de melding heeft gefalsificeerd;
d) klager als gezaghebbende ouder niet heeft geïnformeerd over het ongeluk, de
onderzoeken en behandelingen;
e) de datering van de brief aan klager heeft veranderd;
f) zijn dochter heeft onttrokken aan het ouderlijk gezag door een tweede gesprek
met haar te voeren op school;
g) reeds voor de melding tegen zijn dochter zou hebben gezegd dat er een onrustige
en moeilijke tijd zou aanbreken;
h) ervan uitging dat zij een meldingsplicht zou hebben;
i) niet in de gaten heeft gehad dat zijn dochter haar verhaal heeft aangepast
aan dat van haar moeder.
Volgens klager heeft de moeder van de kinderen de melding aangegrepen om een nieuwe
rechtszaak te beginnen om hem de omgang met de kinderen te ontzeggen. Er is sprake
van een patroon waarbij de moeder de kinderen wil weghouden van de uitvaarten van
hun grootouders. Op 3 november 2023 is klagers moeder overleden en op diezelfde dag
kreeg hij bericht over de melding van Veilig Thuis. Toen zijn vader in 2017 was overleden
begon de moeder ook een procedure over de omgang. De kinderen hebben de uitvaart van
hun oma wel bijgewoond. Op 22 januari 2024 heeft klager zijn kinderen voor het laatst
gezien, zo stelt hij.
4.2 De SEH-arts heeft het college beargumenteerd verzocht de klacht ongegrond
te verklaren.
4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.1 De vraag is of de SEH-arts de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht
worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende SEH-arts.
Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen
en andere professionele standaarden.
5.2 Verder geldt het uitgangspunt dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk
zijn voor hun eigen handelen en dat dit handelen moet worden beoordeeld naar de kennis
van de zorgverlener van dat moment. In het verlengde hiervan benadrukt het college
dat de SEH-arts niet kan worden aangesproken op wat anderen (klagers ex-echtgenote,
haar advocaat, Veilig Thuis, rechterlijke instanties) met of vanwege de melding hebben
gedaan of wat er verder als gevolg van de melding is gebeurd. Klager heeft aangegeven
dat hij zijn kinderen lange tijd niet heeft gezien en dat hij gehoord heeft dat zijn
dochter niet meer naar school gaat en automutileert. Het college betreurt dit uiteraard.
Het college kan echter alleen beoordelen of de SEH-arts op professioneel juiste wijze
tot melding is overgegaan.
5.3 Het college ziet aanleiding om sommige klachtonderdelen vanwege de samenhang
gezamenlijk te bespreken. In verband daarmee wordt soms ook een andere volgorde van
de klachtonderdelen aangehouden.
Klachtonderdeel a) melding bij Veilig Thuis
5.4 Klager heeft toegelicht dat hij geen bezwaar maakt tegen de melding als zodanig,
maar tegen de, zoals hij zegt, serie van onwaarheden die daarin is opgenomen. Hij
wordt volgens hem in de melding in een negatief daglicht geplaatst. De melding zou
bovendien geen verband houden met het incident; daar was hij ook niet bij betrokken.
Zijns inziens gaat een melding als deze een eigen leven leiden en wordt de inhoud
ervan voor waar gehouden, zelfs door de familierechter.
De SEH-arts heeft aangevoerd dat in de melding onderscheid wordt gemaakt tussen
haar eigen, feitelijk weergegeven, observaties – die niet over klager gaan – en wat
moeder en dochter hebben verteld, onder meer over de persoon van klager.
5.5 Naar het oordeel van het college heeft de SEH-arts zich in de melding niet
uitgelaten over de vraag of wat moeder en dochter verteld hebben, feitelijk juist
is. Ook heeft zij niets opgeschreven over welke conclusies aan het door hen geschetste
beeld zouden moeten worden verbonden. De melding is er juist op gericht om hierin
meer klaarheid te brengen. Voor zover er door de dochter en de moeder onwaarheden
zouden zijn verteld, kan dit de SEH-arts dus niet worden verweten.
5.6 Dat de SEH-arts geen melding had mogen doen omdat klager helemaal niet bij
het incident was betrokken, zoals hij heeft aangevoerd, is naar het oordeel van het
college niet juist. Er hoeft geen verband te zijn tussen het incident en de reden
van de melding. Zodra bij een arts – zoals in dit geval – een vermoeden van kindermishandeling
rijst, dienen de stappen van de meldcode te worden doorlopen, waaronder zo nodig het
doen van een melding. Anders gezegd: de zorgvraag als gevolg van het incident kan
weliswaar de aanleiding zijn tot, maar hoeft niet de reden van de melding zijn. Dat
klager niet bij het incident betrokken was, is dus niet doorslaggevend.
5.7 Het moge zo zijn dat een melding door betrokkenen oneigenlijk gebruikt kan
worden in procedures over omgang met en gezag over de kinderen, maar daar kan volgens
het college de meldende zorgverlener niet op worden aangesproken, zo lang de procedure
voor de melding op correcte wijze conform de meldcode is doorlopen.
5.8 De SEH-arts heeft toegelicht dat met de mededeling op het meldformulier “Vermelde
toedracht letsel door ouders(s): idem” is bedoeld dat de door moeder beschreven toedracht
van het letsel gelijk was aan wat de dochter had verteld. Het college kan deze mededeling
redelijkerwijze niet anders lezen.
5.9 Het eerste klachtonderdeel is dus ongegrond.
Klachtonderdelen c) falsificeren tijdstip melding en f) onttrekken aan ouderlijk
gezag
5.10 Klager stelt dat de SEH-arts het tijdstip van de melding (zondag 29 oktober
2023 08:00, zo blijkt uit de mail waarin de melding is opgenomen) valselijk heeft
aangepast. Hij leidt dit af uit het feit dat de SEH-arts in de melding heeft opgenomen:
“Na aanleiding van de extra gegevens die ik heb verkregen nogmaals met [dochter] gesproken.”
Hij heeft dit zo geïnterpreteerd dat de SEH-arts de dochter nog een tweede keer zou
hebben gesproken, en wel op dinsdag 31 oktober 2023, onder schooltijd, omdat D. toen
overstuur uit school kwam. De melding bij Veilig Thuis zou dan ook pas daarna kunnen
zijn gedaan, aldus klager. De SEH-arts ontkent met klem dat zij de dochter een tweede
keer heeft gesproken; het contact was eenmalig. Met de “extra gegevens” bedoelde zij
de informatie die zij op 28 oktober 2023 op de SEH – nadat zij buiten aanwezigheid
van de moeder met D. had gesproken – van de moeder heeft gekregen in een gesprek met
de moeder buiten aanwezigheid van D.. Daarna heeft zij, nog steeds op de SEH, opnieuw
met D. gesproken. Vervolgens heeft zij de melding aan Veilig Thuis op het eind van
haar dienst, na middernacht (00:46 uur) en dus op 29 oktober 2023, afgerond. Deze
melding is vervolgens om 08:00 uur vanuit het F.-systeem naar Veilig Thuis gezonden.
5.11 Het college overweegt dat er geen feiten of omstandigheden zijn gebleken
die maken dat aan deze lezing van de SEH-arts moet worden getwijfeld. Klager heeft
deze ook niet onderbouwd tegengesproken. Het enkele feit dat D. op dinsdag 31 oktober
2023 overstuur uit school is gekomen, rechtvaardigt niet de conclusie dat de SEH-arts
daar dan met haar gesproken heeft. Van falsificatie van het tijdstip van de melding
is dus geen sprake. Het college ziet ook niet in welk belang de arts daarbij zou hebben.
5.12 Deze klachtonderdelen zijn dus evenmin gegrond.
Klachtonderdelen b) geen wederhoor en i) aanpassing verhaal
5.13 Volgens klager heeft de SEH-arts in strijd met stap 3 van de meldcode niet
eerst gesproken met hem als gezaghebbende ouder. Ook zou ten onrechte in de melding
staan dat wel met beide ouders is gesproken. Klager heeft aangevoerd dat de ouders
een problematische scheiding achter de rug hebben, op grond waarvan de SEH-arts extra
voorzichtig had moeten zijn bij het verhaal van de moeder. De meldcode zegt hierover
dat juist in zo’n geval beide gezaghebbende ouders bij een melding moeten worden betrokken.
Volgens klager was zijn dochter bovendien aanwezig bij de hetero-anamnese van moeder
en zou zij haar verhaal hebben aangepast aan dat van de moeder. Dat blijkt volgens
klager uit de zin: “Ook met [dochter] zou dit (onder de koude douche gezet worden
door de vader, opmerking college) in het verleden zijn gebeurd echter spreekt hier
pas net over met haar moeder.”
5.14 Zoals het college hiervoor onder 5.10 en 5.11 heeft overwogen, heeft de
SEH-arts toegelicht dat zij op de SEH afzonderlijk met D. en haar moeder heeft gesproken
en vindt het college die voorstelling van de gang van zaken aannemelijk. Dat betekent
dat de SEH-arts er niet vanuit hoefde te gaan dat D. haar verhaal aanpaste aan dat
van de moeder; daar waren en zijn geen aanwijzingen voor. Het is daarom ook aannemelijk
dat de moeder met “net” bedoelde: kort geleden, en niet: zojuist in het gesprek op
de SEH. Uit de aantekeningen van de SEH-arts blijkt ook niet dat D. haar iets heeft
verteld over een koude douche. De SEH-arts heeft verder aangevoerd dat zij, uit vrees
voor mogelijke schade voor de dochter, niet reeds op 28 oktober 2023 met klager contact
heeft opgenomen, maar heeft besloten hem later per brief te informeren. Dat was ook
het advies van Veilig Thuis.
5.15 Het college kan in dit geval billijken dat de SEH-arts is afgeweken van
(stap 3 van) de meldcode voor wat betreft het raadplegen van beide ouders. De meldcode
laat daar ruimte voor als de veiligheid van het kind in gevaar kan komen door een
gesprek. De SEH-arts heeft aangegeven dat zij vreesde voor de veiligheid van de kinderen.
Zij maakte zich zorgen over de mogelijke reactie van klager op wat de dochter had
verteld, omdat zij van de dochter en de moeder had vernomen dat volgens de zorgregeling
de kinderen op de dag na het SEH-bezoek bij klager zouden zijn. Naar het oordeel van
het college heeft de SEH-arts daarmee voldoende gemotiveerd waarom zij de vader niet
direct heeft benaderd. Bij zijn oordeel neemt het college mede in beschouwing dat
de SEH-arts op een drukke SEH-afdeling slechts eenmalig contact had met de dochter
en de moeder, zodat zij de situatie in korte tijd moest inschatten en deze slechts
in beperkte mate kon overzien. Zij heeft nog verschillende keren telefonisch contact
gezocht met de kinderarts, bij wie de dochter onder behandeling is, maar die was op
de avond van 28 oktober 2023 niet bereikbaar. Het besluit van de SEH-arts om klager
pas later, per brief, te informeren, was voorts – zoals gezegd – conform het advies
van Veilig Thuis. Het is spijtig dat de vader deze brief pas zes dagen later heeft
ontvangen. Dit kan de SEH-arts echter niet worden verweten. Zij heeft zorgvuldig gehandeld.
5.16 Deze klachtonderdelen zijn ook ongegrond.
Klachtonderdeel d) klager niet geïnformeerd
5.17 Volgens klager heeft de SEH-arts haar informatieplicht jegens hem geschonden
door hem alleen te informeren over de melding en niet over het incident zelf en de
daarop volgende onderzoeken/behandelingen. De SEH-arts heeft aangevoerd dat er geen
medische beslissing hoefde te worden genomen, zodat het haar niet vrij stond om zonder
toestemming van de twaalfjarige dochter informatie over haar met klager te delen.
5.18 Naar het oordeel van het college is het in beginsel de taak van de ouder
die met een kind een zorgverlener bezoekt, om de andere ouder daarover te informeren,
ook in het geval, zoals hier, dat de ouders gescheiden zijn. Mede gelet op het feit
dat de medische situatie van de dochter daar niet toe noopte, was er voor de SEH-arts
geen reden om van dit uitgangspunt af te wijken en uit eigen beweging met klager meer
medische informatie te delen dan het feit dat zij een melding bij Veilig Thuis had
gedaan.
5.19 Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.
Klachtonderdeel e) datering brief
5.20 Klager meent dat de datering van de brief aan klager opzettelijk door de
arts (handmatig) is gewijzigd van 31 oktober 2023 naar 28 oktober 2023.
5.21 De SEH-arts heeft toegelicht (en met printscreens onderbouwd) dat zij aanvankelijk
van plan was de brief op 31 oktober 2023 aan klager te versturen, maar dat zij het
bij nader inzien beter vond om dit meteen te doen. Zij heeft de brief opgesteld op
28 oktober 2023. Bij het uitprinten werd echter niet automatisch een datum toegevoegd,
zodat zij dat handmatig heeft gedaan. Het college ziet geen reden om aan deze toelichting
te twijfelen.
5.22 Ook dit klachtonderdeel is dus ongegrond.
Klachtonderdeel g) mededeling aan dochter dat onrustige en moeilijke tijd op komst
was
5.23 Klager stelt dat de SEH-arts haar objectiviteit volledig heeft verloren
door tegen zijn dochter te zeggen dat er “mogelijk een onrustige en moeilijke tijd”
zou aanbreken, nog voordat er ook maar enig onderzoek was gestart of zelfs maar een
melding was gedaan. De SEH-arts wijst er op dat de dochter bang was dat haar openheid
consequenties zou hebben en dat zij de schuld bij zichzelf zocht. Daarom heeft zij
haar gezegd dat er mogelijk een onrustige en moeilijke tijd zou aanbreken en dat het
belangrijk was dat zij hierover met vertrouwde derden zou spreken. Ook heeft zij tips
gegeven bij wie dat zou kunnen.
5.24 Naar het oordeel van het college heeft de SEH-arts terecht aangenomen dat
door de voorgenomen melding, die zij ook met de dochter besproken had, voor haar een
lastige situatie zou kunnen ontstaan, mede gelet op haar angsten en schuldgevoelens
hierover. Het valt daarom juist te prijzen dat de SEH-arts, binnen de beperkte mogelijkheden
die zij als SEH-arts daartoe had, heeft getracht de dochter te begeleiden op de manier
zoals zij dat heeft gedaan. Waarom dit afbreuk zou doen aan haar objectiviteit is
het college niet duidelijk. Dat het nog maar de vraag was of een onderzoek zou worden
gestart naar aanleiding van de melding, maakt dit niet anders, omdat hoe dan ook actie
van Veilig Thuis als gevolg van de melding te verwachten viel. De SEH-arts heeft zorgvuldig
gehandeld, met aandacht voor de belangen van haar jonge patiënte.
5.25 Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.
Klachtonderdeel h) meldplicht
5.26 Klager verwijt de SEH-arts dat zij, onder andere in de melding, heeft aangegeven
dat zij een meldplicht zou hebben, terwijl in de meldcode duidelijk staat dat zij
slechts een meldrecht heeft. Een ziekenhuis moet wel over een meldcode beschikken,
maar die heeft de SEH-arts wat betreft stap 3 (horen beide ouders) juist niet goed
gevolgd. De SEH-arts erkent dat zij juridisch inderdaad een meldrecht heeft, maar
dat zij zich als goed hulpverlener in de omstandigheden van dit geval genoodzaakt
voelde om tot melding over te gaan. Wat betreft de verplichting om te beschikken over
een meldcode, kent het F. een op de KNMG-meldcode gebaseerd convenant. De daarin opgenomen
stappen en te maken afwegingen heeft zij gedaan.
5.27 Het college volgt de SEH-arts in haar uitleg. Ook al zou de SEH-arts in
de veronderstelling hebben verkeerd dat zij een meldplicht had, kan daarin geen tuchtrechtelijk
verwijtbaar handelen worden gezien, nu zij de stappen van de meldcode correct heeft
gevolgd. Over het niet-horen van klager in stap 3 van de meldcode is reeds geoordeeld
in klachtonderdeel b).
5.28 Ook dit klachtonderdeel is dus ongegrond.
Slotsom
5.29 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht ongegrond
zijn.
Publicatie
5.30 In het algemeen belang zal deze beslissing worden gepubliceerd. Dit algemeen
belang is erin gelegen dat andere zorgverleners mogelijk iets kunnen leren van deze
zaak. De publicatie zal plaatsvinden zonder vermelding van namen of andere tot personen
of instanties herleidbare gegevens.”
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Het Centraal Tuchtcollege gaat bij de beoordeling van het beroep uit van de feiten
die het Regionaal Tuchtcollege heeft weergegeven in overweging 3. “Wat is er gebeurd?”
van zijn beslissing. Die weergave is in beroep niet, althans onvoldoende, bestreden.
4. Beoordeling van het beroep
Waar gaat het in beroep over
4.1 Klager is het niet eens met de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege.
Hij stelt dat de SEH-arts de meldcode op een aantal punten niet (goed) heeft doorlopen.
Het Centraal Tuchtcollege leidt hieruit af dat het beroep zich toespitst op klachtonderdelen
a) melding bij Veilig Thuis waarbij klager in een negatief daglicht is geplaatst,
b) de SEH-arts geen wederhoor heeft toegepast, h) ervan uitging dat zij een meldingsplicht
heeft, en i) zij niet in de gaten heeft gehad dat zijn dochter haar verhaal heeft
aangepast aan dat van haar moeder. Klager wil met zijn beroep bereiken dat deze klachtonderdelen
alsnog gegrond worden verklaard. Tegen de klachtonderdelen c) tot en met g) heeft
klager geen gronden aangevoerd. Deze zijn in beroep niet meer aan de orde.
4.2 De SEH-arts heeft verweer gevoerd en verzoekt het Centraal Tuchtcollege om
het beroep van klager te verwerpen.
Toetsingskader
4.3 Het Centraal Tuchtcollege realiseert zich dat de melding door de SEH-arts
bij Veilig Thuis een grote invloed heeft op het leven van klager en zijn kinderen.
Het college heeft daar oog voor, maar zal op een zakelijke manier (moeten) beoordelen
of de SEH-arts heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwame en redelijk handelend
SEH-arts mocht worden verwacht. Daarbij wordt gekeken naar wat in de beroepsgroep
van de SEH-arts de norm of standaard is op het moment van de melding bij Veilig Thuis,
te weten 29 oktober 2023.
4.4 Bij de beoordeling neemt het Centraal Tuchtcollege de ‘KNMG-Meldcode Kindermishandeling
en huiselijk geweld 2018’ (hierna: de Meldcode) tot uitgangspunt.
Inhoudelijke beoordeling
4.5 Op basis van de stukken en de mondelinge toelichting daarop komt het Centraal
Tuchtcollege wat betreft klachtonderdelen a), b), h) en i) tot dezelfde conclusies
als het Regionaal Tuchtcollege. De behandeling van de zaak in beroep geeft geen aanleiding
tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege. Het
Centraal Tuchtcollege is het daarmee eens en neemt over wat het Regionaal Tuchtcollege
onder ‘5. De overwegingen van het college’ ten aanzien van deze klachtonderdelen heeft
overwogen. Ook het Centraal Tuchtcollege is, evenals het Regionaal Tuchtcollege van
oordeel dat de SEH-arts op 29 oktober 2023, toen zij de melding deed, niet tuchtrechtelijk
verwijtbaar heeft gehandeld. De behandeling van de zaak in beroep geeft het Centraal
Tuchtcollege wel aanleiding tot een paar aanvullende opmerkingen.
4.6 Klager verwijt de SEH-arts bovenal dat zij bij het doen van de melding bij
Veilig Thuis het stappenplan van de meldcode niet (naar de letter) heeft gevolgd.
Vooropgesteld moet worden dat het tot de zorgplicht en verantwoordelijkheid van een
arts behoort om bij een vermoeden van huiselijk geweld of een onveilige thuissituatie
voor een kind actie te ondernemen. Bij zo’n vermoeden neemt een arts -zo mogelijk-
alle stappen die nodig zijn om daarover meer duidelijkheid te krijgen. Daarbij is
het onwenselijk als een drempel wordt ervaren om een melding bij Veilig Thuis te doen,
gelet op het doel van een melding: bescherming van het kind tegen een (mogelijk) schadelijke
thuissituatie.
4.7 De Meldcode (stap 3) bepaalt dat de arts met beide (gezagdragende) ouders
spreekt, waarbij sommige situaties in het belang van het kind vereisen dat de arts
(tijdelijk) minder open is. Dit kan het geval zijn – voor zover hier relevant – als
er anderszins (extra) schade dreigt voor het kind of voor andere personen uit het
(gezins)systeem. Uit de stukken en de toelichting van de SEH-arts volgt dat de melding
was gebaseerd op de presentatie van de dochter bij binnenkomst en tijdens de anamnese.
Vervolgens constateerde de SEH-arts, na raadpleging van het medisch dossier, dat sprake
was van een complexe thuissituatie, die zij op dat moment niet kon overzien. Zij heeft
met de moeder gesproken, maar niet met de vader. Vervolgens heeft zij advies ingewonnen.
Zowel door een collega SEH-arts als door een medewerker van Veilig Thuis werd de SEH-arts
geadviseerd om een melding te doen; Veilig Thuis adviseerde daarbij tevens de vader
(achteraf) schriftelijk te informeren.
4.8 Hierop heeft de SEH-arts een eigen afweging gemaakt en besloten om een melding
te doen bij Veilig Thuis omdat er mogelijk sprake was van een structureel onveilige
situatie. Zij heeft de moeder en dochter hiervan op de hoogte gebracht en besloten
klager hierover, conform het advies van Veilig Thuis, schriftelijk te informeren.
Daarmee is de SEH-arts afgeweken van stap 3 van de Meldcode. De reden hiervan was
dat er weliswaar geen sprake was van een acuut onveilige situatie, want de SEH-arts
zag geen reden de dochter niet naar klager te laten gaan de volgende dag, maar dat
zij vreesde dat dit zou veranderen als zij voorafgaand aan de melding contact zou
opnemen met klager. Anders gezegd, zij kon, met de informatie die zij op dat moment
had, niet inschatten wat de risico’s zouden kunnen zijn voor de dochter indien zij
die avond de vader zou informeren van haar voornemen een melding te doen bij Veilig
Thuis. Daarbij heeft zij als SEH-arts slechts eenmalig contact met de dochter als
patiënt en kon zij op dat specifieke moment (een zaterdagavond) geen contact krijgen
met behandelaren van de dochter voor meer informatie.
4.9 Een melding bij Veilig Thuis kan ingrijpende gevolgen hebben voor het betrokken
gezin, zodat bij de keuze om te melden en de inhoud van de melding een hoge mate van
zorgvuldigheid op zijn plaats is. Zeker in de situatie dat een arts niet direct met
de andere ouder heeft gesproken. In de melding zou gelezen kunnen worden dat de zorgen
uitgaan naar vader en dat had de SEH-arts neutraler kunnen verwoorden. Ook het feit
dat de arts de voorgenomen melding niet heeft voorbesproken met de vader en wel met
de moeder, wekte die suggestie. Dat de SEH-arts klager als gezagdragende ouder niet
direct heeft benaderd maar per brief en daarmee is afgeweken van stap 3 van de meldcode,
acht het Centraal Tuchtcollege, gezien de gecompliceerde situatie, zoals gezegd onvoldoende
voor een tuchtrechtelijk verwijt. Daarbij wordt, naast hetgeen hiervoor in 4.8 is
overwogen, in aanmerking genomen dat de SEH-arts zich in de melding niet heeft uitgelaten
over de vraag of wat moeder en dochter hebben verteld feitelijk juist is maar zij
zag zich wel gesteld voor het dilemma dat het informeren van klager wellicht tot schadelijke
gevolgen voor de dochter zou leiden.
4.10 Het Centraal Tuchtcollege merkt ten overvloede op dat het tot de professionele
verantwoordelijkheid van de zorgverlener behoort om, gesteld voor de vraag of een
melding bij Veilig Thuis is aangewezen, een eigen afweging te maken op basis van de
verzamelde informatie. Daarbij komt aan het advies van Veilig Thuis - gelet op hun
expertise - gewicht toe maar dat betekent niet dat de zorgverlener ook gehouden is
dat advies te volgen. Dat advies zal moeten worden gewogen in samenhang met de overige
informatie en adviezen.
Conclusie
4.11 Dit alles leidt tot de conclusie dat het Regionaal de klachtonderdelen a),
b), h) en i) op goede gronden ongegrond heeft verklaard. Dit betekent dat het beroep
wordt verworpen.
Publicatie
4.12 Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat het algemeen belang gediend
is met de publicatie van deze beslissing en zal bepalen dat deze beslissing wordt
bekend gemaakt zoals in het dictum staat vermeld.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep;
bepaalt dat deze beslissing op de voet van artikel 71 Wet BIG
zal worden bekendgemaakt in de Staatscourant en zal worden aangeboden aan het Tijdschrift
voor Gezondheidsrecht, Gezondheidszorg Jurisprudentie en Medisch Contact met het verzoek
tot plaatsing.
Deze beslissing is gegeven door: C.H.M. van Altena, voorzitter, Z.J. Oosting en
H.M. Wattendorff, leden-juristen en C. van der Ham en P.J. Stuart, leden-beroepsgenoten,
bijgestaan door
C.J.M. Manders, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 11 juni 2025.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.