ECLI:NL:TGZCTG:2025:98 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2499
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2025:98 |
---|---|
Datum uitspraak: | 11-06-2025 |
Datum publicatie: | 11-06-2025 |
Zaaknummer(s): | C2024/2499 |
Onderwerp: | Overige klachten |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen een SEH-arts. Na een incident komt een twaalfjarig meisje, samen met haar moeder, naar de SEH. De SEH-arts vermoedt een mogelijk onveilige thuissituatie en gaat over tot melding bij Veilig Thuis. Vader en moeder zijn gescheiden en hebben beiden ouderlijk gezag; vader, de klager, wordt pas achteraf per brief over de melding geïnformeerd. Hij acht dit in strijd met de meldcode Huiselijk geweld en kindermishandeling (verder: de meldcode) en maakt ook anderszins bezwaar tegen de melding. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2024/2499 van:
A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,
hierna: klager
tegen
C., SEH-arts, werkzaam te B., verweerster in beide instanties,
hierna: de SEH-arts, gemachtigde: mr. M.E. van Kuijk-Wesdorp, werkzaam te Den Haag.
1. Procesverloop, leeswijzer en oordeel
Klager heeft op 14 november 2023 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen de SEH-arts een klacht ingediend. Bij beslissing van 17 mei 2024, onder nummer A2023/6626 is de klacht ongegrond verklaard en is bepaald dat de beslissing, nadat die onherroepelijk is geworden, zonder vermelding van namen of herleidbare gegevens in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekend gemaakt en zal worden aangeboden aan enkele bij naam genoemde tijdschriften. Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De SEH-arts heeft een verweerschrift in beroep ingediend.
De zaak is op de zitting van het Centraal Tuchtcollege van 16 april 2025 behandeld. Op de zitting zijn verschenen klager, vergezeld van zijn zus en de SEH-arts, bijgestaan door haar gemachtigde. Partijen hebben vragen van het college beantwoord en hun standpunten nader toegelicht. Klager en mr. van Kuijk-Wesdorp hebben dat gedaan aan de hand van spreekaantekeningen die zij aan de wederpartij en het Centraal Tuchtcollege hebben overhandigd.
Het Centraal Tuchtcollege zal het beroep van klager verwerpen omdat het college het eens is met de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Het Centraal Tuchtcollege herhaalt hierna in paragraaf 2 eerst de inhoud van de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. In paragraaf 3 benoemt het college van welke feiten wordt uitgegaan en in paragraaf 4 legt het Centraal Tuchtcollege uit hoe het tot zijn oordeel is gekomen. Omdat het Centraal Tuchtcollege zich vrijwel geheel kan vinden in de overwegingen van het Regionaal Tuchtcollege is deze uitleg beknopt.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende feiten en overwegingen ten grondslag gelegd.
3. “ Wat is er gebeurd?
3. Klager is gescheiden en vader van dochter D. (destijds 12 jaar; hierna: de dochter) en zoon E. (destijds 9 jaar; hierna: de zoon). Vader en moeder dragen gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen. Verweerster is als SEH-arts verbonden aan het F. te B. (verder: F.).
4. Op 28 oktober 2023 is na triage door de HAP de dochter, samen met haar moeder, per ambulance naar de SEH van het F. gebracht. De zoon zou meerdere keren op haar rug en nek gesprongen zijn. De dochter klaagt over pijn in de nek en de rug. Het valt de SEH-arts op dat de dochter erg gespannen en bang is. Zij geeft haar pijnstilling en spreekt met haar. Op basis van haar bevindingen vermoedt zij dat er mogelijk sprake is van een onveilige thuissituatie. Hierover overlegt zij, zonder vermelding van de namen van de dochter en haar ouders, met een collega SEH-arts en met Veilig Thuis. Beiden adviseren haar om een melding te doen aan Veilig Thuis. Vervolgens spreekt zij hierover met de moeder en daarna nogmaals met de dochter.
6. De SEH-arts doet op 29 oktober 2023 melding aan Veilig Thuis met gebruikmaking van het meldformulier Veilig Thuis. Daarin staat, onder meer, het volgende (citaten voor zover van belang en letterlijk weergegeven):
- in antwoord op de vraag op basis van welke feiten/observaties een afwijkende signalering is afgegeven:
“[Dochter] kwam binnen via de ambulance na een ruzie met haar broertje, deze zou meerdere keren op haar rug en nek gesprongen hebben, hierna forse pijnklachten. D. komt bang over.”
- in antwoord op de vraag naar de vermelde toedracht van het letsel door kind :
“broertje heeft op haar rug gesprongen” en in antwoord op de vraag naar de vermelde toedracht van het letsel door ouder(s): “idem”. - in antwoord op de vraag naar een beschrijving van zorgen over overige familieleden:
“[Dochter] laat terloops vallen dat ze bang is hoe vader morgen gaat reageren na aanleiding van het incident. Hij kan heel boos worden.
Bij navragen blijkt er een complexe thuis situatie te zijn van gescheiden ouders waarbij [dochter] zowel bij moeder als bij vader woont en ouders gezamelijk gezag hebben.
Na aanleiding van de extra gegevens die ik heb verkregen nogmaals met D. gesproken. Uitlegd dat ik mij zorgen maak over hoe het met haar gaat. Ze is erg bang dat het komt door wat zij gezegd heeft en wat zij gedaan heeft en dat haar vader hier erg boos over kan worden.
Uitgelegd dat haar vader geinformeerd zal worden over de zorgen maar dat dit niet komt door wat zij heeft gezegd maar komt door wat ik zie en dat als een dokter zich zich zorgen maakt die verplicht is om een melding te doen. Benoemt dat dit absoluut niet door haar komt.
[Dochter] geeft aan dat haar vader in het verleden haar gehersenspoeld heeft. Kon op school goed met de IB-er praten maar haar vader vond het een heks. [Dochter] vertelt dat haar vader haar gewaarschuwd heeft niet te veel tegen mensen te zeggen omdat ze haar dan bij hem weghalen en hij misschien wel naar de gevangenis moet. Heeft daarom al die jaren niets gezegd.
Zou echter wel graag met iemand over de situatie willen praten. Haar op het hart gedrukt dat ze dit vooral moet doen. Haar opties gegeven zoals haar mentor van school of haar huisarts.
Hetero anamnese met moeder:
Moeder vertelt dat er sprake is geweest van een geweldadige relatie met vader [dochter] en [zoon]. Gevolgd door een complexe scheiding met meerdere rechtzaken en betrokkenheid van de Raad/Veilig thuis en andere instanties. Dit is inmiddels al wel jaren geleden.
Gezien gezamelijk gezag moet voor hulp voor de kinderen altijd ook toestemming verkregen worden van vader. Dit zou moeizaam lopen aldus moeder waardoor er geen hulpverlening voor de kinderen wordt gestart.
Verder zou er mogelijk ook sprake zijn zorgelijk gedrag van vader zo [zoon] zou door vader onder een koude douche worden gezet wanneer vader boos wordt. Ook met [dochter] zou dit in het verleden zijn gebeurd echter spreekt hier pas net over met haar moeder.
Ook probeert vader [zoon] van school te krijgen terwijl er volgens moeder geen noodzaak.”
- in antwoord op wat het advies was van de (anoniem) geconsulteerde collega: “melden”.
- in antwoord op de vraag naar de uitkomst van het (anonieme) overleg met Veilig Thuis: “advies melden en vader per brief informeren”.
- in antwoord op de vraag of het besproken is met kind en ouders:
Moeder op de hoogte gesteld van meldingsplicht. Reageert begripvol hoopt dat dit zal leiden tot extra hulp voor de kinderen en de situatie waar ze in zitten. Uitgelegd dat ik merk dat [dochter] in de gaten heeft dat er dingen gaan spelen omtrent haar SEH bezoek.
Voorbesproken met moeder en overeenkomen dat het verstandig is om [dochter] op de hoogte te stellen dat ik als dokter hulp ga inschakelen. Mede ook omdat [dochter] de schuld bij zichzelf te zoeken en de angst heeft dat haar vader boos op haar zal worden.
Uitleg aan [dochter]: door de melding zal er mogelijk een onrustige en moeilijke tijd voor haar aanbreken. Haar uitgelegd dat ze hier vooral over moet praten en tips gegeven bij wie dat zou kunnen zoals haar mentor op school,
Vader zal per brief geinformeerd worden dat er een melding is gedaan. Brief zal 31/10 worden verzonden.
- Op de vraag of het vermoeden is besproken met de gezaghebbende ouder(s)/verzorger(s) is geantwoord: “ja”. Bij ‘aanwezigen’ bij het gesprek van 28 oktober 2023 wordt genoemd: “Moeder”. Verder staat er (nogmaals): “Vader zal per brief geinformeerd worden dat er een melding is gedaan. Brief zal 31/10 worden verzonden.”
4. De dochter wordt in de avond van 28 oktober 2023 ontslagen uit het ziekenhuis.
5. De brief aan klager waarin hij van de melding aan Veilig Thuis op de hoogte wordt gesteld, is handmatig gedateerd: 28 oktober 2023. Klager ontvangt deze brief op 3 november 2023. In de brief staat:
“Na aanleiding van het ziekenhuisbezoek van uw dochter [naam] zijn er zorgen ontstaan. Hiervoor is de meldcode gevolgd en zal advies worden ingewonnen door Veilig thuis. Veilig thuis zal op korte termijn contact met u opnemen.”
6. De SEH-arts laat op 28 oktober 2023 aan de kinderarts bij wie de dochter onder behandeling is, per e-mail weten dat zij een Veilig Thuis-melding heeft gedaan en vraagt de kinderarts de dochter eerder op te roepen voor het spreekuur om te kijken hoe het met haar gaat.
4. De klacht en de reactie van de SEH-arts
4. Klager verwijt de SEH-arts dat zij:
- een melding heeft gedaan bij Veilig Thuis waarbij klager in een negatief daglicht is gesteld;
- geen wederhoor heeft toegepast;
- het tijdstip van de melding heeft gefalsificeerd;
- klager als gezaghebbende ouder niet heeft geïnformeerd over het ongeluk, de onderzoeken en behandelingen;
- de datering van de brief aan klager heeft veranderd;
- zijn dochter heeft onttrokken aan het ouderlijk gezag door een tweede gesprek met haar te voeren op school;
- reeds voor de melding tegen zijn dochter zou hebben gezegd dat er een onrustige en moeilijke tijd zou aanbreken;
- ervan uitging dat zij een meldingsplicht zou hebben;
1. niet in de gaten heeft gehad dat zijn dochter haar verhaal heeft aangepast aan dat van haar moeder.
Volgens klager heeft de moeder van de kinderen de melding aangegrepen om een nieuwe rechtszaak te beginnen om hem de omgang met de kinderen te ontzeggen. Er is sprake van een patroon waarbij de moeder de kinderen wil weghouden van de uitvaarten van hun grootouders. Op 3 november 2023 is klagers moeder overleden en op diezelfde dag kreeg hij bericht over de melding van Veilig Thuis. Toen zijn vader in 2017 was overleden begon de moeder ook een procedure over de omgang. De kinderen hebben de uitvaart van hun oma wel bijgewoond. Op 22 januari 2024 heeft klager zijn kinderen voor het laatst gezien, zo stelt hij.
2. De SEH-arts heeft het college beargumenteerd verzocht de klacht ongegrond te verklaren.
3. Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
-
- De vraag is of de SEH-arts de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende SEH-arts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden.
- Verder geldt het uitgangspunt dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen en dat dit handelen moet worden beoordeeld naar de kennis van de zorgverlener van dat moment. In het verlengde hiervan benadrukt het college dat de SEH-arts niet kan worden aangesproken op wat anderen (klagers ex-echtgenote, haar advocaat, Veilig Thuis, rechterlijke instanties) met of vanwege de melding hebben gedaan of wat er verder als gevolg van de melding is gebeurd. Klager heeft aangegeven dat hij zijn kinderen lange tijd niet heeft gezien en dat hij gehoord heeft dat zijn dochter niet meer naar school gaat en automutileert. Het college betreurt dit uiteraard. Het college kan echter alleen beoordelen of de SEH-arts op professioneel juiste wijze tot melding is overgegaan.
- Het college ziet aanleiding om sommige klachtonderdelen vanwege de samenhang gezamenlijk
te bespreken. In verband daarmee wordt soms ook een andere volgorde van de klachtonderdelen
aangehouden.
Klachtonderdeel a) melding bij Veilig Thuis - Klager heeft toegelicht dat hij geen bezwaar maakt tegen de melding als zodanig, maar
tegen de, zoals hij zegt, serie van onwaarheden die daarin is opgenomen. Hij wordt
volgens hem in de melding in een negatief daglicht geplaatst. De melding zou bovendien
geen verband houden met het incident; daar was hij ook niet bij betrokken. Zijns inziens
gaat een melding als deze een eigen leven leiden en wordt de inhoud ervan voor waar
gehouden, zelfs door de familierechter.
De SEH-arts heeft aangevoerd dat in de melding onderscheid wordt gemaakt tussen haar eigen, feitelijk weergegeven, observaties – die niet over klager gaan – en wat moeder en dochter hebben verteld, onder meer over de persoon van klager. - Naar het oordeel van het college heeft de SEH-arts zich in de melding niet uitgelaten over de vraag of wat moeder en dochter verteld hebben, feitelijk juist is. Ook heeft zij niets opgeschreven over welke conclusies aan het door hen geschetste beeld zouden moeten worden verbonden. De melding is er juist op gericht om hierin meer klaarheid te brengen. Voor zover er door de dochter en de moeder onwaarheden zouden zijn verteld, kan dit de SEH-arts dus niet worden verweten.
- Dat de SEH-arts geen melding had mogen doen omdat klager helemaal niet bij het incident was betrokken, zoals hij heeft aangevoerd, is naar het oordeel van het college niet juist. Er hoeft geen verband te zijn tussen het incident en de reden van de melding. Zodra bij een arts – zoals in dit geval – een vermoeden van kindermishandeling rijst, dienen de stappen van de meldcode te worden doorlopen, waaronder zo nodig het doen van een melding. Anders gezegd: de zorgvraag als gevolg van het incident kan weliswaar de aanleiding zijn tot, maar hoeft niet de reden van de melding zijn. Dat klager niet bij het incident betrokken was, is dus niet doorslaggevend.
- Het moge zo zijn dat een melding door betrokkenen oneigenlijk gebruikt kan worden in procedures over omgang met en gezag over de kinderen, maar daar kan volgens het college de meldende zorgverlener niet op worden aangesproken, zo lang de procedure voor de melding op correcte wijze conform de meldcode is doorlopen.
- De SEH-arts heeft toegelicht dat met de mededeling op het meldformulier “Vermelde toedracht letsel door ouders(s): idem” is bedoeld dat de door moeder beschreven toedracht van het letsel gelijk was aan wat de dochter had verteld. Het college kan deze mededeling redelijkerwijze niet anders lezen.
- Het eerste klachtonderdeel is dus ongegrond.
Klachtonderdelen c) falsificeren tijdstip melding en f) onttrekken aan ouderlijk gezag - Klager stelt dat de SEH-arts het tijdstip van de melding (zondag 29 oktober 2023 08:00, zo blijkt uit de mail waarin de melding is opgenomen) valselijk heeft aangepast. Hij leidt dit af uit het feit dat de SEH-arts in de melding heeft opgenomen: “Na aanleiding van de extra gegevens die ik heb verkregen nogmaals met [dochter] gesproken.” Hij heeft dit zo geïnterpreteerd dat de SEH-arts de dochter nog een tweede keer zou hebben gesproken, en wel op dinsdag 31 oktober 2023, onder schooltijd, omdat D. toen overstuur uit school kwam. De melding bij Veilig Thuis zou dan ook pas daarna kunnen zijn gedaan, aldus klager. De SEH-arts ontkent met klem dat zij de dochter een tweede keer heeft gesproken; het contact was eenmalig. Met de “extra gegevens” bedoelde zij de informatie die zij op 28 oktober 2023 op de SEH – nadat zij buiten aanwezigheid van de moeder met D. had gesproken – van de moeder heeft gekregen in een gesprek met de moeder buiten aanwezigheid van D.. Daarna heeft zij, nog steeds op de SEH, opnieuw met D. gesproken. Vervolgens heeft zij de melding aan Veilig Thuis op het eind van haar dienst, na middernacht (00:46 uur) en dus op 29 oktober 2023, afgerond. Deze melding is vervolgens om 08:00 uur vanuit het F.-systeem naar Veilig Thuis gezonden.
- Het college overweegt dat er geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die maken dat aan deze lezing van de SEH-arts moet worden getwijfeld. Klager heeft deze ook niet onderbouwd tegengesproken. Het enkele feit dat D. op dinsdag 31 oktober 2023 overstuur uit school is gekomen, rechtvaardigt niet de conclusie dat de SEH-arts daar dan met haar gesproken heeft. Van falsificatie van het tijdstip van de melding is dus geen sprake. Het college ziet ook niet in welk belang de arts daarbij zou hebben.
- Deze klachtonderdelen zijn dus evenmin gegrond.
Klachtonderdelen b) geen wederhoor en i) aanpassing verhaal
-
- Volgens klager heeft de SEH-arts in strijd met stap 3 van de meldcode niet eerst gesproken met hem als gezaghebbende ouder. Ook zou ten onrechte in de melding staan dat wel met beide ouders is gesproken. Klager heeft aangevoerd dat de ouders een problematische scheiding achter de rug hebben, op grond waarvan de SEH-arts extra voorzichtig had moeten zijn bij het verhaal van de moeder. De meldcode zegt hierover dat juist in zo’n geval beide gezaghebbende ouders bij een melding moeten worden betrokken. Volgens klager was zijn dochter bovendien aanwezig bij de hetero-anamnese van moeder en zou zij haar verhaal hebben aangepast aan dat van de moeder. Dat blijkt volgens klager uit de zin: “Ook met [dochter] zou dit (onder de koude douche gezet worden door de vader, opmerking college) in het verleden zijn gebeurd echter spreekt hier pas net over met haar moeder.”
- Zoals het college hiervoor onder 5.10 en 5.11 heeft overwogen, heeft de SEH-arts toegelicht dat zij op de SEH afzonderlijk met D. en haar moeder heeft gesproken en vindt het college die voorstelling van de gang van zaken aannemelijk. Dat betekent dat de SEH-arts er niet vanuit hoefde te gaan dat D. haar verhaal aanpaste aan dat van de moeder; daar waren en zijn geen aanwijzingen voor. Het is daarom ook aannemelijk dat de moeder met “net” bedoelde: kort geleden, en niet: zojuist in het gesprek op de SEH. Uit de aantekeningen van de SEH-arts blijkt ook niet dat D. haar iets heeft verteld over een koude douche. De SEH-arts heeft verder aangevoerd dat zij, uit vrees voor mogelijke schade voor de dochter, niet reeds op 28 oktober 2023 met klager contact heeft opgenomen, maar heeft besloten hem later per brief te informeren. Dat was ook het advies van Veilig Thuis.
- Het college kan in dit geval billijken dat de SEH-arts is afgeweken van (stap 3 van) de meldcode voor wat betreft het raadplegen van beide ouders. De meldcode laat daar ruimte voor als de veiligheid van het kind in gevaar kan komen door een gesprek. De SEH-arts heeft aangegeven dat zij vreesde voor de veiligheid van de kinderen. Zij maakte zich zorgen over de mogelijke reactie van klager op wat de dochter had verteld, omdat zij van de dochter en de moeder had vernomen dat volgens de zorgregeling de kinderen op de dag na het SEH-bezoek bij klager zouden zijn. Naar het oordeel van het college heeft de SEH-arts daarmee voldoende gemotiveerd waarom zij de vader niet direct heeft benaderd. Bij zijn oordeel neemt het college mede in beschouwing dat de SEH-arts op een drukke SEH-afdeling slechts eenmalig contact had met de dochter en de moeder, zodat zij de situatie in korte tijd moest inschatten en deze slechts in beperkte mate kon overzien. Zij heeft nog verschillende keren telefonisch contact gezocht met de kinderarts, bij wie de dochter onder behandeling is, maar die was op de avond van 28 oktober 2023 niet bereikbaar. Het besluit van de SEH-arts om klager pas later, per brief, te informeren, was voorts – zoals gezegd – conform het advies van Veilig Thuis. Het is spijtig dat de vader deze brief pas zes dagen later heeft ontvangen. Dit kan de SEH-arts echter niet worden verweten. Zij heeft zorgvuldig gehandeld.
- Deze klachtonderdelen zijn ook ongegrond.
Klachtonderdeel d) klager niet geïnformeerd - Volgens klager heeft de SEH-arts haar informatieplicht jegens hem geschonden door hem alleen te informeren over de melding en niet over het incident zelf en de daarop volgende onderzoeken/behandelingen. De SEH-arts heeft aangevoerd dat er geen medische beslissing hoefde te worden genomen, zodat het haar niet vrij stond om zonder toestemming van de twaalfjarige dochter informatie over haar met klager te delen.
- Naar het oordeel van het college is het in beginsel de taak van de ouder die met een kind een zorgverlener bezoekt, om de andere ouder daarover te informeren, ook in het geval, zoals hier, dat de ouders gescheiden zijn. Mede gelet op het feit dat de medische situatie van de dochter daar niet toe noopte, was er voor de SEH-arts geen reden om van dit uitgangspunt af te wijken en uit eigen beweging met klager meer medische informatie te delen dan het feit dat zij een melding bij Veilig Thuis had gedaan.
- Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.
Klachtonderdeel e) datering brief
-
- Klager meent dat de datering van de brief aan klager opzettelijk door de arts (handmatig) is gewijzigd van 31 oktober 2023 naar 28 oktober 2023.
- De SEH-arts heeft toegelicht (en met printscreens onderbouwd) dat zij aanvankelijk van plan was de brief op 31 oktober 2023 aan klager te versturen, maar dat zij het bij nader inzien beter vond om dit meteen te doen. Zij heeft de brief opgesteld op 28 oktober 2023. Bij het uitprinten werd echter niet automatisch een datum toegevoegd, zodat zij dat handmatig heeft gedaan. Het college ziet geen reden om aan deze toelichting te twijfelen.
- Ook dit klachtonderdeel is dus ongegrond.
Klachtonderdeel g) mededeling aan dochter dat onrustige en moeilijke tijd op komst was
-
- Klager stelt dat de SEH-arts haar objectiviteit volledig heeft verloren door tegen zijn dochter te zeggen dat er “mogelijk een onrustige en moeilijke tijd” zou aanbreken, nog voordat er ook maar enig onderzoek was gestart of zelfs maar een melding was gedaan. De SEH-arts wijst er op dat de dochter bang was dat haar openheid consequenties zou hebben en dat zij de schuld bij zichzelf zocht. Daarom heeft zij haar gezegd dat er mogelijk een onrustige en moeilijke tijd zou aanbreken en dat het belangrijk was dat zij hierover met vertrouwde derden zou spreken. Ook heeft zij tips gegeven bij wie dat zou kunnen.
- Naar het oordeel van het college heeft de SEH-arts terecht aangenomen dat door de voorgenomen melding, die zij ook met de dochter besproken had, voor haar een lastige situatie zou kunnen ontstaan, mede gelet op haar angsten en schuldgevoelens hierover. Het valt daarom juist te prijzen dat de SEH-arts, binnen de beperkte mogelijkheden die zij als SEH-arts daartoe had, heeft getracht de dochter te begeleiden op de manier zoals zij dat heeft gedaan. Waarom dit afbreuk zou doen aan haar objectiviteit is het college niet duidelijk. Dat het nog maar de vraag was of een onderzoek zou worden gestart naar aanleiding van de melding, maakt dit niet anders, omdat hoe dan ook actie van Veilig Thuis als gevolg van de melding te verwachten viel. De SEH-arts heeft zorgvuldig gehandeld, met aandacht voor de belangen van haar jonge patiënte.
- Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.
Klachtonderdeel h) meldplicht
-
- Klager verwijt de SEH-arts dat zij, onder andere in de melding, heeft aangegeven dat zij een meldplicht zou hebben, terwijl in de meldcode duidelijk staat dat zij slechts een meldrecht heeft. Een ziekenhuis moet wel over een meldcode beschikken, maar die heeft de SEH-arts wat betreft stap 3 (horen beide ouders) juist niet goed gevolgd. De SEH-arts erkent dat zij juridisch inderdaad een meldrecht heeft, maar dat zij zich als goed hulpverlener in de omstandigheden van dit geval genoodzaakt voelde om tot melding over te gaan. Wat betreft de verplichting om te beschikken over een meldcode, kent het F. een op de KNMG-meldcode gebaseerd convenant. De daarin opgenomen stappen en te maken afwegingen heeft zij gedaan.
- Het college volgt de SEH-arts in haar uitleg. Ook al zou de SEH-arts in de veronderstelling hebben verkeerd dat zij een meldplicht had, kan daarin geen tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen worden gezien, nu zij de stappen van de meldcode correct heeft gevolgd. Over het niet-horen van klager in stap 3 van de meldcode is reeds geoordeeld in klachtonderdeel b).
- Ook dit klachtonderdeel is dus ongegrond.
Slotsom
-
- Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht ongegrond zijn.
Publicatie
5.30 In het algemeen belang zal deze beslissing worden gepubliceerd. Dit algemeen belang is erin gelegen dat andere zorgverleners mogelijk iets kunnen leren van deze zaak. De publicatie zal plaatsvinden zonder vermelding van namen of andere tot personen of instanties herleidbare gegevens.”
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Het Centraal Tuchtcollege gaat bij de beoordeling van het beroep uit van de feiten die het Regionaal Tuchtcollege heeft weergegeven in overweging 3. “Wat is er gebeurd?” van zijn beslissing. Die weergave is in beroep niet, althans onvoldoende, bestreden.
4. Beoordeling van het beroep
Waar gaat het in beroep over
-
- Klager is het niet eens met de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Hij stelt dat de SEH-arts de meldcode op een aantal punten niet (goed) heeft doorlopen. Het Centraal Tuchtcollege leidt hieruit af dat het beroep zich toespitst op klachtonderdelen a) melding bij Veilig Thuis waarbij klager in een negatief daglicht is geplaatst, b) de SEH-arts geen wederhoor heeft toegepast, h) ervan uitging dat zij een meldingsplicht heeft, en i) zij niet in de gaten heeft gehad dat zijn dochter haar verhaal heeft aangepast aan dat van haar moeder. Klager wil met zijn beroep bereiken dat deze klachtonderdelen alsnog gegrond worden verklaard. Tegen de klachtonderdelen c) tot en met g) heeft klager geen gronden aangevoerd. Deze zijn in beroep niet meer aan de orde.
-
- De SEH-arts heeft verweer gevoerd en verzoekt het Centraal Tuchtcollege om het beroep van klager te verwerpen.
Toetsingskader
-
- Het Centraal Tuchtcollege realiseert zich dat de melding door de SEH-arts bij Veilig Thuis een grote invloed heeft op het leven van klager en zijn kinderen. Het college heeft daar oog voor, maar zal op een zakelijke manier (moeten) beoordelen of de SEH-arts heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwame en redelijk handelend SEH-arts mocht worden verwacht. Daarbij wordt gekeken naar wat in de beroepsgroep van de SEH-arts de norm of standaard is op het moment van de melding bij Veilig Thuis, te weten 29 oktober 2023.
- Bij de beoordeling neemt het Centraal Tuchtcollege de ‘KNMG-Meldcode Kindermishandeling en huiselijk geweld 2018’ (hierna: de Meldcode) tot uitgangspunt.
Inhoudelijke beoordeling
-
- Op basis van de stukken en de mondelinge toelichting daarop komt het Centraal Tuchtcollege wat betreft klachtonderdelen a), b), h) en i) tot dezelfde conclusies als het Regionaal Tuchtcollege. De behandeling van de zaak in beroep geeft geen aanleiding tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege. Het Centraal Tuchtcollege is het daarmee eens en neemt over wat het Regionaal Tuchtcollege onder ‘5. De overwegingen van het college’ ten aanzien van deze klachtonderdelen heeft overwogen. Ook het Centraal Tuchtcollege is, evenals het Regionaal Tuchtcollege van oordeel dat de SEH-arts op 29 oktober 2023, toen zij de melding deed, niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De behandeling van de zaak in beroep geeft het Centraal Tuchtcollege wel aanleiding tot een paar aanvullende opmerkingen.
- Klager verwijt de SEH-arts bovenal dat zij bij het doen van de melding bij Veilig Thuis het stappenplan van de meldcode niet (naar de letter) heeft gevolgd. Vooropgesteld moet worden dat het tot de zorgplicht en verantwoordelijkheid van een arts behoort om bij een vermoeden van huiselijk geweld of een onveilige thuissituatie voor een kind actie te ondernemen. Bij zo’n vermoeden neemt een arts -zo mogelijk- alle stappen die nodig zijn om daarover meer duidelijkheid te krijgen. Daarbij is het onwenselijk als een drempel wordt ervaren om een melding bij Veilig Thuis te doen, gelet op het doel van een melding: bescherming van het kind tegen een (mogelijk) schadelijke thuissituatie.
- De Meldcode (stap 3) bepaalt dat de arts met beide (gezagdragende) ouders spreekt, waarbij sommige situaties in het belang van het kind vereisen dat de arts (tijdelijk) minder open is. Dit kan het geval zijn – voor zover hier relevant – als er anderszins (extra) schade dreigt voor het kind of voor andere personen uit het (gezins)systeem. Uit de stukken en de toelichting van de SEH-arts volgt dat de melding was gebaseerd op de presentatie van de dochter bij binnenkomst en tijdens de anamnese. Vervolgens constateerde de SEH-arts, na raadpleging van het medisch dossier, dat sprake was van een complexe thuissituatie, die zij op dat moment niet kon overzien. Zij heeft met de moeder gesproken, maar niet met de vader. Vervolgens heeft zij advies ingewonnen. Zowel door een collega SEH-arts als door een medewerker van Veilig Thuis werd de SEH-arts geadviseerd om een melding te doen; Veilig Thuis adviseerde daarbij tevens de vader (achteraf) schriftelijk te informeren.
- Hierop heeft de SEH-arts een eigen afweging gemaakt en besloten om een melding te doen bij Veilig Thuis omdat er mogelijk sprake was van een structureel onveilige situatie. Zij heeft de moeder en dochter hiervan op de hoogte gebracht en besloten klager hierover, conform het advies van Veilig Thuis, schriftelijk te informeren. Daarmee is de SEH-arts afgeweken van stap 3 van de Meldcode. De reden hiervan was dat er weliswaar geen sprake was van een acuut onveilige situatie, want de SEH-arts zag geen reden de dochter niet naar klager te laten gaan de volgende dag, maar dat zij vreesde dat dit zou veranderen als zij voorafgaand aan de melding contact zou opnemen met klager. Anders gezegd, zij kon, met de informatie die zij op dat moment had, niet inschatten wat de risico’s zouden kunnen zijn voor de dochter indien zij die avond de vader zou informeren van haar voornemen een melding te doen bij Veilig Thuis. Daarbij heeft zij als SEH-arts slechts eenmalig contact met de dochter als patiënt en kon zij op dat specifieke moment (een zaterdagavond) geen contact krijgen met behandelaren van de dochter voor meer informatie.
- Een melding bij Veilig Thuis kan ingrijpende gevolgen hebben voor het betrokken gezin, zodat bij de keuze om te melden en de inhoud van de melding een hoge mate van zorgvuldigheid op zijn plaats is. Zeker in de situatie dat een arts niet direct met de andere ouder heeft gesproken. In de melding zou gelezen kunnen worden dat de zorgen uitgaan naar vader en dat had de SEH-arts neutraler kunnen verwoorden. Ook het feit dat de arts de voorgenomen melding niet heeft voorbesproken met de vader en wel met de moeder, wekte die suggestie. Dat de SEH-arts klager als gezagdragende ouder niet direct heeft benaderd maar per brief en daarmee is afgeweken van stap 3 van de meldcode, acht het Centraal Tuchtcollege, gezien de gecompliceerde situatie, zoals gezegd onvoldoende voor een tuchtrechtelijk verwijt. Daarbij wordt, naast hetgeen hiervoor in 4.8 is overwogen, in aanmerking genomen dat de SEH-arts zich in de melding niet heeft uitgelaten over de vraag of wat moeder en dochter hebben verteld feitelijk juist is maar zij zag zich wel gesteld voor het dilemma dat het informeren van klager wellicht tot schadelijke gevolgen voor de dochter zou leiden.
- Het Centraal Tuchtcollege merkt ten overvloede op dat het tot de professionele verantwoordelijkheid van de zorgverlener behoort om, gesteld voor de vraag of een melding bij Veilig Thuis is aangewezen, een eigen afweging te maken op basis van de verzamelde informatie. Daarbij komt aan het advies van Veilig Thuis - gelet op hun expertise - gewicht toe maar dat betekent niet dat de zorgverlener ook gehouden is dat advies te volgen. Dat advies zal moeten worden gewogen in samenhang met de overige informatie en adviezen.
Conclusie
-
- Dit alles leidt tot de conclusie dat het Regionaal de klachtonderdelen a), b), h) en i) op goede gronden ongegrond heeft verklaard. Dit betekent dat het beroep wordt verworpen.
Publicatie
-
- Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat het algemeen belang gediend is met de publicatie van deze beslissing en zal bepalen dat deze beslissing wordt bekend gemaakt zoals in het dictum staat vermeld.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep;
bepaalt dat deze beslissing op de voet van artikel 71 Wet BIG
zal worden bekendgemaakt in de Staatscourant en zal worden aangeboden aan het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Gezondheidszorg Jurisprudentie en Medisch Contact met het verzoek tot plaatsing.
Deze beslissing is gegeven door: C.H.M. van Altena, voorzitter, Z.J. Oosting en H.M. Wattendorff, leden-juristen en C. van der Ham en P.J. Stuart, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door
C.J.M. Manders, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 11 juni 2025.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.