ECLI:NL:TGZRZWO:2025:62 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2024/7921

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2025:62
Datum uitspraak: 03-06-2025
Datum publicatie: 05-06-2025
Zaaknummer(s): Z2024/7921
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht tegen huisarts. Klaagster is bekend met gemetastaseerde baarmoederkanker. Op eigen initiatief koos klaagster voor een behandeling buiten de reguliere geneeskunde. Verweerder is de huisarts van klaagster. Klaagster verwijt verweerder het weigeren van het aanvragen van bloedonderzoek op tumormarkers en het aanvragen van röntgenfoto’s van de longen. Het college oordeelt dat het verzoek van klaagster buiten de reguliere huisartsenzorg valt, waardoor verweerder niet kan worden verweten dat hij het aanvragen van de onderzoeken weigert.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

ZWOLLE

Beslissing in raadkamer van 3 juni 2025 op de klacht van:

A,

wonende in B,

klaagster,

tegen

C,

huisarts,

werkzaam in D,

verweerder, hierna ook: de huisarts,

gemachtigde: mr. H.B.M. Vrieling, werkzaam in Utrecht.

1. De zaak in het kort

1.1 Klaagster is bekend met baarmoederkanker. In mei 2023 werden er uitzaaiingen naar de longen ontdekt en bleken er geen curatieve behandelmogelijkheden. Klaagster koos op eigen initiatief voor behandeling buiten de reguliere geneeskunde. Verweerder is sinds november 2024 de huisarts van klaagster. Klaagster verwijt verweerder het weigeren van het aanvragen van bloedonderzoek op tumormarkers en het aanvragen van röntgenfoto’s van de longen.

1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe het tot deze beslissing is gekomen.

2. De procedure

2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:

  • het klaagschrift, ontvangen op 10 december 2024;
  • het verweerschrift met bijlagen, ontvangen op 6 februari 2025;
  • de brief van klaagster met bijlage, ontvangen op 21 maart 2025;
  • de reactie van de gemachtigde van verweerder op de brief van klaagster met bijlage, ontvangen op 7 april 2025.

2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.

2.3 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren.

3. De feiten

3.1 Klaagster, geboren in 1939, is patiënt bij huisartsenpraktijk E (verder: de praktijk).

3.2 Verweerder is sinds november 2024 waarnemend huisarts in de praktijk en de behandelend huisarts van klaagster, vanwege (langdurige) ziekte van de vaste huisarts van klaagster (verder: de vaste huisarts).

3.3 Klaagster is in 2019 gediagnosticeerd met baarmoederkanker. In maart 2023 werden er uitzaaiingen naar de longen ontdekt. Er waren geen curatieve behandelmogelijkheden. Bij progressie van de ziekte of klachten was het advies van de medisch-oncoloog (mei 2023) en de longarts (oktober 2023) om te starten met radio- en chemotherapie. Klaagster zag af van controle in het ziekenhuis en koos voor een niet-reguliere behandelwijze, met onder andere metabole therapie, vitamine C infusen en maretakinjecties. De vaste huisarts vroeg op verzoek van klaagster en/of de dochter van klaagster periodiek röntgenfoto’s aan van de longen en bloedonderzoek op tumormarkers.

3.4 Op 11 november 2024 bezochten klaagster en de dochter van klaagster het spreekuur van verweerder waarin zij verzochten om bloedonderzoek te verrichten op tumormarkers en een longfoto (X-thorax) te laten maken. Uit de notitie in het medisch dossier blijkt onder andere dat verweerder adviseerde om een longarts/oncoloog te bezoeken, omdat de onderzoeken niet vallen binnen zijn specialisme.

3.5 Op 19 november 2024 verzocht de dochter van klaagster telefonisch aan de assistente om bij klaagster bloedonderzoek te verrichten op (onder andere) tumormarkers. De doktersassistente maakte hiervan een notitie voor verweerder. In een notitie van 22 november 2024 gaf verweerder akkoord voor een algemeen bloedbeeld. Verweerder noteerde verder dat het onderzoeken van het bloed op tumormarkers thuis hoort bij de longarts of medisch-oncoloog en niet binnen de huisartsgeneeskunde en dat het advies was om klaagster hiervoor te verwijzen naar een medisch-oncoloog.

3.6 Op 25 november 2024 belde de dochter van klaagster naar de praktijk. Uit de telefoonnotitie van de doktersassistente blijkt dat de dochter het niet eens was met het beleid van verweerder om geen tumormarkers te prikken. Zij gaf aan dat dit met de vaste huisarts overeen was gekomen en dat verweerder dat niet zomaar van tafel kon vegen.

3.7 Op 26 november 2024 belde verweerder met de longarts waar klaagster eerder (oktober 2023) onder behandeling was. In het medisch dossier noteerde hij onder andere dat de longarts aangaf dat klaagster daar niet meer onder behandeling was en eigenlijk voor behandeling naar een oncoloog zou moeten. Verweerder heeft diezelfde dag met klaagster gebeld en uitgelegd dat hij klaagster kon verwijzen naar een medisch-oncoloog. Ook legde verweerder de reden van de verwijzing uit door klaagster erop te wijzen dat zij met haar verzoek de beste zorg via de medisch specialist krijgt en niet van de huisarts.

3.8 Op 4 december 2024 nam verweerder telefonisch contact op met de dochter van klaagster naar aanleiding van de door dochter geuite onvrede die dag jegens de doktersassistente over het niet willen aanvragen van onderzoeken. Uit het medisch dossier blijkt dat verweerder onder andere aan de dochter van klaagster vroeg wat hij verder binnen de huisartsengeneeskunde kon betekenen voor klaagster nu hij niet aan het verzoek kon voldoen. Verder blijkt uit de notitie dat verweerder een verwijzing naar een longarts-oncoloog maakte en brieven hiervoor opstelde. Later die dag belde de dochter van klaagster wederom naar de praktijk, omdat zij niet wist dat er een verwijzing naar de longarts-oncoloog was gemaakt en zij hierover door het ziekenhuis was gebeld. Hierop gaf de doktersassistente aan dat verweerder ook niet de tijd had gekregen om dat aan haar door te geven. De dochter vertelde onder andere dat klaagster over een maand een afspraak had bij de longarts-oncoloog en zij wenste telefonisch contact met verweerder.

3.9 Op 11 december 2024 had verweerder telefonisch contact met de dochter van klaagster. Hierover noteerde verweerder het volgende:


“Dochter voert het woord: Mevrouw loopt al twee jaar lang haar eigen weg, niet reguliere geneeskunde en voelt dat ze gedwongen wordt door mij om de reguliere behandeling te ondergaan. Wij leveren reguliere geneeskunde, De vraag van Patiënt is tweedelijns vraag. daar kan en wil ik niet aan voldoen. Dochter: Je moet je schamen, je gaat op de stoel van God zitten. Bereid je maar voor er is al een klacht naar de tuchtcommissie. Hangt op.”

4. De klacht en de reactie van de huisarts

4.1 Klaagster verwijt de huisarts dat hij:

  1. weigert om het bloed van klaagster te laten onderzoeken op tumormarkers en weigert röntgenfoto’s van de longen aan te vragen;
  2. klaagster dwingt om een oncoloog te consulteren en daarmee een behandeling in de reguliere geneeskunde te ondergaan.

4.2 De huisarts heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.

4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college

De criteria voor de beoordeling

5.1 De vraag is of de huisarts de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende huisarts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de huisarts geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. Dat een zorgverlener beter anders had kunnen handelen is niet altijd genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt. Verder geldt het uitgangspunt dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen.

5.2 Het college oordeelt dat de huisarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Omdat de klachtonderdelen met elkaar samenhangen zal het college deze klachtonderdelen hieronder gezamenlijk behandelen. De beoordeling van de klacht

Klachtonderdelen a) en b) weigeren onderzoeken en dwingen tot reguliere geneeskunde
5.3 Klaagster stelt dat zij met haar vaste huisarts de afspraak had om elke drie maanden een aantal tumormarkers (CEA, CA125, SCC en Cyfra21-1) en het algehele bloedbeeld te monitoren. Daarnaast werden regelmatig (veelal ook driemaandelijks) röntgenfoto’s van de longen aangevraagd om te bekijken of de tumoren in de long stabiel bleven. Volgens klaagster wenst verweerder haar toekomstpad te bepalen door haar te dwingen tot een verwijzing naar een oncoloog en niet te onderbouwen waarom hij het aanvragen van de onderzoeken weigert. Verweerder erkent de door klaagster gewenste onderzoeken te hebben geweigerd en voert aan dat deze onderzoeken oncologische nacontroles betreffen die buiten zijn deskundigheid als huisarts vallen, hetgeen meerdere keren aan klaagster en/of haar dochter is uitgelegd.

5.4 Het college overweegt dat de KNMG Gedragscode (februari 2022) bepaalt dat je als arts binnen de grenzen van je eigen kennis en kunde blijft en dat een arts zich onthoudt van handelingen en uitingen die daarbuiten liggen. Daarnaast behoort het verwijzen van patiënten naar reguliere behandelwijzen tot de verantwoordelijkheid van de arts (KNMG-richtlijn ‘De arts en niet-reguliere behandelwijze’). Het verzoek van klaagster aan verweerder houdt in om haar bloed te laten onderzoeken op tumormarkers en het aanvragen van longfoto’s om de progressie van longuitzaaiingen te monitoren. Dit zijn oncologische (na)controles die
vallen binnen de reguliere geneeskunde, maar niet vallen onder de reguliere huisartsenzorg. Verweerder kan in redelijkheid niet worden verweten dat hij het aanvragen van dergelijke onderzoeken heeft geweigerd. Van verweerder als huisarts kan namelijk niet worden verwacht dat hij beschikt over de kennis en kunde die nodig was voor het evalueren van de uitkomsten van dergelijke onderzoeken. Uit het dossier blijkt dat verweerder ook heeft uitgelegd dat hij zich onvoldoende bekwaam achtte deze onderzoeken aan te vragen vanwege het ontbreken van expertise op oncologisch vakgebied, waardoor hij de onderzoeksuitslagen onvoldoende zou kunnen interpreteren en monitoren. Het college is hierom van oordeel dat verweerder met het weigeren van het aanvragen van de door klaagster gewenste onderzoeken binnen de grenzen van zijn eigen kennis en kunde is gebleven en niet is afgeweken van een voor hem geldende professionele standaard. Klaagster stelt dat haar vaste huisarts wel de gevraagde onderzoeken zou hebben laten doen. Het college kan niet vaststellen wat de vaste huisarts van klaagster precies liet onderzoeken. Het overgelegde dossier betreft de periode van handelen van verweerder. De kern is in deze zaak echter dat verweerder klaagster voor het doen van oncologische nacontroles mocht verwijzen naar een medisch specialist in het ziekenhuis. Het is uiteindelijk aan klaagster zelf om van die verwijzing al dan niet gebruik te maken indien zij nacontroles binnen de reguliere geneeskunde wenst. Alleen daarom al kan het verwijt aan verweerder dat hij klaagster hiermee dwingt om een behandeling binnen de reguliere geneeskunde te ondergaan door te verwijzen naar een medisch-oncoloog, niet gegrond worden verklaard. Klachtonderdelen a) en b) zijn kennelijk ongegrond.

Slotsom

5.5 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht kennelijk ongegrond zijn.

6. De beslissing

De klacht is in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven op 3 juni 2025 door P.A.H. Lemaire, voorzitter, R.J. Wolters en

M. van Bergeijk, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door J.E.A. van Dooren-Gerding, secretaris.

secretaris voorzitter


Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

  1. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
  • het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, of
  • als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

  1. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
  1. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.


U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.