ECLI:NL:TGZRAMS:2025:146 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7708

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2025:146
Datum uitspraak: 10-06-2025
Datum publicatie: 10-06-2025
Zaaknummer(s): A2024/7708
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht tegen een tandarts. Klaagster had toenemende klachten vanwege parodontitis. De tandarts heeft haar - mede rekening houdend met de kosten - het advies gegeven van een totaalextractie en een volledige immediaatnoodprothese in zowel de onder- als de bovenkaak. Klaagster heeft dit advies gevolgd. Gezien de staat van het gebit is dit geen onjuiste behandeling geweest. Evenmin kan worden vastgesteld dat de tandarts de behandeling onjuist heeft uitgevoerd. De tandarts heeft klaagster geïnformeerd over de mogelijke behandelingen en de consequenties daarvan. Er was geen indicatie voor verwijzing naar een andere zorgverlener. Alle klachtonderdelen zijn kennelijk ongegrond.

A2024/7708
Beslissing van 10 juni 2025

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM
Beslissing in raadkamer van 10 juni 2025 op de klacht van:

A,
wonende te B,
klaagster,

tegen

C,
tandarts,
destijds werkzaam te B,
verweerder, hierna ook: de tandarts,
gemachtigde: mr. R.J. Peet, werkzaam te Utrecht.

1. Waar gaat de zaak over?
1.1 Klaagster had klachten vanwege voortschrijdende parodontitis (tandvleesontsteking). De tandarts heeft de behandelmogelijkheden met haar besproken. Hij heeft haar – mede rekening houdend met de kosten – geadviseerd over te gaan tot het laten trekken van alle tanden en kiezen en het plaatsen van noodprothesen in de onder- en bovenkaak. Klaagster heeft dit advies gevolgd. Een kaakchirurg heeft de tanden en kiezen van klaagster getrokken en de tandarts heeft de noodprothesen voor de onder- en bovenkaak gemaakt. Klaagster is niet tevreden met het resultaat. Zij geeft aan dat de prothesen niet passen en pijnlijk zijn en dat de tandarts is tekortgeschoten in zijn zorgplicht. De tandarts heeft gemotiveerd verweer gevoerd.

1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna licht het college de beslissing toe.

2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 15 oktober 2024;
- het aanvullende klaagschrift met de bijlage(n);
- het verweerschrift;
- de bijlagen behorend bij het verweerschrift, ontvangen op 18 februari 2025.


2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.

2.3 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren.

3. Wat is er gebeurd?
3.1 De tandarts is gespecialiseerd in kaak- en kauwklachten (tandarts-gnatholoog) en was destijds werkzaam in een praktijk in B. Klaagster was patiënt van de tandarts. Zij had toenemende klachten vanwege parodontitis en zij heeft dit besproken met een collega van de tandarts.

3.2 De tandarts heeft op 13 februari 2024 met klaagster besproken welke resterende behandelopties er waren. Klaagster had aangegeven dat daarbij rekening moest worden gehouden met het beschikbare budget.

3.3 De tandarts heeft klaagster – vanwege de matige staat van haar tandvlees en rekening houdend met de kosten van behandeling daarvan – geadviseerd over te gaan tot een totaalextractie (het laten trekken van alle tanden en kiezen) en het plaatsen van een volledige immediaatnoodprothese in zowel de onder- als de bovenkaak. Een immediaatgebitsprothese is een prothese die direct na het trekken van tanden en kiezen wordt geplaatst. In het tandheelkundige dossier staat over dit consult onder meer genoteerd (alle citaten voor zover van belang en letterlijk weergegeven): “Uitelg dat noodprothesen veel klachten kunnen geven qua o pijn maar ook qua retentie en esthetiek. Begroting besproken en akkoord bevonden en afspraken nu eerst bij KC.”

3.4 Vervolgens is klaagster bij de kaakchirurg (tegen wie klaagster ook een klacht heeft ingediend, deze zaak heeft dossiernummer A2024-7898) op consult geweest. In zijn brief van 17 februari 2024 aan de tandarts schrijft de kaakchirurg dat hij met klaagster twee behandelopties, inclusief de nadelen daarvan, heeft besproken. In deze brief staat hierover: “De patiënte geeft aan dat het bovenstaande is al met haar tandarts is besproken, en dat zij voor totaalextractie gaat wegens matige prognose van parodontitis behandeling, de kosten daarvan, de tijd die hiervoor nodig.” Hierna heeft de kaakchirurg de eerste extracties uitgevoerd.

3.5 Op 20 februari 2024 heeft de tandarts afdrukken gemaakt voor de volledige immediaat prothesen in de onder- en bovenkaak. Klaagster heeft de prothesen op 19 maart 2024 bij de tandarts opgehaald.

3.6 Nadat de kaakchirurg op 22 maart 2024 de resterende extracties had gedaan, heeft hij bij klaagster de noodprothesen geplaatst. Daarbij heeft hij tegen haar gezegd dat het noodzakelijk was dat zij de prothesen moest inhouden.


3.7 Klaagster kwam op 26 maart 2024 voor controle bij de tandarts op consult. Zij deelde mee dat zij in verband met de pijn de prothesen kort na de plaatsing had uitgedaan en daarna niet meer gedragen. De tandarts heeft de bestaande drukplekken gecorrigeerd. Op 2 april 2024 kwam klaagster bij de tandarts op consult vanwege retentieklachten: beide prothesen bleven niet goed zitten. De tandarts heeft klaagster geadviseerd kleefpasta te gebruiken en aangegeven dat hij de pasvorm van de prothesen na enige tijd kon verbeteren door een softlinerlaag of een rebasing.

3.8 Klaagster heeft de tandarts op 19 april 2024 laten weten geen verdere behandeling van hem te wensen en zij verzocht haar uit de praktijk uit te schrijven.

4. De klacht en de reactie van de tandarts
4.1 Klaagster verwijt de tandarts dat:
a) de behandeling onjuist was;
b) hij haar onvoldoende heeft geïnformeerd over de behandeling;
c) hij haar ten onrechte niet naar een andere beroepsbeoefenaar heeft doorverwezen.
Verder eist zij van de tandarts vergoeding van de totale tandartskosten en van het betaalde griffierecht.

4.2 De tandarts heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.

4.3 Het college gaat hierna verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.1 De vraag is of de tandarts de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende tandarts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de tandarts geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. Verder geldt het uitgangspunt dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen.

Klachtonderdeel a) onjuiste behandeling
5.2 Uit het dossier blijkt dat klaagster jarenlang onder behandeling was bij een mondhygiëniste, maar dat zij desondanks toenemende klachten had als gevolg van vergevorderde parodontitis. Uit de brief van 17 februari 2024 van de betrokken kaakchirurg blijkt sprake van pockets variërend van 6 tot 8 mm. De tandarts heeft klaagster het advies gegeven van een totaalextractie en een volledige immediaatnoodprothese in zowel de onder- als de bovenkaak. Klaagster heeft dit advies overgenomen. Gezien de staat van het gebit is dit geen onjuiste behandeling geweest. Evenmin kan worden vastgesteld dat de tandarts de behandeling onjuist heeft uitgevoerd. De kaakchirurg heeft de prothesen geplaatst en klaagster meegedeeld dat zij die in haar mond moest houden. Het is belangrijk dat deze prothesen gedurende de genezingsperiode van de extractiewonden worden ingehouden, omdat zij dienen als wondverband en ter voorkoming van zwelling van de kaak. Op 26 maart 2024 is klaagster vervolgens bij de tandarts op consult geweest, waarbij zij aangaf pijn te hebben. Het is bekend dat bij de plaatsing van immediaatprothesen na extractie veel pijn en ongemak kan optreden. Dat is uiteraard heel onprettig voor patiënten, en in dit geval voor klaagster. De tandarts heeft klaagster voorafgaand aan de behandeling meegedeeld dat noodprothesen veel klachten kunnen geven in de vorm van pijn, losraken (retentie) en esthetiek. Uit het dossier blijkt verder dat de tandarts op 26 maart 2024 de drukplekken heeft gecorrigeerd. Verder heeft hij klaagster uitgelegd dat de wonden voorlopig pijnlijk zullen blijven en dat zij bij drukplekken moest terugkomen. Verder heeft de tandarts klaagster uitgelegd dat eerst wondgenezing en herstel van de kaak nodig zijn voordat hij een definitieve prothese kan maken. Dit alles duidt niet op een onjuiste behandeling. De tandarts heeft correct gehandeld.
Dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel b) onvoldoende informatie over de behandeling
5.3 De tandarts heeft op 13 februari 2024 met klaagster de behandelmogelijkheden voor haar gebit besproken, daarbij – op haar verzoek – rekening houdend met het beschikbare budget. Uit het tandheelkundig dossier blijkt dat de tandarts klaagster heeft geïnformeerd over de mogelijke behandelingen en ook over de consequenties daarvan. Dit blijkt ook uit de hiervoor onder 3.4 aangehaalde brief van de kaakchirurg van 17 februari 2024, waarin hij schrijft dat klaagster aangeeft dat de twee behandelopties, inclusief de nadelen daarvan, al met de tandarts zijn besproken.
Ook dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel c) onterecht niet doorverwezen
5.4 Uit het dossier komt geen indicatie naar voren dat de tandarts klaagster had moeten verwijzen naar een andere zorgverlener. Het is ook niet gebleken dat klaagster de tandarts heeft verzocht om een verwijzing naar een andere beroepsbeoefenaar. Ook heeft zij niet om een second opinion verzocht.
Dit klachtonderdeel is eveneens kennelijk ongegrond.

Vergoeding tandartskosten en griffierecht
5.5 Het college is niet bevoegd klaagster een schadevergoeding voor tandartskosten toe te kennen. Het college kan verder in geen enkel geval bepalen dat de beroepsbeoefenaar tegen wie een klacht is ingediend het griffierecht aan de klager moet vergoeden, zelfs niet wanneer een klacht gegrond wordt verklaard. Met betrekking tot het griffierecht geldt dat een klager dit van het college terugkrijgt als het college de klacht geheel of gedeeltelijk gegrond verklaart (artikel 65a, vijfde lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg). Als een klacht niet gegrond wordt verklaard, is er geen aanleiding voor vergoeding van het griffierecht. Daarom biedt de wet die mogelijkheid ook niet.


Slotsom
5.6 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht kennelijk ongegrond zijn.

6. De beslissing
De klacht is in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.


Deze beslissing is gegeven op 10 juni 2025 door N.B. Verkleij, voorzitter, C.H. van Dijk, lid-jurist, M.M.L.F. Smulders, G.L.M.M. van der Werff en T. Forouzanfar, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door Y.M.C. Bouman, secretaris.