ECLI:NL:TADRSHE:2025:87 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-950/DB/OB
ECLI: | ECLI:NL:TADRSHE:2025:87 |
---|---|
Datum uitspraak: | 26-05-2025 |
Datum publicatie: | 06-06-2025 |
Zaaknummer(s): | 24-950/DB/OB |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Raadsbeslissing. Klacht over de eigen advocaat over de kwaliteit van de dienstverlening. Hoewel het beter was geweest als verweerder gedurende de behandeling van klagers zaak rekening had gehouden met klagers behoeften op dit punt, is de raad van oordeel dat uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht niet blijkt dat verweerder zodanig is tekortgeschoten in de communicatie met klager, dat hem daarvan een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Dat verweerder zich niet aan de afspraken heeft gehouden, onvoldoende voortvarendheid heeft betracht en weinig tot niets voor klager heeft gedaan is evenmin gebleken. De overdracht van het dossier aan de opvolgend advocaat had zeker sneller gekund. Voor het maken van een tuchtrechtelijk verwijt aan verweerder ziet de raad echter onvoldoende aanleiding. Dat klager door de opgetreden vertraging in zijn belangen is geschaad is de raad namelijk niet gebleken. De klacht dat verweerder onbehoorlijke opmerkingen heeft gemaakt mist feitelijke grondslag. Ongegrond. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch
van 26 mei 2025
in de zaak 24-950/DB/OB
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 23 januari 2023 heeft klager tegen verweerder een klacht ingediend bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: “de deken”).
1.2 Op 19 december 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 48|23|013K van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 31 maart 2025. Verschenen zijn klager en verweerder, vergezeld van zijn kantoorgenoot mr. C.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de nagekomen e-mail met bijlagen van klager van 23 december 2024.
2. FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Verweerder heeft klager van december 2021 tot 29 augustus 2022 bijgestaan in een huurgeschil. Verweerder heeft de behandeling van de zaak overgenomen van mr. M, advocaat. Het geschil had betrekking op de plaatsing van een schutting en een airco unit.
2.3 In de door verweerder opgestelde opdrachtbevestiging was abusievelijk klagers e-mailadres onjuist weergegeven. Klager heeft verweerder verzocht om deze fout te herstellen.
2.4 Bij e-mail van 23 december 2021 heeft verweerder klager geïnformeerd over de mutatie van de toevoeging en aan klager medegedeeld dat hij vanwege vakantie in de week van 3 januari 2022 in contact zou treden met de wederpartij.
2.5 Naar aanleiding van een bericht van klager van 17 januari 2022 heeft verweerder klager bij e-mail van 20 januari 2022 geïnformeerd over de stand van zaken.
2.6 Bij e-mail van 20 februari 2022 heeft klager bij verweerder geïnformeerd naar de stand van zaken. Op 24 februari 2022 hebben klager en verweerder een telefoongesprek gevoerd. Bij e-mail van 3 maart 2022 heeft klager verweerder gevraagd wanneer hij de conceptbrief aan de wederpartij kon verwachten.
2.7 Bij e-mail van 7 maart 2022 heeft klager aan verweerder een rappel gestuurd. Bij e-mail van 7 maart 2022 heeft verweerder aan klager toegezegd dat hij de conceptbrief de volgende dag zou aanleveren.
2.8 Bij e-mail van 13 april 2022 heeft verweerder aan klager medegedeeld dat hij die dag tussen 10.15 uur en 10.30 uur bij klagers woning zou zijn en dat hij een stagiaire zou meenemen.
2.9 Bij e-mail van 2 mei 2022 heeft de advocaat van klagers wederpartij verweerder bericht dat de wederpartij een bezoek aan klagers woning wilde inplannen om de situatie ter plaatse te bekijken. In dat verband heeft de advocaat van de wederpartij mogelijke data genoemd. Bij e-mail van 18 mei 2022 heeft verweerder deze e-mail aan klager doorgestuurd.
2.10 Bij e-mail van 18 mei 2022 heeft klager zich bij verweerder onder meer beklaagd over de voortgang van de zaak. Bij e-mail van 20 mei 2022 heeft verweerder klager bericht dat de wederpartij de situatie ter plaatse wilde komen bekijken en heeft hij klager gevraagd om mogelijke data. Bij e-mail van 19 mei 2022 heeft klager zich bij verweerder wederom beklaagd over de voortgang van de zaak en over het uitblijven van een reactie op eerdere e-mails van klager. Op 1 juni 2022 heeft klager een e-mail gestuurd naar verweerders kantoor met het verzoek om hem te informeren nu hij niets van verweerder had vernomen. Vervolgens hebben klager en verweerder dezelfde dag contact gehad over het inplannen van een bezoek aan klagers woning door de wederpartij.
2.11 Op 16 juni 2022 heeft de wederpartij conform afspraak een bezoek gebracht aan klagers woning. Verweerder was daarbij niet aanwezig. Bij e-mail van dezelfde dag heeft klager bij verweerder zijn ongenoegen geuit over verweerders afwezigheid.
2.12 Bij e-mails van 26 juni en 30 juni 2022 heeft klager bij verweerder geïnformeerd naar de stand van zaken. Bij e-mail van 1 juli 2022 heeft verweerder hierop gereageerd en aan klager uitgelegd dat hij niet altijd klagers e-mailberichten per omgaande kan beantwoorden. Bij e-mail van eveneens 1 juli 2022 heeft verweerder de advocaat van klagers wederpartij aangeschreven met het verzoek om een inhoudelijke reactie naar aanleiding van het huisbezoek dat op 16 juni 2022 had plaatsgevonden.
2.13 Op 4 juli 2022 heeft de advocaat van klagers wederpartij een brief gestuurd aan verweerder. Verweerder heeft deze brief dezelfde dag aan klager doorgestuurd. Op 14 juli 2022 hebben klager en verweerder een afspraak ingepland voor 15 augustus 2022. Verweerder heeft daarop bij brief van 17 augustus 2022 gereageerd.
2.14 Bij e-mail van 29 augustus 2022 heeft klager het vertrouwen in verweerder opgezegd en hem verzocht om het dossier over te dragen aan mr. S, advocaat. Na rappels van mr. S van 9 september en 5 oktober 2022 heeft verweerder bij e-mail van 6 oktober 2022 aan mr. S toegezegd het dossier de volgende dag te zullen toesturen.
2.15 Op 23 januari 2023 heeft klager tegen verweerder een klacht ingediend bij de deken.
2.16 De deken heeft klager geadviseerd om eerst de kantoorklachtenregeling te volgen, hetgeen klager heeft gedaan. De klachtenfunctionaris van verweerders kantoor heeft de klacht behandeld en bij brief van 15 maart 2023 aan klager verslag uitgebracht. Vervolgens heeft klager de klacht voorgelegd aan de Geschillencommissie Advocatuur, die de klacht bij beslissing van 30 mei 2023 ongegrond heeft verklaard.
3. KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende:
Verweerder heeft klagers belangen in de huurkwestie niet goed behartigd doordat hij:
1. slecht heeft gecommuniceerd en slecht bereikbaar was;
2. afspraken niet is nagekomen;
3. niet of zeer vertraagd heeft gereageerd op e-mails van klager en de wederpartij;
4. onbehoorlijke opmerkingen heeft gemaakt tegen klager;
5. de overdracht naar de opvolgend advocaat heeft vertraagd;
6. weinig tot niets voor klager heeft gedaan, waardoor de zaak onnodig veel vertraging heeft opgelopen.
4. VERWEER
4.1 Verweerder heeft verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
5. BEOORDELING
5.1 Toetsingskader
Deze klacht gaat over de kwaliteit van de dienstverlening van de advocaat. Er is pas sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen als de kwaliteit duidelijk onder de maat is geweest. De tuchtrechter houdt bij de beoordeling rekening met de vrijheid die een advocaat heeft bij de wijze waarop hij een zaak behandelt. Ook houdt de tuchtrechter rekening met de keuzes waar een advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Die (keuze)vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door bepaalde eisen die aan het werk van de advocaat worden gesteld. Als algemene professionele standaard geldt dat de advocaat te werk moet gaan zoals van een redelijk bekwame en redelijk handelende beroepsgenoot mag worden verwacht.
5.2 Klachtonderdelen 1, 2, 3, en 6
De klachtonderdelen 1, 2, 3 en 6 hangen met elkaar samen en lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Klager verwijt verweerder dat hij klagers belangen niet naar behoren heeft behartigd. De raad begrijpt de klacht aldus dat klager verweerder (onder meer) een onvoldoende voortvarende aanpak en een slechte communicatie verwijt. Verweerder heeft de klacht weersproken. Tegelijkertijd heeft verweerder er in zijn verweer blijk van gegeven dat hij zich achteraf realiseert dat klager vanwege zijn persoonlijkheidsstructuur meer dan andere cliënten behoefte heeft aan een heldere en gestructureerde manier van communiceren. Hoewel het beter was geweest als verweerder gedurende de behandeling van klagers zaak rekening had gehouden met klagers behoeften op dit punt, is de raad van oordeel dat uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht niet blijkt dat verweerder zodanig is tekortgeschoten in de communicatie met klager, dat hem daarvan een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Hetzelfde geldt voor de door klager genoemde slordigheden, zoals het vermelden van een onjuist e-mailadres in de opdrachtbevestiging, het in het ongerede raken van een bericht van de wederpartij en het niet tijdig voorafgaand aan een huisbezoek melden dat een stagiaire meekomt. De raad acht klagers ergernis over deze slordigheden invoelbaar, maar voor het maken van een tuchtrechtelijk verwijt zijn die slordigheden van onvoldoende gewicht.
5.3 De raad is voor het overige van oordeel dat de advisering en aanpak zoals geschetst, niet getuigt van een kwaliteit van dienstverlening die onder de maat blijft van wat van een redelijk handelend en redelijk bekwaam advocaat mag worden verwacht. Dat verweerder zich niet aan de afspraken heeft gehouden, onvoldoende voortvarendheid heeft betracht en weinig tot niets voor klager heeft gedaan is naar het oordeel van de raad uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht niet gebleken. De raad concludeert op grond van het voorgaande dat de klachtonderdelen 1, 2, 3 en 6 ongegrond zijn.
5.4 Klachtonderdeel 4
Klager verwijt verweerder verder dat hij onbehoorlijke opmerkingen tegen hem heeft gemaakt. Verweerder heeft weersproken dat hij onbehoorlijke opmerkingen heeft gemaakt tegen klager en dit blijkt ook niet uit de overgelegde stukken. De raad kan dan ook niet vaststellen dat het verweten handelen feitelijk heeft plaatsgevonden. Omdat de feitelijke grondslag ontbreekt is ook klachtonderdeel 4 ongegrond.
5.5 Klachtonderdeel 5
Klager verwijt verweerder dat hij de overdracht naar de opvolgend advocaat heeft vertraagd. Uit de overgelegde stukken blijkt dat zowel klager als mr. S, de opvolgend advocaat, verweerder meerdere malen om overdracht van het dossier hebben verzocht. De raad is van oordeel dat de handelwijze van verweerder niet de schoonheidsprijs verdient en dat de overdracht van het dossier zeker sneller had gekund. Voor het maken van een tuchtrechtelijk verwijt aan verweerder ziet de raad echter onvoldoende aanleiding. Dat klager door de opgetreden vertraging in zijn belangen is geschaad is de raad namelijk niet gebleken. De raad neemt hierbij mede in aanmerking dat klager reeds beschikte over afschriften van de gevoerde correspondentie en dat niet is gebleken dat verweerder over meer of andere stukken beschikte dan klager. De raad is op grond van het voorgaande van oordeel dat klachtonderdeel 5 ongegrond is.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.
Aldus beslist door mr. R.A.J. van Leeuwen, voorzitter, mrs. H.C. Struijk en A.A.T. van Ginderen, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber – van de Langenberg als griffier, en uitgesproken op 26 mei 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 26 mei 2025