ECLI:NL:TAHVD:2025:98 Hof van Discipline 's Gravenhage 240258

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2025:98
Datum uitspraak: 06-06-2025
Datum publicatie: 10-06-2025
Zaaknummer(s): 240258
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Deze zaak betreft een klacht tegen de advocaat van de wederpartij. Klaagster stelt dat verweerder executoriaal derdenbeslag heeft gelegd zonder klaagster daarover voorafgaand te informeren en opgave te doen van het bedrag dat zij nog verschuldigd zou zijn. Klaagster is hierdoor onnodig op kosten gejaagd, ook omdat onder twee banken tegelijk beslag is gelegd. De Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (hierna: de raad) heeft de klacht deels gegrond, deels ongegrond verklaard zonder het opleggen van een maatregel. Klaagster komt in beroep tegen de onderdelen van haar klacht die ongegrond zijn verklaard. Het hof bekrachtigt de beslissing van de raad.

Beslissing van 6 juni 2025
in de zaak 240258

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klaagster

tegen:

verweerder

1 INLEIDING

1.1 Deze zaak betreft een klacht tegen de advocaat van de wederpartij. Klaagster stelt dat verweerder executoriaal derdenbeslag heeft gelegd zonder klaagster daarover voorafgaand te informeren en opgave te doen van het bedrag dat zij nog verschuldigd zou zijn. Klaagster is hierdoor onnodig op kosten gejaagd, ook omdat onder twee banken tegelijk beslag is gelegd. De Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (hierna: de raad) heeft de klacht deels gegrond, deels ongegrond verklaard zonder het opleggen van een maatregel. Klaagster komt in beroep tegen de onderdelen van haar klacht die ongegrond zijn verklaard. Het hof bekrachtigt de beslissing van de raad.

1.2 Het hof zet eerst het verloop van de procedure bij de raad en het hof uiteen. Vervolgens zet het hof het volgende op een rij: de feiten, de klacht en de beoordeling van de raad. Daarna volgen de redenen waarom klaagster in beroep is gekomen en hoe het hof daarover oordeelt.


2 DE PROCEDURE

Bij de raad van discipline

2.1 De raad heeft in de zaak tussen klaagster en verweerder (zaaknummer: 24-250/A/A) een beslissing gegeven op 19 augustus 2024. In deze beslissing is de klacht van klaagster gedeeltelijk gegrond verklaard zonder oplegging van een maatregel. Verweerder is veroordeeld tot betaling van het griffierecht aan klaagster.

2.2 Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRAMS:2024:141 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.


Bij het hof van discipline

2.3 Het beroepschrift van klaagster tegen de beslissing is op 11 september 2024 ontvangen door de griffie van het hof.

2.4 Verder bevat het dossier van het hof:
- de stukken van de raad;
- het verweerschrift.

2.5 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 11 april 2025. Namens klaagster was ter zitting aanwezig de heer L. T. Ook verweerder is verschenen.

2.6 Partijen hebben hun standpunt toegelicht, verweerder aan de hand van spreekaantekeningen. Deze maken onderdeel uit van het dossier van het hof.


3 FEITEN

3.1 Het hof gaat uit van de feiten die door de raad zijn vastgesteld nu daartegen geen beroepsgrond is gericht. Onder 3.11 vult het hof de feiten aan.

3.2 Klaagster is in verband met een geschil met de heer K N (hierna: K N) door K N gedagvaard voor de rechtbank Amsterdam. Klaagster werd in het geschil bijgestaan door haar advocaat, mr. T en K N werd bijgestaan door zijn advocaat, te weten verweerder.

3.3 De zaak is op 4 oktober 2023 op zitting behandeld. Tijdens de zitting hebben partijen een schikking getroffen die is vastgelegd in een proces-verbaal. In het proces-verbaal is, voor zover relevant, het volgende opgenomen:

“Aanwezig zijn:
- [K N],
- mevrouw [K N],
- [verweerder], voornoemd,
- mevrouw [C. B], kantoorgenoot van [verweerder],
- de heer [W. B], legal manager van (klaagster).
Partijen komen ter beëindiging van dit geschil het volgende overeen:
[Klaagster] zal aan [K N] een bedrag betalen van € 5.400 exclusief btw.
Dit bedrag dient uiterlijk op 18 oktober 2023 te zijn bijgeschreven op rekeningnummer (…) ten name van [K N] onder vermelding van ‘schikking’.”

3.4 Klaagster heeft het bedrag niet tijdig naar de bankrekening van K N overgemaakt.

3.5 Op 26 oktober 2023 is op verzoek van verweerder de grosse van het proces-verbaal van 4 oktober 2023 door de deurwaarder aan klaagster betekend en ten laste van klaagster is executoriaal derdenbeslag gelegd onder zowel de ABN AMRO Bank als de Rabobank. Het beslag onder de ABN AMRO Bank trof doel en een bedrag van ruim € 35.000,- is gesepareerd. Het onder de Rabobank gelegde beslag trof geen doel.

3.6 Bij e-mail van 26 oktober 2023 heeft de advocaat van klaagster (mr. T) verweerder als volgt bericht, voor zover relevant:

“Op 4 oktober 2023 troffen mijn cliënte en uw cliënte een gerechtelijke schikking, die in een proces-verbaal werd vastgelegd.

Vandaag, 26 oktober 2023, is mijn cliënte geconfronteerd met een betekening van het proces-verbaal - zonder bevel - door [het deurwaarderskantoor] alsmede direct daarop volgend een bankbeslag onder de ABN AMRO. De ondernemersrekening van cliënte is beslagen en haar gehele vermogen is gesepareerd. Door de beslaglegging is mijn cliënte in de financiële problemen gekomen en kunnen onder andere salarissen en leveranciers niet meer worden betaald.

Ik constateer dat u mij, voorafgaand aan het inzetten van executiemaatregelen, niet heeft verwittigd van uw voornemen en ook geen opgave heeft gedaan van het verschuldigde. Mijn cliënte is van oordeel dat dit in strijd is met de gedragsregels.

Mijn cliënte heeft thans onnodige schade, welke bestaan uit a) betekeningskosten, b) de kosten van het bankbeslag, c) de kosten van de bank i.v.m. het beslag op basis van de Algemene Bankvoorwaarden, d) de kosten van overbetekening alsmede e) nakosten en f) informatiekosten.

Mijn cliënte heeft van de deurwaarder begrepen dat u (namens uw cliënte) expliciet heeft verzocht voor betekening - zonder bevel - gevolgd door direct beslag.

Cliënte stelt u alsmede uw cliënte aansprakelijk voor alle schade die zij ten gevolge van uw dan wel het handelen van uw cliënte heeft geleden, lijdt en nog zal lijden.

Cliënte heeft mij aangegeven dat zij overweegt een klacht in te dienen. Zij is van oordeel dat u mij aan had moeten schrijven.

Cliënte is 'not amused' zoals u zult begrijpen. Indien cliënte schadeloos wordt gesteld, dan is zij bereid om geen verdere maatregelen te nemen. Bent u, of is uw cliënte, daartoe bereid?”

3.7 Bij e-mail van 27 oktober 2023 heeft een assistente van verweerder mr. T laten weten dat verweerder die dag onbereikbaar was en dat zij intern zou kijken of de kwestie bij een kantoorgenoot ondergebracht kon worden.

3.8 Diezelfde dag heeft de deurwaarder de ABN AMRO Bank en de Rabobank verzocht de ten laste van klaagster gelegde executoriale derdenbeslagen met onmiddellijke ingang als opgeheven te beschouwen. Later die dag heeft de assistente van verweerder mr. T geschreven:

“Inmiddels heb ik gesproken met een kantoorgenoot.

1. Incassocenter heeft op de zitting aangegeven dat zij deze zaak zelf verder zouden afhandelen.
2. Intussen liet de deurwaarder weten dat alles is betaald en de beslagen zijn opgeheven.”

3.9 Op 30 oktober 2023 heeft klaagster bij de deken een klacht over verweerder ingediend.

3.10 Op 2 november 2023 heeft de ABN AMRO Bank aan klaagster bevestigd dat het op 26 oktober 2023 gelegde beslag was opgeheven en het tegoed van ruim € 35.000,- op de rekening van klaagster was teruggestort.

3.11 Aanvullend op deze feiten is in hoger beroep komen vast te staan dat de kosten van het beslag onder de Rabobank door de deurwaarder aan klaagster zijn gecrediteerd. De deurwaarder heeft daartoe een aangepaste factuur gestuurd aan klaagster (bijlagen A en B bij verweerschrift van verweerder).


4 KLACHT

De klacht houdt in, zakelijk weergegeven en voor zover in hoger beroep van belang, dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:


a t/m c): (…);

d): verweerder heeft klaagster onnodig op kosten gejaagd door ten laste van klaagster executoriaal beslag te leggen onder de bankrekening bij de Rabobank waarmee klaagster geen enkele relatie heeft;

e): verweerder heeft klaagster onnodig op kosten gejaagd door onder twee banken tegelijk executoriaal beslag te laten leggen;

f): (…).


5 OMVANG HOGER BEROEP

Klager is opgekomen tegen de door de raad ongegrond verklaarde klachtonderdelen d) en e). De overige klachtonderdelen zijn in hoger beroep niet meer aan de orde.

6 BEOORDELING RAAD

6.1 De raad heeft de klachtonderdelen d) en e) ongegrond verklaard. Aan die beslissing heeft de raad het navolgende ten grondslag gelegd.

6.2 Verweerder heeft toereikend aangevoerd dat het beslag ook onder de Rabobank is gelegd omdat de betaallink waarmee klaagster haar klanten vraagt te betalen, gekoppeld is aan een nummer bij de Rabobank en hij hierdoor dacht dat klaagster ook bij de Rabobank een rekening had.

6.3 Dat vanwege het tweede beslag extra kosten zijn gemaakt, is niet gebleken; verweerder heeft onbetwist aangevoerd dat de deurwaarder slechts één beslag in rekening heeft gebracht.

7 BEROEPSGRONDEN EN VERWEER

Beroepsgronden klaagster

Klachtonderdelen d) en e):

7.1 De raad heeft volgens klaagster onvoldoende het handelen van verweerder in zijn totaliteit beoordeeld.

7.2 Verweerder heeft er expliciet voor gekozen om te betekenen zonder bevel en door twee beslagen tegelijk te leggen.

7.3 Verweerder had moeten controleren of het Rabobankrekeningnummer toebehoorde aan klaagster. Door dat na te laten, heeft verweerder het risico aanvaard dat klaagster onnodig met extra kosten werd opgezadeld waaraan niet afdoet dat de kosten van het derdenbeslag onder de Rabobank zijn gecrediteerd.

Verweer

7.4 Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd in beroep. Waar dat relevant is, bespreekt het hof dit bij de beoordeling van het beroep.

8 BEOORDELING HOF

Maatstaf

8.1 De tuchtrechter dient bij de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht het aan de advocaat verweten handelen of nalaten te toetsen aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen, waaronder de kernwaarden zoals omschreven in artikel 10a Advocatenwet. De tuchtrechter is niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen wel van belang zijn, gezien ook het open karakter van de behoorlijkheidsnorm in artikel 46 Advocatenwet. Of sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per geval beoordeeld.

8.2 Deze zaak betreft een klacht tegen de advocaat van de wederpartij. De maatstaf die het hof bij de beoordeling daarvan aanlegt is mede ingegeven door de voor advocaten geldende kernwaarde partijdigheid en houdt het volgende in. Een advocaat geniet een grote mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een wederpartij worden beperkt, tenzij haar belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. Zo mag de advocaat (a) zich niet onnodig grievend uitlaten over de wederpartij, (b) geen feiten poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig schaden zonder redelijk doel.

Daarbij geldt verder dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat hoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

Het hof beoordeelt de door klaagster aangevoerde beroepsgronden tegen de ongegrond verklaarde klachtonderdelen d) en e) aan de hand van de hiervoor geformuleerde maatstaf.

Overwegingen hof

Klachtonderdelen d) en e)

8.3 Het hof ziet aanleiding de klachtonderdelen d) en e) gezamenlijk te behandelen.

8.4 Verweerder heeft in hoger beroep door overlegging van een emailbericht met bijlagen van de deurwaarder van 31 oktober 2024 aannemelijk gemaakt dat aan klaagster geen kosten in rekening zijn gebracht voor het beslag onder de Rabobank. Door klaagster is ter zitting ook bevestigd dat uitsluitend de kosten voor het beslag onder de ABN AMRO Bank aan haar zijn doorbelast. Hiermee staat vast dat de beslaglegging door verweerder niet heeft geleid tot dubbele kosten aan de zijde van klaagster. Aldus valt aan verweerder wat betreft klachtonderdelen d) en e) geen tuchtrechtelijk verwijt te maken.

Slotsom

8.5 Het hof verwerpt de beroepsgronden van klaagster en zal de beslissing van de raad bekrachtigen.

9 PROCESKOSTEN

Omdat het hof een beslissing bekrachtigt waarin geen maatregel is opgelegd, is er geen grond voor
de oplegging van een proceskostenveroordeling.


10 BESLISSING

Het Hof van Discipline:


bekrachtigt de beslissing van 19 augustus 2024 van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, gewezen onder nummer 24-250/A/A.


Deze beslissing is genomen door mr. drs. P. Fortuin, plaatsvervangend voorzitter, mrs. A.J.J. van Rijen en Chr. H. van Dijk, leden, in tegenwoordigheid van M.H.A. Uri, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2025





griffier voorzitter

De beslissing is verzonden op 6 juni 2025