Zoekresultaten 301-350 van de 44627 resultaten
-
ECLI:NL:TGZRSHE:2025:33 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2024/6972
- Datum publicatie: 19-03-2025
- Datum uitspraak: 19-03-2025
- ECLI:NL:TGZRSHE:2025:33
Specialist ouderengeneeskunde. Cognitierapport over moeder van klager. Klacht: 1) uitsluiten zorgverleners moeder bij onderzoek, 2) opzettelijk uitsluiten klager (gevolmachtigd mantelzorger), 3) oordelen over klager, 4) opnemen insinuaties, verdachtmakingen en leugens in rapport, 5) verspreiden verdachtmakingen en leugens via social media, 6) ondermijnen algemene volmacht, 7) initiëren en meewerken aan beschermingsmaatregelen moeder, 8) meewerken aan buitensluiten klager bij zorgverleners, instanties en familie, 9) voorzitter raad van bestuur geen ernst en urgentie over kwestie, 10) beschermende maatregelen aan moeder opgelegd.College: Klachtonderdelen 1 en 7: handelingen SO ten opzichte van patiënte en niet klager. Klager niet-ontvankelijk. Klachtonderdelen 3 en 4: SO had opmerking over klager niet (zo) mogen opnemen in rapport. Gegrond. Overige klachtonderdelen ongegrond. 2 en 6: SO niet op de hoogte van algemene volmacht en hoefde dit ook niet te zijn. 5 en 8: niet komen vast te staan. 9 en 10 geen verwijten aan SO.Maatregel: Inzicht in handelen. Geen maatregel.
-
ECLI:NL:TADRARL:2025:76 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 25-055/AL/MN
- Datum publicatie: 19-03-2025
- Datum uitspraak: 17-03-2025
- ECLI:NL:TADRARL:2025:76
Voorzittersbeslissing. Verweerder heeft als advocaat opgetreden voor het bestuur van een coöperatieve vereniging waarvan ook klager lid was. De voorzitter kan niet vaststellen dat verweerder, als advocaat van de wederpartij van klager, met zijn advisering onvoldoende onafhankelijk is geweest of door middel van dwaling, bedrog en druk de belangen van klager onnodig of onevenredig heeft geschaad.
-
ECLI:NL:TAHVD:2025:38 Hof van Discipline 's Gravenhage 250078
- Datum publicatie: 19-03-2025
- Datum uitspraak: 13-03-2025
- ECLI:NL:TAHVD:2025:38
Afwijzende verwijzing 46 lid 5 Advocatenwet.
-
ECLI:NL:TGZRSHE:2025:34 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2024/6929
- Datum publicatie: 19-03-2025
- Datum uitspraak: 19-03-2025
- ECLI:NL:TGZRSHE:2025:34
Specialist ouderengeneeskunde. Klacht: 1) onvoldoende pijnbestrijding, 2) inconsistent beleid, 3) onduidelijk behandelplan, 4) onvoldoende voorlichting beleid palliatieve sedatie, 5) terughoudend beleid pijnbestrijding en palliatieve sedatie, 6) gebrekkige rapportage.College: Patiënte in terminale fase. Intensiteit pijn niet systematisch (met pijnmeetinstrument) gemeten en bewaakt. Onvoldoende objectief totaalbeeld voor bepalen pijnbeleid. Regelmatig pijnbestrijding onvoldoende en pijn niet onder controle. Te lang reactief gehandeld. Medicatie moeten vastzetten voor effectieve spiegel (WHO-pijnladder). Klachtonderdelen 1, 2, 3 en 5 gegrond. Klachtonderdelen 4 en 6 ongegrond.Maatregel: waarschuwing.
-
ECLI:NL:TADRARL:2025:71 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-472/AL/GLD
- Datum publicatie: 18-03-2025
- Datum uitspraak: 17-03-2025
- ECLI:NL:TADRARL:2025:71
De raad verklaart een klacht van een gemeente over (onder meer) de wijze van communiceren van de advocaat van de wederpartij ongegrond.
-
ECLI:NL:TADRARL:2025:72 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-493/AL/NN
- Datum publicatie: 18-03-2025
- Datum uitspraak: 17-03-2025
- ECLI:NL:TADRARL:2025:72
Verzet. De raad raad verklaart het verzet ongegrond.
-
ECLI:NL:TADRARL:2025:73 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-861/AL/MN/D
- Datum publicatie: 18-03-2025
- Datum uitspraak: 17-03-2025
- ECLI:NL:TADRARL:2025:73
Dekenbezwaar. Beslissing na een eerdere schorsing ex. artikel 60ab Aw. De raad heeft vastgesteld dat verweerder inhoudelijk ondermaats gepresteerd en de onderzoeks- en toezichthoudende taken van de deken heeft gefrustreerd. Zelfs na de door de raad opgelegde schorsing ex artikel 60ab Advocatenwet heeft verweerder geweigerd om met de deken mee te werken en zijn dossiers die hij nog onder zich had, aan de deken over te dragen. Met dit handelen en nalaten heeft verweerder op ernstige wijze gehandeld in strijd met de in artikel 10a Advocatenwet vastgelegde kernwaarden deskundigheid en integriteit en met de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen. De aard en de ernst van deze feiten rechtvaardigen zonder meer een zeer zware maatregel. Bij het bepalen van de maatregel is van belang dat (tijdens het onderzoek van de deken en op de zitting van de raad) volstrekt niet is gebleken dat verweerder beseft dat hij onbetamelijk heeft gehandeld. Het gedrag van verweerder na zijn schorsing door de raad en het feit dat de gemachtigde van verweerder op de zitting van de raad heeft aangevoerd dat verweerder de dossiers wel aan de deken wil geven maar alleen op zijn eigen voorwaarden, zijn tekenend voor het gebrek aan inzicht in het verwijtbare van zijn handelen. De raad is, rekening houdend met alle feiten en omstandigheden, van oordeel dat het niet verantwoord is dat verweerder de praktijk als advocaat nog langer uitoefent. Hoewel verweerder zich inmiddels zelf heeft laten uitschrijven van het tableau en dus niet meer werkzaam is als advocaat, is de raad van oordeel dat de maatregel van schrapping van het tableau de enige passende maatregel voor verweerder is.
-
ECLI:NL:TADRARL:2025:74 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 25-023/AL/NN
- Datum publicatie: 18-03-2025
- Datum uitspraak: 17-03-2025
- ECLI:NL:TADRARL:2025:74
Klacht tegen de curator in het faillissement van een Stichting waarvan klager, volgens de curator, feitelijk bestuurder was. Klager stelt dat verweerder in zijn rol van curator de belangen van klager heeft geschaad. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2025:61 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7205
- Datum publicatie: 18-03-2025
- Datum uitspraak: 18-03-2025
- ECLI:NL:TGZRAMS:2025:61
Kennelijk ongegronde klacht tegen een verzekeringsarts. Klaagster is uitgevallen met CVS/ME-klachten. Zij is het kader van de WIA beoordeeld. De verzekeringsarts is betrokken geraakt in de bezwaar- en beroepsprocedure. In de rapporten heeft de verzekeringsarts zich uitgesproken over de arbeidsbeperkingen van klaagster in het kader van de CVS/ME. Klaagster is het niet eens met de conclusie van de verzekeringsarts waarin hij aangeeft dat er geen sprake is van duurzaamheid van de situatie van klaagster, maar dat er wel sprake is van deconditionering. Klaagster vindt verder dat de verzekeringsarts hiermee het advies van de Gezondheidsraad over CVS/ME ondermijnt.Het college oordeelt als volgt. Bij de totstandkoming van het rapport van de Gezondheidsraad hebben de beroepsgroepen GAV en NVVG afstand genomen van de aanbevelingen van het advies van de Gezondheidsraad ten aanzien van hun werkveld. De multidisciplinaire richtlijn (waaraan de beroepsgroep heeft meegewerkt) ‘Diagnose, behandeling, begeleiding en beoordeling van patiënten met het chronisch vermoeidheidssyndroom (CVS)’ uit 2013 is daarmee nog steeds de richtlijn die in dit geval van toepassing is. Het college is van oordeel dat de verzekeringsarts zijn rapport daardoor hoort uit te brengen met in achtneming van die richtlijn, wat hij ook heeft gedaan. Het is de verzekeringsarts niet te verwijten dat hij daarbij geen doorslaggevende betekenis heeft toegekend aan het advies van de Gezondheidsraad. Door het advies omstreden te noemen heeft de verzekeringsarts verduidelijkt dat hij wel acht heeft geslagen op dit advies, maar uiteindelijk heeft geoordeeld in lijn met de visie van de beroepsgroep. De verzekeringsarts heeft het advies van de Gezondheidsraad, wat daarvan ook zij, daarmee niet ondermijnd, is daarmee niet buiten zijn deskundigheid getreden en heeft niet klachtwaardig gehandeld. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TADRARL:2025:75 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 25-043/AL/NN
- Datum publicatie: 18-03-2025
- Datum uitspraak: 17-03-2025
- ECLI:NL:TADRARL:2025:75
Voorzittersbeslissing. Klacht tegen de eigen advocaat over de analyse van de zaak en de daarop volgende onttrekking kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2025:62 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7504
- Datum publicatie: 18-03-2025
- Datum uitspraak: 18-03-2025
- ECLI:NL:TGZRAMS:2025:62
Kennelijk ongegronde klacht tegen een verzekeringsarts. Klaagster is begin 2022 uitgevallen van haar werk wegens belemmerende gezondheidsklachten. Op 29 februari 2024 kwam zij op het spreekuur bij verweerster vanwege WIA-beoordeling Einde Wachttijd. De verzekeringsarts heeft bij klaagster een medische indicatie vastgesteld voor een urenbeperking op energetische gronden en heeft haar belastbaar geacht voor 4 uur per dag/20 uur per week. Klaagster is het niet eens met deze conclusie en zegt hier stress van te ervaren, wat haar herstel belemmert.Het college oordeelt als volgt. Op basis van de tijdens het onderzoek beschikbare informatie en de gezondheidstoestand van klaagster op dat moment heeft de verzekeringsarts naar het oordeel van het college in redelijkheid kunnen concluderen dat er geen aanleiding bestond om meer beperkingen aan te nemen. Klaagster heeft nog aangevoerd dat ten onrechte is aangenomen dat zij zou kunnen werken in een omgeving van drukte en lawaai van mensen en machines, en dat het argument dat zij ook naar een koor gaat daarvoor ondeugdelijk is. De verzekeringsarts heeft alleen de medische beperkingen van klaagster vastgesteld. Het zoeken van passende functies is gebeurd door de arbeidsdeskundige, en voor dit onderzoek is de verzekeringsarts niet verantwoordelijk. Overigens heeft de verzekeringsarts gezegd dat er uitdrukkelijk ook andere argumenten zijn meegewogen naast het koorbezoek. Het college heeft geen reden om daaraan te twijfelen. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TADRAMS:2025:46 Raad van Discipline Amsterdam 24-754/A/A
- Datum publicatie: 18-03-2025
- Datum uitspraak: 10-03-2025
- ECLI:NL:TADRAMS:2025:46
Raadbeslissing; klacht over advocaat wederpartij in familierechtzaak gegrond. Verweerder heeft in zijn verweerschrift met grote stelligheid incidenten beschreven over klager in zijn rol als partner en vader, waarbij beschuldigingen van ernstige zaken zoals psychische en fysieke mishandeling, manipulatie en veelvuldig gokken als feit zijn gepresenteerd zonder dat verweerder duidelijk kenbaar heeft gemaakt dat het om de opvattingen van zijn cliënte gaat en zonder nader onderzoek te hebben gedaan naar de beschuldigingen van de ex-partner. Het past bij de terughoudendheid die van een advocaat in familierechtelijke kwesties mag worden verwacht dat, indien er in de processtukken of op de zitting beschuldigingen worden geuit van ernstige (strafbare) feiten en deze als feit worden gepresenteerd, er voldoende onderzoek moet zijn gedaan naar de juistheid van die beschuldigingen (vgl. Het Hof van Discipline, 19 augustus 2024, ECLI:NL:TAHVD:2024:226). Door dit niet te hebben gedaan, heeft verweerder in strijd met gedragsregels 7 en 8 en daarmee onbetamelijk gehandeld. Daarnaast heeft verweerder zich onwelwillend getoond door niet te reageren op het verzoek om informatie over de ziekte van zijn cliënte, terwijl deze informatie zeer relevant was omdat het de reden was voor het niet naleven van de door de rechter vastgestelde zorgregeling. Verweerder heeft ter zitting geen zelfinzicht getoond en onvoldoende laten zien zich bewust te zijn van zijn polariseerde rol in deze familierechtzaak. Omdat in die houding de kans op herhaling verscholen ligt en dit zoveel mogelijk voorkomen moet worden, kan niet worden volstaan met minder dan oplegging van een berisping met kostenveroordeling.
-
ECLI:NL:TADRAMS:2025:47 Raad van Discipline Amsterdam 24-755/A/A 24-903/A/A
- Datum publicatie: 18-03-2025
- Datum uitspraak: 10-03-2025
- ECLI:NL:TADRAMS:2025:47
Raadsbeslissing; ongegronde klachten over de advocaat van de wederpartij van klager in een familierechtzaak. De uitlatingen van verweerster in haar correspondentie aan de advocaat van klager over een geweldsincident tussen klager en zijn ex-vrouw dienden een redelijk doel. Verweerster heeft in het belang van haar cliënte gehandeld en daarbij de belangen van klager niet onevenredig geschaad. Ook stond het verweerster als partijdig belangenbehartiger vrij om de advocaat van klager aan te schrijven en klager (via zijn advocaat) te verzoeken aan zijn financiële verplichtingen te voldoen. Het feit dat later bleek dat klager (pas) vier maanden en niet al elf maanden niet meer aan zijn betalingsverplichting voldeed, acht de raad anders dan klager niet relevant. Ook overigens is niet gebleken dat verweerster onjuiste stellingen heeft ingenomen. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is geen sprake.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2025:37 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2528
- Datum publicatie: 17-03-2025
- Datum uitspraak: 17-03-2025
- ECLI:NL:TGZCTG:2025:37
Ongegronde klacht tegen een huisarts. Klager heeft al geruime tijd pijnklachten in zijn linkervoet. Hij verwijt de huisarts dat zij niet de benodigde zorg heeft verleend, niet of te laat heeft doorverwezen, in een verwijsbrief onnodige informatie heeft verstrekt, en hem onverwacht en zonder overleg heeft gevraagd een andere huisarts te zoeken. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht ongegrond. Ook het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat de huisarts voortvarend en adequaat heeft gehand in reactie op de hulpvraag van klager, en dat de inhoud van de gewraakte verwijsbrief geen tuchtrechtelijk verwijt oplevert. Tot slot had de huisarts klager mogen verzoeken om een andere huisarts te zoeken. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.
-
ECLI:NL:TGDKG:2025:21 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/760445 / DW RK 24/415 MK/WdJ
- Datum publicatie: 17-03-2025
- Datum uitspraak: 12-03-2025
- ECLI:NL:TGDKG:2025:21
Beslissing op verzet. De gerechtsdeurwaarder heeft gelet op zijn ministerieplicht niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door het ten laste van klager uitgevaardigde dwangbevel te betekenen en ten uitvoer te leggen. Verzet ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2025:44 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2552
- Datum publicatie: 17-03-2025
- Datum uitspraak: 17-03-2025
- ECLI:NL:TGZCTG:2025:44
Klacht tegen een gz-psycholoog die in het kader van de afwikkeling van letselschade een onderzoek heeft gedaan naar eventuele cognitieve stoornissen bij klager en daarover een rapport heeft opgesteld. Klager verwijt de gz-psycholoog onder meer dat zij ten onrechte geen informatie heeft opgevraagd bij een revalidatiecentrum en wezenlijke punten uit zijn verzoek om correctie en aanvulling van het rapport niet heeft willen opnemen in haar rapport. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.
-
ECLI:NL:TGDKG:2025:22 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/744664 / DW RK 24/17 MK/WdJ
- Datum publicatie: 17-03-2025
- Datum uitspraak: 12-03-2025
- ECLI:NL:TGDKG:2025:22
Klaagster beklaagt zich er over dat zij de brief van de gerechtsdeurwaarder niet aangekondigd heeft gezien in haar PostNL app en zij niet kon weten dat de gerechtsdeurwaarder aan de deur is geweest. Verder stelt klaagster dat de gerechtsdeurwaarder tijdens kantooruren telefonisch niet bereikbaar is en niet tijdig op e-mailberichten reageert. Ook beklaagt klaagster zich erover dat zij de gestelde vordering heeft betaald onder dwang en de gerechtsdeurwaarder het bedrag ten onrechte aan de opdrachtgever heeft doorgestort. Klacht voor wat betreft het niet tijdig reageren op e-mailberichten gegrond, klacht voor het overige ongegrond. Maatregel van waarschuwing opgelegd.
-
ECLI:NL:TNORSHE:2025:3 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2024/23
- Datum publicatie: 17-03-2025
- Datum uitspraak: 17-03-2025
- ECLI:NL:TNORSHE:2025:3
De notaris heeft, in zijn hoedanigheid van executeur, een vrij overzichtelijke nalatenschap bijna tien jaar op zijn beloop gelaten. Hij heeft de twee goede doelen, die erflater tot zijn enige erfgenamen had benoemd, nooit geïnformeerd over het openvallen van de nalatenschap en in al die jaren nauwelijks iets gedaan om uitvoering te geven aan de laatste wil van erflater. Zo heeft de notaris diens inboedel, auto en woning laten verloederen en zelfs geen actie ondernomen toen hij er jaren geleden mee bekend werd dat de woning was gekraakt. De kamer heeft de notaris voorgehouden dat de indruk bestaat dat hij in deze zaak telkens als een struisvogel de kop in het zand heeft gestoken om zijn nalaten niet onder ogen te hoeven zien. Door zijn jarenlange nalaten en door ook niet (tijdig) te reageren op brieven van het ministerie, van de gemeente, van het BFT en van de kamer heeft de notaris er telkens blijk van gegeven voor zijn verantwoordelijkheid weg te lopen. Een eerder aan de notaris opgelegde tuchtmaatregel heeft niet geleid tot de daarmee beoogde gedragsverandering. Bij de kamer ontbreekt ieder vertrouwen dat de notaris in de toekomst niet op vergelijkbare wijze zal “weglopen” voor zijn verantwoordelijkheid. De kamer komt tot de slotsom dat het ter bescherming van het maatschappelijke vertrouwen in de zorgvuldige vervulling van het notarisambt noodzakelijk is om aan de notaris de tuchtmaatregel van ontzetting uit het ambt op te leggen.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2025:45 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2082
- Datum publicatie: 17-03-2025
- Datum uitspraak: 17-03-2025
- ECLI:NL:TGZCTG:2025:45
De klacht tegen een gz-psycholoog is verjaard. Klager heeft bij het Regionaal Tuchtcollege een door hem als ‘pro‑forma klaagschrift’ geduid stuk ingediend. Hieruit blijkt niet de inhoud van de klacht en evenmin de feiten en omstandigheden waarop deze klacht is gebaseerd. Vier maanden later heeft hij een aanvulling op dit stuk ingediend. In dit stuk is beschreven welke verwijten klager de gz‑psycholoog maakt en op welke feiten en omstandigheden hij deze verwijten baseert. De voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege oordeelt dat de klacht is ingediend na de verjaringstermijn en verklaart klager niet‑ontvankelijk in de klacht. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing. De Wet BIG biedt niet de mogelijkheid om door middel van een als ‘pro forma klaagschrift’ aangeduid stuk als hier aan de orde de verjaringstermijn op te rekken.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2025:39 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2311 en C2024/2325
- Datum publicatie: 17-03-2025
- Datum uitspraak: 17-03-2025
- ECLI:NL:TGZCTG:2025:39
Klacht tegen een ambulanceverpleegkundige. De ambulanceverpleegkundige heeft de moeder van klager (patiënte) na een 112-melding onderzocht. Na het onderzoek heeft de ambulanceverpleegkundige besloten patiënte niet mee te nemen naar het ziekenhuis en haar doorverwezen naar de huisartsenpost. Klager verwijt de ambulanceverpleegkundige – samengevat – dat hij patiënte onvoldoende heeft onderzocht, niet serieus heeft genomen en ten onrechte niet heeft meegenomen naar het ziekenhuis. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht deels gegrond en legt aan de ambulanceverpleegkundige de maatregel van berisping op. Klager en de ambulanceverpleegkundige zijn allebei in beroep gekomen tegen deze beslissing. Het Centraal Tuchtcollege verklaart alle klachtonderdelen ongegrond, waarmee de maatregel van berisping komt te vervallen en gelast publicatie.
-
ECLI:NL:TAHVD:2025:35 Hof van Discipline 's Gravenhage 240094
- Datum publicatie: 17-03-2025
- Datum uitspraak: 14-03-2025
- ECLI:NL:TAHVD:2025:35
Bekrachtiging beslissing raad. Belangen wederpartij niet onevenredig geschaad door het overleggen van een stuk waarin (ook) privacygevoelige informatie staat.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2025:46 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2081
- Datum publicatie: 17-03-2025
- Datum uitspraak: 17-03-2025
- ECLI:NL:TGZCTG:2025:46
De klacht tegen een vertrouwensarts is verjaard. Klager heeft bij het Regionaal Tuchtcollege een door hem als ‘pro‑forma klaagschrift’ geduid stuk ingediend. Hieruit blijkt niet de inhoud van de klacht en evenmin de feiten en omstandigheden waarop deze klacht is gebaseerd. Twee maanden later heeft hij een aanvulling op dit stuk ingediend. In dit stuk is beschreven welke verwijten klager de vertrouwensarts maakt en op welke feiten en omstandigheden hij deze verwijten baseert. De voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege oordeelt dat de klacht is ingediend na de verjaringstermijn en verklaart klager niet‑ontvankelijk in de klacht. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing. De Wet BIG biedt niet de mogelijkheid om door middel van een als ‘pro forma klaagschrift’ aangeduid stuk als hier aan de orde de verjaringstermijn op te rekken.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2025:40 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2083
- Datum publicatie: 17-03-2025
- Datum uitspraak: 17-03-2025
- ECLI:NL:TGZCTG:2025:40
De klacht tegen een gz-psycholoog is verjaard. Klager heeft bij het Regionaal Tuchtcollege een door hem als ‘pro‑forma klaagschrift’ geduid stuk ingediend. Hieruit blijkt niet de inhoud van de klacht en evenmin de feiten en omstandigheden waarop deze klacht is gebaseerd. Drie maanden later heeft hij een aanvulling op dit stuk ingediend. In dit stuk is beschreven welke verwijten klager de gz‑psycholoog maakt en op welke feiten en omstandigheden hij deze verwijten baseert. De voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege oordeelt dat de klacht is ingediend na de verjaringstermijn en verklaart klager niet-ontvankelijk in de klacht. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing. De Wet BIG biedt niet de mogelijkheid om door middel van een als ‘pro forma klaagschrift’ aangeduid stuk als hier aan de orde de verjaringstermijn op te rekken.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2025:41 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2336
- Datum publicatie: 17-03-2025
- Datum uitspraak: 17-03-2025
- ECLI:NL:TGZCTG:2025:41
Klacht tegen een psychotherapeut (tevens gz-psycholoog, zie C2024/2337). De klacht is ingediend door de (bestuurder) van de zorginstelling waar de psychotherapeut werkzaam was en waarvan zij ook medebestuurder was. Klaagster verwijt de psychotherapeut onder meer dat zij een affectieve relatie met een cliënt is aangegaan, het onderzoek van de onderzoekscommissie heeft gefrustreerd en de privacy van andere cliënten heeft geschonden. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond en schorst de bevoegdheid van de psychotherapeut om de aan de inschrijving in het BIG-register verbonden bevoegdheden uit te oefenen voor de duur van drie maanden. Het Centraal Tuchtcollege acht het niet aanvaardbaar dat de psychotherapeut de medebestuurder van klaagster onder druk heeft gezet om de meldingen bij IGJ in te trekken en verklaart dit klachtonderdeel alsnog gegrond. De maatregel van schorsing voor de duur van drie maanden blijft gehandhaafd.
-
ECLI:NL:TADRSHE:2025:42 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 25-070/DB/OB
- Datum publicatie: 17-03-2025
- Datum uitspraak: 14-03-2025
- ECLI:NL:TADRSHE:2025:42
Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. Klager heeft geen eigen, rechtstreeks betrokken belang bij zijn klacht dat verweerder niet gemachtigd was om namens de wederpartij op te treden. Het is de voorzitter evenmin gebleken dat verweerder bewust onjuiste informatie heeft verstrekt. Duidelijk is dat er sprake was van een bestuurlijke wanorde, waarbij klager en de heer V enerzijds en de heren N en G anderzijds, zoals door de voorzieningenrechter in overweging 4.3 van het vonnis uiteen is gezet, elkaars bestuurslidmaatschap betwistten. Voor zover verweerder al feitelijk onjuiste gegevens verstrekt zou hebben, heeft verweerder uit mogen gaan van de juistheid van de gegevens die hij van zijn cliënt heeft gekregen. Klacht deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2025:42 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2337
- Datum publicatie: 17-03-2025
- Datum uitspraak: 17-03-2025
- ECLI:NL:TGZCTG:2025:42
Klacht tegen een gz-psycholoog (tevens psychotherapeut, zie C2024/2336). De klacht is ingediend door de (bestuurder) van de zorginstelling waar de gz-psycholoog werkzaam was en waarvan zij ook medebestuurder was. Klaagster verwijt de gz-psycholoog onder meer dat zij een affectieve relatie met een cliënt is aangegaan, het onderzoek van de onderzoekscommissie heeft gefrustreerd en de privacy van andere cliënten heeft geschonden. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond en schorst de bevoegdheid van de gz-psycholoog om de aan de inschrijving in het BIG-register verbonden bevoegdheden uit te oefenen voor de duur van drie maanden. Het Centraal Tuchtcollege acht het niet aanvaardbaar dat de gz-psycholoog de medebestuurder van klaagster onder druk heeft gezet om de meldingen bij IGJ in te trekken en verklaart dit klachtonderdeel alsnog gegrond. De maatregel van schorsing voor de duur van drie maanden blijft gehandhaafd.
-
ECLI:NL:TADRAMS:2024:116 Raad van Discipline Amsterdam 24-117/A/NH
- Datum publicatie: 17-03-2025
- Datum uitspraak: 08-07-2024
- ECLI:NL:TADRAMS:2024:116
Raadsbeslissing. Klacht tegen de advocaat van de wederpartij in beide onderdelen ongegrond. Er bestond voor verweerster in de gegeven omstandigheden voldoende aanleiding om klager in zijn hoedanigheid van bestuurder van de BV aan te spreken op zijn handelen en zij heeft met het aankondigen van een klacht tegen hem naar het oordeel van de raad de belangen van klager niet onevenredig geschaad. Dat klager het niet eens was met de door verweerster gebruikte bewoordingen, betekent niet dat verweerster de grenzen van de haar als advocaat van de wederpartij toekomende vrijheid heeft overschreden.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2025:43 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2525
- Datum publicatie: 17-03-2025
- Datum uitspraak: 17-03-2025
- ECLI:NL:TGZCTG:2025:43
Ongegronde klacht tegen een huisarts. Klagers zijn jarenlang patiënt geweest in de praktijk van de huisarts. Vanwege een vertrouwensbreuk zijn klagers overgestapt naar een andere huisartsenpraktijk. Klagers maken de huisarts verschillende verwijten over zijn bejegening, gebrek aan betrokkenheid en het medicatiebeleid. Het Regionaal Tuchtcollege heeft geoordeeld dat de huisarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Het Centraal Tuchtcollege is het eens met dit oordeel en verwerpt het beroep van klagers tegen deze beslissing.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2025:59 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7584
- Datum publicatie: 14-03-2025
- Datum uitspraak: 14-03-2025
- ECLI:NL:TGZRAMS:2025:59
Gegronde klacht tegen een tandarts. Klager heeft een intakeconsult bij de tandarts gehad. Na een verschil van mening over de hoogte van de factuur heeft klager een negatieve recensie over de tandarts geplaatst op de website van Zorgkaart Nederland. De tandarts heeft onder die recensie een reactie geplaatst. Hierin heeft de tandarts medische informatie over klager openbaar gemaakt en de bewoordingen worden onprofessioneel en beledigend geacht. Gelet op andere reacties van de tandarts op het internet, herkent het college een patroon. Klacht gegrond, waarschuwing.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2025:60 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7640
- Datum publicatie: 14-03-2025
- Datum uitspraak: 14-03-2025
- ECLI:NL:TGZRAMS:2025:60
Kennelijk ongegronde klacht tegen een tandarts. Klager is niet tevreden over het implantologische behandeltraject van de tandarts. Het college kan uit de stukken niet opmaken dat klager aan de tandarts kenbaar heeft gemaakt dat hij last had van de partiële prothese. Tijdens de loop van het behandeltraject is er op verschillende momenten een aanpassing nodig geweest van het behandeltraject. Het is in zo’n geval dan juist aangewezen om het behandelplan bij te stellen. Overige klachtonderdelen komen ook niet vast te staan. Klacht ongegrond.
-
ECLI:NL:TADRAMS:2025:45 Raad van Discipline Amsterdam 24-857/A/A 24-860/A/A 24-864/A/A 24-865/A/A
- Datum publicatie: 14-03-2025
- Datum uitspraak: 04-03-2025
- ECLI:NL:TADRAMS:2025:45
Herstelbeslissing. De zaaknummers ten aanzien van verweerders zijn in de beslissing en in het dictum abusievelijk omgedraaid.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2025:32 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2323
- Datum publicatie: 13-03-2025
- Datum uitspraak: 12-03-2025
- ECLI:NL:TGZCTG:2025:32
Klacht tegen een bedrijfsarts. Klager heeft zich begin 2019 ziekgemeld in verband met een burn-out. De bedrijfsarts was tot medio 2020 verantwoordelijk voor de verzuimbegeleiding van klager. Klager verwijt de bedrijfsarts dat zij (a) haar rol niet op een professionele wijze heeft ingevuld, (b) niet onafhankelijk is geweest in haar rol, (c) hem gedurende ruim een half jaar zonder enige mededeling aan zijn lot heeft overgelaten, (d) steeds opnieuw niet is tegemoetgekomen aan het verzoek van klager om een second opinion van een andere bedrijfsarts te vragen en (e) een te summier medisch dossier heeft bijgehouden. Het Regionaal Tuchtcollege: verklaart de klachtonderdelen a en b gedeeltelijk en klachtonderdeel d geheel gegrond, legt de bedrijfsarts de maatregel op van berisping en verklaart de klachten voor het overige ongegrond. Het CTG verklaart alleen klachtonderdelen d. en e. gegrond en legt de maatregel van waarschuwing op.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2025:33 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2331
- Datum publicatie: 13-03-2025
- Datum uitspraak: 12-03-2025
- ECLI:NL:TGZCTG:2025:33
Klacht tegen een bedrijfsarts. Klager was werkzaam bij een softwarebedrijf en heeft zich begin 2019 ziek gemeld in verband met een burn-out. De bedrijfsarts was vanaf medio 2020 bijna twee jaar verantwoordelijk voor de verzuimbegeleiding van klager. Klager verwijt de bedrijfsarts dat hij a) zijn rol als bedrijfsarts niet op een professionele en actieve wijze heeft ingevuld b) niet onafhankelijk is gebleven, c) in zijn terugkoppeling niet duidelijk heeft vermeld wat er tijdens een consult was besproken. Daardoor heeft de bedrijfsarts bijgedragen aan het conflict tussen klager en de werkgever, d) geen goed medisch dossier heeft bijgehouden. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2025:34 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2407
- Datum publicatie: 13-03-2025
- Datum uitspraak: 12-03-2025
- ECLI:NL:TGZCTG:2025:34
Klacht tegen een bedrijfsarts. Klager heeft zich begin januari 2019 ziekgemeld. Klager is ontevreden geweest over de re-integratie inspanningen van zijn werkgever en de begeleiding van de bedrijfsarts, die als zelfstandig bedrijfsarts werkte. Klager is halverwege januari 2020 eenmalig gezien door de bedrijfsarts die door de werkgever was ingeschakeld. Klager meende dat sprake was van een second opinion. Klager heeft drie verwijten geformuleerd die er kort gezegd op neerkomen dat de bedrijfsarts haar rol niet professioneel heeft ingevuld en niet onafhankelijk is gebleven. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart klachtonderdeel b. gegrond, legt aan de bedrijfsarts geen maatregel op en verklaart klachtonderdelen a. en c. ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2025:35 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2480
- Datum publicatie: 13-03-2025
- Datum uitspraak: 12-03-2025
- ECLI:NL:TGZCTG:2025:35
Klacht van vijftien klagers tegen een klinisch psycholoog. Klagers leven in een leefgemeenschap. De rechtbank heeft in 2021 beslist dat de minderjarige kinderen van de leefgemeenschap voorlopig onder toezicht moesten worden gesteld en aan de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering (hierna: de GI) opdracht gegeven met spoed te onderzoeken in hoeverre de kinderen aan hun ontwikkelingstaken toekomen en welke rol de leefgemeenschap daarin speelt. De GI heeft vervolgens de klinisch psycholoog opdracht gegeven om onderzoek te doen naar tien kinderen van acht ouderparen uit de leefgemeenschap. Dit onderzoek had de vorm van een eenmalig diagnostisch interview en maakte deel uit van het beschermingsonderzoek dat de GI in opdracht van de rechtbank heeft uitgevoerd. Klagers verwijten de klinisch psycholoog a) dat zij de onderzoeksopdracht vanwege haar dubbelrol niet had mogen aanvaarden; door dit toch te doen heeft zij blijk gegeven van vooringenomenheid, b) dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan onethische bejegening of ontoelaatbare onderzoeksmethoden, c) dat zij zich – zowel voor, als ook tijdens en na het onderzoek – niet heeft gehouden aan de informatie- en zorgvuldigheidsplicht, d) dat zij de ouders en kinderen heeft misleid, e) dat zij een inhoudelijk onjuist rapport heeft opgesteld, f) dat zij niet tijdig en slechts deels nazorg heeft verleend, en g) dat zij geen stappen heeft ondernomen tegen misbruik van de rapportages door derden. Het Regionaal Tuchtcollege heeft een aantal klagers niet-ontvankelijk verklaard in de klacht, klachtonderdeel c gegrond verklaard, de maatregel van waarschuwing opgelegd en de overige klachtonderdelen ongegrond verklaard. Zowel klagers als de klinisch psycholoog hebben tegen deze beslissing beroep ingesteld. Het Centraal Tuchtcollege verklaart alle klagers ontvankelijk in de klacht, verklaart klachtonderdeel c grotendeels gegrond, constateert het tuchtrechtelijk verwijt zonder oplegging van een maatregel, en verklaart de overige klachtonderdelen ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2025:28 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2024/7261
- Datum publicatie: 13-03-2025
- Datum uitspraak: 11-03-2025
- ECLI:NL:TGZRZWO:2025:28
Klacht tegen een bedrijfsarts. Klaagster was uitgevallen voor haar werk maar volgens de bedrijfsarts in staat haar werk uit te voeren. Klaagster gaf bij de bedrijfsarts aan een second opinion te willen. Het verwijt is dat de bedrijfsarts de aanvraag voor een second opinion heeft getraineerd en niet adequaat heeft gefaciliteerd. Het college oordeelt dat de bedrijfsarts bij het verzenden van de aanvraag voor de second opinion voortvarender te werk had moeten gaan. Klacht gegrond, waarschuwing.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2025:36 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2551
- Datum publicatie: 13-03-2025
- Datum uitspraak: 12-03-2025
- ECLI:NL:TGZCTG:2025:36
Klacht tegen een bedrijfsarts. Verweerder is als bedrijfsarts betrokken geweest bij de begeleiding van klager bij ziekte. Klager verwijt de bedrijfsarts dat hij a. onzorgvuldig heeft gehandeld, omdat de bedrijfsarts ondanks zijn verzoek heeft nagelaten medische informatie van behandelaars op te vragen en bij zijn adviezen te betrekken, b. dat hij een deskundigenoordeel van het UWV niet heeft betrokken bij zijn besluitvorming en c. dat hij discriminatie op de werkvloer bagatelliseerde en suggereerde dat de klachten van klager niet ernstig genoeg waren. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de eerste twee klachtenonderdelen gegrond verklaard. Gezien een eerder opgelegde maatregel, de ernst van de normschendingen en het feit dat de bedrijfsarts er geen enkele blijk van heeft gegeven in te zien wat er verkeerd is aan zijn handelen heeft het Regionaal Tuchtcollege de maatregel van schorsing voor de duur van één maand opgelegd. Zowel de bedrijfsarts als klager zijn van de beslissing in beroep gekomen. Het Centraal Tuchtcollege verklaart in beroep alleen klachtonderdeel b. gegrond en legt aan de bedrijfsarts de maatregel van waarschuwing op.
-
ECLI:NL:TAHVD:2025:39 Hof van Discipline 's Gravenhage 250071
- Datum publicatie: 13-03-2025
- Datum uitspraak: 19-03-2025
- ECLI:NL:TAHVD:2025:39
Afwijzende verwijzing 45 lid c Advocatenwet.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2025:31 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2451
- Datum publicatie: 12-03-2025
- Datum uitspraak: 12-03-2025
- ECLI:NL:TGZCTG:2025:31
Klacht tegen een cardioloog. De klacht gaat over de behandeling van de echtgenote van klager. Zij had een afwijkende aortaklep met een stenose en werd daarom jaarlijks gecontroleerd door de cardioloog. Begin 2017 werd bij echo-onderzoek een progressie naar ernstige aortaklepstenose met een goede systolische linkerventrikelfunctie gezien. In de loop van 2017 kreeg de echtgenote last van kortademigheid en benauwdheid. Bij de (reguliere) controle eind januari 2018 concludeerde de cardioloog dat een operatie noodzakelijk was. De echtgenote verbleef in afwachting van de operatie thuis. Hierna is haar conditie verslechterd. Zij werd in het ziekenhuis opgenomen, waar zij overleed. Klager verwijt de cardioloog onder meer dat hij zijn echtgenote niet eerder heeft laten opereren en niet vaker dan éénmaal per jaar heeft gecontroleerd. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klachtonderdelen c, e en f gegrond, legt een waarschuwing op en verklaart de klacht voor het overige ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verklaart klager niet-ontvankelijk in het beroep voor zover dit betrekking heeft op de klachtonderdelen c, e en f en verwerpt het beroep voor het overige.
-
ECLI:NL:TGZRSHE:2025:31 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/6321
- Datum publicatie: 12-03-2025
- Datum uitspraak: 12-03-2025
- ECLI:NL:TGZRSHE:2025:31
Verweerster, SEH-arts, wordt verweten dat zij op de Spoed Eisende Hulp onvoldoende onderzoek heeft laten verrichten naar de voet van klager. Volgens klager had verweerster meer onderzoek moeten verrichten naast het verrichte lichamelijk onderzoek en de vervaardigde röntgenfoto. Klager stelt dat verweerster en haar collega, onvoldoende alert waren en meer alert hadden moeten zijn vanwege de postoperatieve status van de voet van klager en vanwege de neurologische aandoening van klager. Verweerster meent niet tuchtrechtelijk verwijtbaar te hebben gehandeld. Klacht ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRSHE:2025:32 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/6649
- Datum publicatie: 12-03-2025
- Datum uitspraak: 12-03-2025
- ECLI:NL:TGZRSHE:2025:32
Verweerster, SEH-arts, wordt verweten dat zij op de Spoed Eisende Hulp onvoldoende onderzoek heeft laten verrichten naar de voet van klager. Volgens klager had verweerster meer onderzoek moeten verrichten naast het verrichte lichamelijk onderzoek en de vervaardigde röntgenfoto. Klager stelt dat verweerster en haar collega, onvoldoende alert waren en meer alert hadden moeten zijn vanwege de postoperatieve status van de voet van klager en vanwege de neurologische aandoening van klager. Verweerster meent niet tuchtrechtelijk verwijtbaar te hebben gehandeld. Klacht ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2025:30 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2433
- Datum publicatie: 12-03-2025
- Datum uitspraak: 12-03-2025
- ECLI:NL:TGZCTG:2025:30
Klacht tegen een huisarts. Klaagster was in een stad ingeschreven bij een huisartsenpraktijk. De eigenaar van deze praktijk ging in 2022 met pensioen. De praktijk werd overgenomen door een andere praktijk in dezelfde stad. Klaagster wilde zich inschrijven bij de praktijk van de beklaagde huisarts, omdat deze dichter bij haar huis is. Omdat klaagster al een huisarts in de stad had, kon zij niet bij de praktijk van de beklaagde huisarts worden ingeschreven. Deze praktijk voert het beleid dat in principe geen patiënten worden ingeschreven die al een huisarts in de stad hebben. Klaagster vindt dat de weigering van de huisarts om haar als patiënt aan te nemen onredelijk is. Het Regionaal Tuchtcollege acht klaagster kennelijk niet-ontvankelijk in haar klacht. Het Centraal Tuchtcollege acht klaagster wel ontvankelijk in haar klacht, maar oordeelt dat de klacht ongegrond is.
-
ECLI:NL:TADRAMS:2025:41 Raad van Discipline Amsterdam 24-857/A/A 24-860/A/A 24-864/A/A 24-865/A/A
- Datum publicatie: 11-03-2025
- Datum uitspraak: 03-03-2025
- ECLI:NL:TADRAMS:2025:41
Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. De klachten tegen verweerder worden gegrond verklaard. Verweerder heeft in strijd gehandeld met een aan de rechter gedane toezegging. Mede gelet op de uitleg van verweerder hierover ter zitting dat hij zich niet bewust was van het kwalijke van zijn handelen en gelet op het feit verweerder niet eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld, acht de raad in dit geval de maatregel van een waarschuwing op zijn plaats. De klachten tegen verweerster worden ongegrond verklaard nu uit de inhoud van de voor de klacht van belang zijnde correspondentie blijkt dat de communicatie over de conservatoire beslaglegging en de hierop volgende discussie enkel door verweerder is gevoerd. Enige betrokkenheid van verweerster blijkt hieruit niet.
-
ECLI:NL:TAHVD:2025:33 Hof van Discipline 's Gravenhage 230191
- Datum publicatie: 11-03-2025
- Datum uitspraak: 10-03-2025
- ECLI:NL:TAHVD:2025:33
Klacht tegen eigen advocaat over de kwaliteit van de dienstverlening. Wederzijds hoger beroep. Verweerder is niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep. De beroepsgronden van klager falen. Bekrachtiging van de beslissing raad.
-
ECLI:NL:TADRARL:2025:65 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-768/AL/MN
- Datum publicatie: 11-03-2025
- Datum uitspraak: 10-03-2025
- ECLI:NL:TADRARL:2025:65
Raadsbeslissing. Klacht over eigen advocaat. Kwaliteit dienstverlening. Geen tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Uit het klachtdossier blijkt dat de kantoorgenoot van verweerster klager al diverse keren had geïnformeerd over de beperkte rol die een slachtoffer als benadeelde partij in een strafzaak heeft. De beperkte rol van klager als benadeelde partij in deze strafzaak brengt niet mee dat de zaak van klager ruimschoots voor de zitting moet worden besproken noch dat van verweerster verlangd kon worden dat zij, zoals klager lijkt te menen, de strafbaarheid van verdachte zou trachten aan te tonen. Klacht ongegrond.
-
ECLI:NL:TADRARL:2025:59 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 25-044/AL/MN
- Datum publicatie: 11-03-2025
- Datum uitspraak: 10-03-2025
- ECLI:NL:TADRARL:2025:59
voorzittersbeslissing. Verweerder heeft opgetreden voor een woningcorporatie in een geschil met klager. Tijdens een kortdurend verlof van verweerder heeft een kantoorgenote overgenomen. Zij heeft aanvullende producties, waaronder de volgens klager grievende en lasterlijke productie 40, ingediend. Ondanks de evident onjuiste ondertekening van de begeleidende brief aan de kantonrechter - namens verweerder - volgt uit de stukken dat zijn kantoorgenote de zaak toen tijdelijk had overgenomen. Dat verweerder achter de schermen de regie over de zaak heeft gehouden door haar instructies te geven die ook zo zijn uitgevoerd, is de voorzitter uit de stukken niet gebleken. Een feitelijke grondslag ontbreekt aan het verweten handelen. Kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2025:58 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7494
- Datum publicatie: 11-03-2025
- Datum uitspraak: 11-03-2025
- ECLI:NL:TGZRAMS:2025:58
Ongegronde klacht tegen tandarts. De tandarts heeft bij klaagster facings geplaatst. Klaagster was niet tevreden over de kleur en verwijt de tandarts ook dat hij de facings onjuist heeft geplaatst. De omstandigheid dat de kleur na plaatsing niet naar wens is, is op zichzelf niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. De tandarts heeft voor het bepalen van de kleur overleg gehad met klaagster. Het verwijderen van de facings kan ongemak opleveren, gelet op het dossier en de toelichting van partijen acht het college het niet aannemelijk dat er sprake was van onnodige en vermijdbare overlast en pijn. Ongegrond.
-
ECLI:NL:TADRAMS:2025:42 Raad van Discipline Amsterdam 24-534/A/A 24-542/A/A
- Datum publicatie: 11-03-2025
- Datum uitspraak: 03-03-2025
- ECLI:NL:TADRAMS:2025:42
Raadsbeslissing. Verzet ongegrond.
-
ECLI:NL:TAHVD:2025:34 Hof van Discipline 's Gravenhage 240093
- Datum publicatie: 11-03-2025
- Datum uitspraak: 10-03-2025
- ECLI:NL:TAHVD:2025:34
Klaagster klaagt dat verweerster tekort is geschoten in het verlenen van rechtsbijstand. Volgens de raad heeft verweerster te laat het deskundigenrapport bestudeerd, de haalbaarheid van de zaak beoordeeld en de strategie met klaagster besproken. Hierdoor zijn bij klaagster onjuiste verwachtingen gewekt, hetgeen verweerster tuchtrechtelijk kan worden aangerekend. De raad heeft verweerster een waarschuwing opgelegd. Hiertegen komt verweerster in beroep. Het hof bekrachtigt de beslissing van de raad.
-
ECLI:NL:TADRSHE:2025:39 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-722/DB/ZWB
- Datum publicatie: 11-03-2025
- Datum uitspraak: 10-03-2025
- ECLI:NL:TADRSHE:2025:39
Raadsbeslissing. Klacht over advocaat van de wederpartij in een familiezaak. Verweerster heeft in het beroepschrift gesteld dat klager een gedrags- of persoonlijkheidsstoornis en een gok- en seksverslaving heeft en dat klagers minderjarige dochter E seksueel getinte handelingen had verricht bij de zoon. Deze stellingen zijn in ernstige mate grievend voor klager en zijn minderjarige dochter E, terwijl verweerster naar het oordeel van de raad niet, ook niet desgevraagd ter zitting, genoegzaam heeft kunnen onderbouwen waarom het in het kader van de behartiging van de belangen van haar cliënte nodig was om deze grievende uitlatingen te doen. De raad neemt daarbij mede in aanmerking dat iedere (medische) onderbouwing voor de stelling dat klager een gedrags- of persoonlijkheidsstoornis en een gok- en seksverslaving heeft ontbreekt en dat de zorgen van de vrouw over de -vermeende – seksueel getinte gedragingen van dochter E door verweersters cliënte niet waren gemeld bij en derhalve evenmin waren onderzocht door de Raad voor de Kinderbescherming, Veilig Thuis of de politie. Verweerster mocht niet zonder meer afgaan op de stellingen van haar cliënte. Het had op de weg van verweerster gelegen om uiterst behoedzaam te werk te gaan en voldoende distantie te bewaren ten opzichte van (deze stellingen van) haar cliënte. Verweerster heeft dit nagelaten en aldus haar taak, om te waken voor onnodige polarisatie, verzaakt. In zoverre is de klacht gegrond. Voor het overige ongegrond. Op grond van de ernst van het tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen: berisping.