ECLI:NL:TADRSHE:2025:79 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 25-213/DB/OB 25-214/DB/OB
ECLI: | ECLI:NL:TADRSHE:2025:79 |
---|---|
Datum uitspraak: | 20-05-2025 |
Datum publicatie: | 20-05-2025 |
Zaaknummer(s): |
|
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij en tegen het hele kantoor. Niet gebleken dat verweerster als advocaat van mevrouw K meewerkt aan een complot. Verweerster heeft niet tuchtrechtelijk gehandeld door klager niet terug te bellen. Klacht tegen verweerster kennelijk ongegrond. De klacht dat, zodra klager het kantoor belde de verbinding steeds werd verbroken en het kantoor een valse melding heeft gedaan over overlast, is kennelijk niet-ontvankelijk. Klager heeft namelijk geen concreet onderbouwde verwijten jegens het advocatenkantoor in haar totaliteit gemaakt over haar kantoororganisatie zodat klager het kantoor als zodanig niet tuchtrechtelijk kan aanspreken. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch
van 20 mei 2025
in de zaken 25-213/DB/OB en 25-214/DB/OB
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
25-213/DB/OB
verweerster
25-214/DB/OB
verweerster
De voorzitter van de raad van discipline heeft kennisgenomen van de brief van 28 maart 2025 met kenmerk 48|24|131K van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: de deken) en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 8.
1. FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Tegen klager is een strafzaak aanhangig (geweest). Klager is gedetineerd.
1.2 Verweerster is als advocaat werkzaam bij S Advocaten, hierna: “het kantoor”. Verweerster verleent rechtsbijstand aan mevrouw K, die zich als slachtoffer in de tegen klager aanhangige strafzaak heeft gevoegd als benadeelde partij.
1.3 Klager heeft diverse malen telefonisch contact gezocht met het kantoor. Het kantoor heeft van de contactpogingen van klager melding gemaakt bij de PI, de officier van justitie en de politie.
1.4 Op 24 september 2024 heeft klager tegen verweerster en het kantoor een klacht ingediend bij de deken.
2. KLACHTEN
2.1 25-213/DB/OB
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende:
Verweerster werkt als advocaat van mevrouw K mee aan een complot en verweerster heeft klager niet teruggebeld.
2.2 25-214/DB/OB
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat het kantoor tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt het kantoor het volgende:
Zodra klager het kantoor belde werd steeds de verbinding verbroken en het kantoor heeft bij de PI en het Openbaar Ministerie een valse melding gedaan over overlast van klager.
3. VERWEER
3.1 Verweerders hebben tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4. BEOORDELING
4.1 25-213/DB/OB
Deze zaak betreft een klacht over de advocaat van de wederpartij. Voor alle advocaten geldt dat zij partijdig zijn en in principe alleen de belangen van hun eigen cliënt hoeven te behartigen. Zij hebben veel vrijheid om te doen wat in het belang van hun cliënt nodig is, maar die vrijheid is wel begrensd. Advocaten mogen de belangen van de wederpartij niet onnodig of op een ontoelaatbare manier schaden. Zij mogen zich bijvoorbeeld niet onnodig kwetsend uitlaten over de wederpartij. Ook mogen advocaten niet bewust onjuiste informatie verschaffen. Daarbij geldt dat advocaten er in beginsel van mogen uitgaan dat de informatie die zij van hun cliënt hebben gekregen juist is. Slechts in uitzonderingsgevallen zijn advocaten gehouden de juistheid van die informatie te controleren. Tot slot hoeven advocaten in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat zij voor hun cliënt willen bereiken, opweegt tegen het nadeel dat zij aan de wederpartij toebrengen.
4.2 De voorzitter overweegt dat het de taak van verweerster is om de belangen van haar cliënte, mevrouw K, te behartigen en in dat verband die standpunten naar voren te brengen waarmee naar haar oordeel de belangen van haar cliënte het beste worden gediend. Dat verweerster met haar bijstand aan mevrouw K de belangen van klager nodeloos heeft geschaad, is de voorzitter niet gebleken. Het is aan de strafrechter, en thans niet aan de tuchtrechter, om te oordelen over de strafzaak. Het verwijt dat verweerster heeft meegewerkt aan een complot is naar het oordeel van de voorzitter door klager volstrekt onvoldoende met concrete feiten en omstandigheden onderbouwd. De voorzitter heeft voor de juistheid van deze verwijten, die door verweerster zijn weersproken, geen aanknopingspunten gevonden in de overgelegde stukken. De feitelijke grondslag van deze klacht ontbreekt dan ook.
4.3 Voor wat betreft het verwijt dat verweerster klager niet heeft teruggebeld overweegt de voorzitter als volgt. Dat verweerster klager niet heeft teruggebeld is geen reden voor het maken van een tuchtrechtelijk verwijt aan het adres van verweerster. Verweerster was als advocaat van klagers wederpartij namelijk niet verplicht om klager terug te bellen. Zolang klager door een advocaat werd bijgestaan stond het verweerster op grond van de gedragsregels zelfs niet vrij om rechtstreeks met klager in contact te treden. Ook dit onderdeel van de klacht is dan ook ongegrond.
4.4 De voorzitter komt tot de slotsom dat uit de overgelegde stukken niet is gebleken dat verweerster de grenzen van de aan haar, in haar hoedanigheid van advocaat van de wederpartij, toekomende vrijheid heeft overschreden. De voorzitter zal de klacht in de zaak 25-213/DB/OB op grond van het voorgaande kennelijk ongegrond verklaren.
4.5 25-214/DB/OB
In de klachtzaak 24-214/DB/OB beklaagt klager zich over het kantoor. Klager verwijt het kantoor dat, zodra hij het kantoor belde, de verbinding steeds werd verbroken en dat het kantoor bij de PI en het Openbaar Ministerie een valse melding heeft gedaan over overlast van klager. De voorzitter overweegt als volgt. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline geldt dat klachten tegen een advocatenkantoor, dan wel haar maten of bestuurders, slechts in bepaalde gevallen ontvankelijk zijn, namelijk wanneer de klacht te maken heeft met de organisatie van het advocatenkantoor als zodanig. Nu klager geen concreet onderbouwde verwijten jegens het advocatenkantoor in haar totaliteit heeft gemaakt over haar kantoororganisatie kan klager het kantoor als zodanig niet tuchtrechtelijk aanspreken. Klager kan derhalve niet worden ontvangen in de klacht tegen het kantoor. De voorzitter zal de klacht tegen het kantoor om die reden kennelijk niet-ontvankelijk verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
- de klacht in de zaak 25-113/DB/OB, met toepassing van artikel 46j lid 1 aanhef en sub c Advocatenwet, kennelijk ongegrond;
- de klacht in de zaak 25-114/DB/OB, met toepassing van artikel 46j lid 1 aanhef en sub b Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk.
Aldus beslist door mr. E. Loesberg, voorzitter, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber- van de Langenberg, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 20 mei 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 20 mei 2025