ECLI:NL:TAHVD:2025:85 Hof van Discipline 's Gravenhage 250093

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2025:85
Datum uitspraak: 16-05-2025
Datum publicatie: 16-05-2025
Zaaknummer(s): 250093
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Klachten tegen de inhoudelijke beoordeling van de zaak (in dit het geval het gestelde verzoek) raken niet aan fundamentele rechtsbeginselen, zoals schending van hoor en wederhoor. Dergelijke klachten leveren naar vaste jurisprudentie geen grond op voor doorbreking van het appelverbod (HvD 28 augustus 2017, ECLI:NL:TAHVD:2017:168, ECLI:NL:TAHVD:2017:169 en HR 23 juni 1995, NJ 1995/661).

Beslissing van 16 mei 2025
in de zaak 250093


naar aanleiding van het hoger beroep van:



klaagster


tegen:

verweerder

gemachtigde : mr. J.G. Geertsema

1 DE PROCEDURE BIJ DE RAAD

1.1 Het hof verwijst naar de beslissing van 26 augustus 2024 van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (zaaknummer 24-526/A/NH) (hierna ook: de voorzitter). In deze beslissing zijn de klachtonderdelen a), b), c), en d) kennelijk niet ontvankelijk verklaard en de klachtonderdelen e), f) en g) kennelijk ongegrond verklaard. De beslissing is onder nummer ECLI:NL:TADRAMS:2024:147 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.

1.2 Klaagster heeft tegen deze beslissing verzet ingesteld. Ook heeft klaagster gevraagd om verwijzing naar een andere Raad van Discipline op grond van artikel 6 EVRM.

1.3 De raad heeft in de beslissing van 27 januari 2025 het verzoek van klaagster tot verwijzing afgewezen. Verder heeft de raad het verzet van klaagster ongegrond verklaard (hierna: de beslissing op het verzet). De beslissing is onder nummer ECLI:NL:TADRAMS:2025:20 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.

2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF

2.1 Het beroepschrift met bijlagen van klaagster tegen de beslissing op verzet is ontvangen op
26 februari 2025 door de griffie van het Hof.


2.2. Verder bevat het dossier van het hof de stukken van de raad.

2.3 Het hof heeft de zaak in raadkamer behandeld op basis van de stukken uit het dossier.

3 BEOORDELING

Standpunt klaagster

3.1 Het beroep van klaagster richt zich tegen de afwijzing van het verzoek van klaagster tot verwijzing van haar klachten tegen verweerder naar een andere raad. Klaagster had gevraagd om verwijzing omdat zij ook klachten heeft ingediend tegen mr. A.G. Moeijes (deken Noord-Holland) en mr. J.G. Geertsema (gemachtigde van verweerder) wegens een gesteld oneerlijk dekenonderzoek in haar klacht tegen verweerder. Klaagster voert daartoe aan dat zij recht heeft op een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 EVRM. De afwijzing van het verzoek tot verwijzing met als reden dat de inhoud van beide klachten de beslissing in het verzet niet raken, acht klaagster onbegrijpelijk. Door de afwijzing van haar verzoek om verwijzing ziet zij bevestigd dat er sprake was van partijdige toetsing (naar het Hof begrijpt van haar klachten), daar is geoordeeld dat haar klachten voortkomen uit hetzelfde feitencomplex, terwijl het volgens haar gaat om verschillende klachten.

Maatstaf appelverbod

3.2 Artikel 46h lid 7 van de Advocatenwet bepaalt dat geen beroep kan worden ingesteld tegen een beslissing van de raad waarbij het verzet tegen een voorzittersbeslissing niet-ontvankelijk of ongegrond is verklaard. Er kan een uitzondering op deze regel worden gemaakt, als de procedure bij de raad geen eerlijk proces betrof doordat bij de behandeling van het verzet door de raad een fundamenteel rechtsbeginsel is geschonden. Dan kan het appelverbod worden doorbroken. Het hof zal onderzoeken of daarvan sprake is.

Beoordeling

3.3 Naar het hof begrijpt heeft klaagster zich erop beroepen dat zij bij de raad geen eerlijk proces heeft gehad in de zin van artikel 6 EVRM. Er is volgens haar sprake geweest van partijdige toetsing. De motivering van de beslissing om het verzoek af te wijzen vindt zij onbegrijpelijk.

3.4 Klachten tegen de inhoudelijke beoordeling van de zaak (in dit het geval het gestelde verzoek) raken niet aan fundamentele rechtsbeginselen, zoals schending van hoor en wederhoor. Dergelijke klachten leveren naar vaste jurisprudentie geen grond op voor doorbreking van het appelverbod (HvD 28 augustus 2017, ECLI:NL:TAHVD:2017:168, ECLI:NL:TAHVD:2017:169 en HR 23 juni 1995, NJ 1995/661).

Slotsom

3.5 De slotsom is dat de aangevoerde grond tot doorbreking van het appelverbod faalt. Klaagster kan dan ook niet in hoger beroep worden ontvangen.


4 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

verklaart het beroep van klaagster niet-ontvankelijk.

Deze beslissing is genomen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. J.C.A.T. Frima en J.H. Brouwer, leden. in tegenwoordigheid van mr. E.P.D. van Grondelle, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 mei 2025.


griffier voorzitter

De beslissing is verzonden op 16 mei 2025.