ECLI:NL:TGZRZWO:2025:59 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2024/7727
ECLI: | ECLI:NL:TGZRZWO:2025:59 |
---|---|
Datum uitspraak: | 13-05-2025 |
Datum publicatie: | 15-05-2025 |
Zaaknummer(s): | Z2024/7727 |
Onderwerp: | Geen of onvoldoende zorg |
Beslissingen: | Ongegrond, kennelijk ongegrond |
Inhoudsindicatie: | klacht tegen een verpleegkundige kennelijk ongegrond. Klager werd door zijn huisarts verwezen naar het samenwerkingsverband GGZ in verband met psychische klachten. In 2024 vond er een gesprek plaats tussen klager en de verpleegkundige om de mogelijkheden voor een geschikte verwijsplek te bespreken. Klager is niet tevreden met de gehele gang van zaken en maakt de verpleegkundige onder andere het verwijt dat hij geen garantie op een behandeling heeft gekregen en hij niet is betrokken bij het overleg met een zorginstantie. Het college oordeelt dat het niet de taak van de verpleegkundige was om bij klager een diagnose te stellen of hem te behandelen. Het college kan niet vaststellen dat van enig tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen sprake is. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
ZWOLLE
Beslissing in raadkamer van 13 mei 2025 op de klacht van:
A,
wonende in B,
klager,
tegen
C,
verpleegkundige,
werkzaam in B,
verweerster, hierna ook: de verpleegkundige,
gemachtigde: mr. M. Santema, werkzaam in Amsterdam.
1. De zaak in het kort
1.1 Klager werd door zijn huisarts verwezen naar het Centraal Toeleidingspunt
(hierna: CTP) in verband met psychische klachten. Op 17 juni 2024 vond er een gesprek
plaats tussen klager en de verpleegkundige. In het gespreksverslag noteerde de verpleegkundige
dat een verwijzing naar E werd besproken met klager. Na het gesprek was er een e-mailwisseling
tussen klager en de verpleegkundige over het vervolg. Klager gaf aan niet open te
staan voor het ontvangen van hulp aan huis, waarop de verpleegkundige constateerde
dat een intake bij E geen optie was. De verpleegkundige voerde daarnaast ook anoniem
overleg met zorginstelling F over een mogelijke verwijzing. Zij legde aan klager de
mogelijkheid voor om bij de poli van F langs te gaan, maar daar ontving zij geen reactie
op van klager. Klager is niet tevreden met de gehele gang van zaken en maakt de verpleegkundige
onder andere het verwijt dat hij geen garantie op een behandeling heeft gekregen en
hij niet is betrokken bij het overleg met F.
1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’
betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk
is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe
het tot deze beslissing is gekomen.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met bijlage, ontvangen op 15 oktober 2024;
- de brief van de secretaris aan klager van 27 november 2024;
- het aanvullende klaagschrift, ontvangen op 16 december 2024;
- het verweerschrift met bijlagen, ontvangen op 31 januari 2025.
2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris
van het college in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen
gebruik gemaakt.
2.3 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren.
3. De klacht en de reactie van de verpleegkundige
3.1 Klager verwijt de verpleegkundige dat zij:
1. geen zekerheid heeft gegeven op een behandeling;
2 hem niet heeft betrokken bij overleg met F;
3 niet werkzaam is bij het CTP;
4 hem heeft gestimuleerd om crimineel gedrag te gaan vertonen en als gevolg daarvan
zichzelf en anderen in gevaar zou kunnen brengen.
3.2 De verpleegkundige heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren,
omdat zij niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
3.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.
4. De overwegingen van het college
De criteria voor de beoordeling
4.1 Het college moet de ingediende klacht beoordelen aan de hand van zakelijke criteria. Daarbij gaat het erom of verweerster als verpleegkundige de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht worden, met andere woorden: of zij op het moment dat zij betrokken was bij de zorg voor klager, voldoende zorgvuldig haar werk heeft gedaan. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende verpleegkundige. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de verpleegkundige geldende beroepsnormen en professionele standaarden.
4.2 Het college oordeelt dat de verpleegkundige niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
Klachtonderdeel 1) geen behandeling
4.3 Het eerste verwijt van klager houdt in dat hij geen behandeling heeft gekregen.
Het college constateert dat het CTP een samenwerkingsverband is en geen zorgverleningsinstantie
die behandeling aanbiedt. Een gesprek met het CTP geeft geen garantie op een behandeling.
Het doel van het CTP is om mee te denken over een geschikte verwijsplek voor iemand
met een psychische klacht. De huisarts kan vervolgens de verwijzing maken. Uit de
verwijsbrief (bijlage 2 van het verweerschrift) volgt dat de huisarts met klager het
CTP heeft besproken. De verpleegkundige is als onderdeel van het CTP een wegwijzer
tussen de huisarts en zorgverleningsinstanties en zij inventariseert welke hulp voor
iemand passend zou kunnen zijn. Het was niet de taak van de verpleegkundige om bij
klager een diagnose te stellen of hem te behandelen. Het college vindt het spijtig
dat voor klager mogelijk niet helemaal duidelijk was wat hij kon verwachten van het
CTP en daarom het gevoel heeft alsof hij niet geholpen werd. De verpleegkundige kan
hiervan echter geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt.
Klachtonderdeel 2) niet betrokken bij overleg F
4.4 De verpleegkundige heeft in haar verweerschrift uitleg gegeven over de wijze
waarop een overleg via het CTP is geregeld. Om de identiteit van degene met de psychische
klacht te waarborgen vindt het overleg altijd anoniem plaats met een instantie. De
verpleegkundige heeft met F overlegd om na te gaan of de hulpverlening geschikt zou
kunnen zijn voor klager. Hierna heeft zij klager geïnformeerd dat hij welkom was op
het spreekuur bij F voor een intake. Het college gaat uit van de juistheid van dit
verweer, dat het college ook niet onaannemelijk voorkomt. Het college kan, gelet op
het voorgaande, niet vaststellen dat van enig tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen
sprake is.
Klachtonderdeel 3) niet werkzaam bij CTP
4.5 Het volgende verwijt van klager gaat over de functie van de verpleegkundige.
Klager vraagt zich af of de verpleegkundige wel bij het CTP werkt. Het college ziet
geen aanleiding om aan de functie van verweerster te twijfelen of om aan te nemen
dat er aanwijzingen waren dat zij niet werkzaam was bij het CTP. Het CTP was een pilot
(een test van het toegeleidingspunt) waar de verpleegkundige deel van uitmaakte. Dat
zij bij CTP werkzaam is betekent niet dat zij daarnaast niet bij het CTP werkzaam
kon zijn gedurende de pilot. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Klachtonderdeel 4) stimuleren crimineel gedrag en in gevaar brengen van klager en
anderen
4.6 Klager verwijt de verpleegkundige dat zij door haar handelen crimineel gedrag
bij klager zou hebben gestimuleerd waardoor klager en anderen in gevaar zouden kunnen
zijn gekomen. Dit verwijt wordt door de verpleegkundige betwist. Het college is van
oordeel dat
klager zijn verwijt niet heeft toegelicht of onderbouwd. Bij een gebrek aan onderbouwing
zal het college dit klachtonderdeel ongegrond verklaren.
Slotsom
4.7 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht kennelijk
ongegrond zijn.
5. De beslissing
De klacht is in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 13 mei 2025 door J.G.W. Lootsma-Oude Nijweme, voorzitter, G.C. van der Weerd en
J. van der Sluis, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door
M.C. Sijtsema, secretaris.
secretaris
voorzitter
Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld
bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
- Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, of
- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.
Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
- Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
- Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.
U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg,
maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg
te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u
is verstuurd.
Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.