ECLI:NL:TAHVD:2025:83 Hof van Discipline 's Gravenhage 250099

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2025:83
Datum uitspraak: 16-05-2025
Datum publicatie: 16-05-2025
Zaaknummer(s): 250099
Onderwerp: Aanwijzing, subonderwerp: Artikel 13 Advocatenwet: aanwijzing van een advocaat
Beslissingen: Beklag
Inhoudsindicatie: Afwijzing verzoek tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. Het hof oordeelt dat het verzoek van klaagster om aanwijzing van een advocaat op goede gronden is afgewezen. De deken heeft terecht geoordeeld dat uit de VSO niet blijkt dat deze overeenkomst opengebroken kan worden.


Beslissing van 16 mei 2025
in de zaak 250099


naar aanleiding van het beklag op grond van artikel 13 Advocatenwet van:


klaagster

tegen:

de deken

1 DE PROCEDURE

Bij de deken

1.1 Klaagster heeft op 5 oktober 2024 bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet.

1.2 De deken heeft dit verzoek afgewezen met de beslissing van 6 februari 2025. De deken heeft aan de afwijzende beslissing ten grondslag gelegd dat klaagster niet aan de voorwaarden van artikel 13 Advocatenwet heeft voldaan.

Bij het hof

1.3 Klaagster heeft op 19 maart 2025 een beklag tegen de beslissing van de deken ingediend bij het Hof van Discipline (hierna: het hof).

1.4 Verder bevat het dossier:
- het verweer van de deken
- de repliek van klaagster

1.5 Het hof heeft het verzoek in raadkamer behandeld op basis van de stukken uit het dossier.

2 FEITEN

Het hof stelt de volgende feiten vast.

2.1 Op 5 oktober 2024 heeft klaagster de deken verzocht om een advocaat aan te wijzen. Klaagster heeft verzocht om een advocaat omdat zij een vaststellingsovereenkomst (VSO) die zij in 2014 met de Vereniging onderlinge Verzekering van Artsen Automobilisten (VvAA) heeft afgesloten wil openbreken. Daarnaast wil klaagster 35 artsen aansprakelijk stellen die haar hebben benadeeld doordat zij een dermatologische aandoening bij klaagster hebben gemist.

2.2 De deken heeft klaagster in een e-mail van 14 januari 2025 gewezen op de voorwaarden van artikel 13 Advocatenwet. Klaagster heeft aangegeven dat zij in de VSO een passage heeft laten opnemen waardoor de VSO opengebroken zou kunnen worden. De deken heeft deze passage niet aangetroffen en heeft gewezen op artikel 7 van de overeenkomst waar staat dat klaagster finale kwijting heeft verleend voor de daar opgesomde schade “bekend en onbekend”. Ook zou een vordering op dat punt verjaard zijn aangezien de overeenkomst in 2014 is afgesloten, tenzij de verjaring binnen 5 jaar is gestuit door of namens klaagster.

2.3 Verder heeft de deken erop gewezen dat nergens uit blijkt dat er sprake is van artsen die een diagnose gemist hebben. In het geval dat er een procedure tegen artsen gevoerd zou moeten gaan worden, dan zou deze plaats moeten vinden in het arrondissement waarin zij woonachtig zijn of waar het ziekenhuis ligt waar zij werkzaam zijn.

2.4 Klaagster heeft op 27 januari 2025 gereageerd op de e-mail van de deken van 14 januari 2025. De deken heeft in deze reactie van klaagster geen aanleiding gezien om tot een ander standpunt te komen. Op 6 februari 2025 heeft de deken het verzoek van klaagster tot aanwijzing van een advocaat afgewezen.


3 BEKLAG EN VERWEER

Gronden van het beklag

3.1 Klaagster stelt dat de deken het verzoek ten onrechte heeft afgewezen. Zij heeft aangevoerd dat er veel is misgegaan in haar zaak en dat haar eigen advocaten, mediator en de VvAA haar hebben bedrogen. Klaagster verzoekt om toewijzing van een advocaat om terug te kunnen naar de VvAA voor een schikking. Klaagster heeft bij het hof uiteengezet dat zij al 17 jaar wordt tegengewerkt door 35 artsen die niet de juiste diagnose hebben gesteld en niet de juiste behandeling hebben voorgeschreven. Omdat de meeste artsen verzekerd zijn bij de VvAA, is de VvAA volgens klaagster de aansprakelijke verzekeraar. Als de VvAA niet meewerk aan een schikking, moet de VSO worden opengebroken. Klaagster heeft gewezen op een advies van prof. Mr. A. K, inhoudende dat zij met een letselschadeadvocaat terug moet naar de VvAA voor een schikking.

Verweer

3.2 De deken heeft aangevoerd dat het mondelinge advies van prof. mr. K het standpunt niet anders maakt omdat klaagster bij het opstellen van de VSO is bijgestaan door een advocaat. Daarnaast merkt de deken op dat niet de VvAA aangeschreven dient te worden, maar iedere arts persoonlijk.


4 BEOORDELING


Beklag tijdig ingediend?

4.1 Alvorens te komen tot een inhoudelijke behandeling van het beklag, toetst het hof of het beklag tijdig is ingediend.

4.2 Bij beslissing van 6 februari 2025 heeft de deken het verzoek van 5 oktober 2024 om aanwijzing van een advocaat geweigerd. Artikel 13 lid 3 Advocatenwet bepaalt dat binnen zes weken na bekendmaking van de beslissing (in dit geval de verzending van de beslissing van 6 februari 2025 per e-mail) houdende afwijzing van het verzoek, klager beklag kan doen bij het hof. Niet in geschil is dat de beslissing van de raad van de orde op 6 februari 2025 aan klaagster is verzonden. Dit betekent dat klaagster uiterlijk tot en met 20 maart 2025 beklag kon doen.
4.3 Het beklagschrift is op 19 maart 2025 bij het hof binnengekomen. Het hof beoordeelt het beklagschrift daarmee als tijdig ingediend. Klaagster kan derhalve worden ontvangen in haar beklag.
4.4 Het hof zal het beklag tegen de beslissing van de deken hierna inhoudelijk beoordelen.

Toetsingskader

4.5 Op grond van artikel 13 Advocatenwet kan een rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bij te staan in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, zich wenden tot de deken met het verzoek een advocaat aan te wijzen. De deken kan een verzoek op grond van dit artikel alleen wegens gegronde redenen afwijzen. Een dergelijke reden kan onder meer bestaan indien de door klager gewenste procedure geen verplichte procesvertegenwoordiging kent, of indien de procedure geen redelijke kans van slagen heeft.

4.6 Het hof oordeelt dat het verzoek van klaagster om aanwijzing van een advocaat op goede gronden is afgewezen. De deken heeft terecht geoordeeld dat uit de VSO niet blijkt dat deze overeenkomst opengebroken kan worden. Daarnaast is nergens aantoonbaar gebleken dat er sprake is van één of meer artsen die een diagnose gemist hebben. De deken heeft terecht opgemerkt dat klaagster slechts een lijst met namen van artsen heeft overgelegd met de plaats waar zij hun professie uitoefenen en dat, in het geval dat er een procedure tegen deze artsen gevoerd zou gaan worden, deze procedure plaats zal moeten vinden in het arrondissement waar deze artsen woonachtig zijn of eventueel daar waar het ziekenhuis gevestigd is waar zij werkzaam zijn.

4.7 Klaagster heeft bij het hof aangevoerd dat zij totaal niet serieus wordt genomen inzake haar letsel en schade. Klaagster heeft bij het hof een uitvoerige uiteenzetting gegeven van haar situatie. Klaagster heeft echter in haar beklag geen concrete argumenten of gegevens ingediend waarmee zij aannemelijk gemaakt dat de procedure(s) die zij wil voeren een redelijke kans van slagen hebben.

4.8 De conclusie is dat het hof de beslissing van de deken onderschrijft. Het beklag van klaagster is ongegrond.


5 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- verklaart het beklag van klaagster tegen de beslissing van 6 februari 2025 van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland ongegrond.

Deze beslissing is genomen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. J.C.A.T. Frima en J.H. Brouwer, leden, in tegenwoordigheid van M.H.A. Uri, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 mei 2025.

griffier voorzitter

De beslissing is verzonden op 16 mei 2025.