ECLI:NL:TADRSHE:2025:76 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-807/DB/LI

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2025:76
Datum uitspraak: 19-05-2025
Datum publicatie: 19-05-2025
Zaaknummer(s): 24-807/DB/LI
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij in een familierechtelijke procedure. Verweerder had aanleiding moeten zien om te twijfelen aan de informatie die hij van zijn cliënte had gekregen. Uit de brief van het Openbaar Ministerie volgde dat klager was veroordeeld voor belaging en niet mishandeling. Waarschuwing.


Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch
van 19 mei 2025
in de zaak 24-807/DB/LI

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Op 7 juni 2024 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Op 7 november 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K24-065 van de deken ontvangen.

1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 7 april 2025. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventaris genoemde bijlagen 1-1 tot en met 8.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.2 Klager is verwikkeld in een echtscheidingsprocedure met zijn vrouw. Verweerder staat de vrouw bij.

2.3 Op 19 oktober 2021 heeft verweerder een bespreking gehad met de vrouw, waarin zij heeft medegedeeld dat zij op 20 augustus 2021 was mishandeld door klager en dat zij genoodzaakt was de echtelijke woning te verlaten. Van de mishandeling is op enig moment aangifte gedaan door de vrouw tegen klager. De aangifte is door de officier van justitie geseponeerd. Er heeft geen artikel 12 Sv-procedure plaatsgevonden. Verweerder is niet betrokken geweest in deze strafrechtelijke procedure.

2.4 Op 2 november 2021 heeft de vrouw aangifte gedaan tegen klager wegens stalking/belaging, smaad/laster en tevens van ID-fraude en computervredebreuk.

2.5 Op 22 december 2022 heeft verweerder een nadere bespreking met de vrouw gevoerd. Tijdens het gesprek heeft de vrouw verweerder medegedeeld dat klager inmiddels was veroordeeld voor mishandeling en heeft zij verweerder een brief van het Openbaar Ministerie van 15 november 2022 overhandigd, waaruit volgt:

“(…) Uw kenmerk Belaging

(…) U krijgt deze brief omdat u slachtoffer bent van een misdrijf. U heeft eerder van mij een brief gehad waarin stond dat de verdachte op 07 november 2022 voor de rechter moest komen. Ik wil u laten weten dat de rechter op maandag 07 november 2022 over de strafzaak heeft besloten en uitspraak heeft gedaan. (…) De rechter heeft de verdachte veroordeeld tot

T.a.v. feit 1, feit 2:

Een taakstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis.

T.a.v. feit 1, feit 2:

Een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. (…)”

Klager is tegen zijn veroordeling in hoger beroep gegaan en heeft vervolgens, nadat de veroordeling is bekrachtigd, cassatie ingesteld. De cassatieprocedure loopt op het moment van deze beslissing nog.

2.6 Op 23 januari 2023 heeft verweerder in de echtscheidingsprocedure een verweerschrift ingediend, waaruit onder meer volgt:

“(…) De man doet het in zijn verweer voorkomen alsof hij het slachtoffer is van een hoop zaken die de vrouw hem zou hebben aangedaan. De vrouw betwist de lezing van de man dat zij hem zou hebben bedrogen. De man gaat in het geheel niet in op de door hem gepleegde ernstige strafbare feiten ten opzichte van de vrouw. Zo heeft de man zich op ernstige wijze strafbaar gemaakt aan stalking ten opzichte van de vrouw in de periode tussen 20 april 2021 en 2 november 2021. De vrouw heeft van die ernstige strafbare feiten aangifte tegen de man gedaan. (Bijlage 4) Het is evenwel niet bij stalking gebleven. Al bij inleidend verzoekschrift heeft de vrouw aangegeven dat zij door de man op ernstige wijze is mishandeld. De man gaat op die stelling in zijn processtuk in het geheel niet in, althans probeert de man daarop vooral niet de aandacht te vestigen. De man zwijgt ook in alle toonaarden over het feit dat hij inmiddels strafrechtelijk veroordeeld is wegens mishandeling. Op 7 november 2022 is de man vanwege (onder meer) mishandeling van de vrouw veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis en een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. (…)”

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende.

a) Verweerder heeft onterecht gesteld dat klager zijn vrouw ernstig zou hebben mishandeld. Verweerder heeft zich daarmee onnodig grievend uitgelaten over klager.

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft, kort samengevat, tegen de klacht aangevoerd dat hij is uitgegaan van de juistheid van de informatie van zijn cliënte. Hij had destijds geen redenen om aan te nemen dat hij van onjuiste informatie was voorzien. Verweerder wijst er in dat verband op dat zijn cliënte niet-aangeboren hersenletsel heeft en dat zij mogelijk onder de invloed daarvan verkeerde informatie heeft gegeven. Toen verweerder ermee bekend is geraakt dat de veroordeling wegens belaging en niet wegens mishandeling was, heeft hij dit richting de rechtbank hersteld.

5 BEOORDELING

Toetsingskader

5.1 Deze zaak betreft een klacht over de advocaat van de wederpartij. Voor alle advocaten geldt dat zij partijdig zijn en in principe alleen de belangen van hun eigen cliënt hoeven te behartigen. Zij hebben veel vrijheid om te doen wat in het belang van hun cliënt nodig is, maar die vrijheid is wel begrensd. Advocaten mogen de belangen van de wederpartij niet onnodig of op een ontoelaatbare manier schaden. Zij mogen zich bijvoorbeeld niet onnodig kwetsend uitlaten over de wederpartij. Ook mogen advocaten niet bewust onjuiste informatie verschaffen. Daarbij geldt dat advocaten er in beginsel van mogen uitgaan dat de informatie die zij van hun cliënt hebben gekregen juist is. Slechts in uitzonderingsgevallen zijn advocaten gehouden de juistheid van die informatie te controleren. Tot slot hoeven advocaten in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat zij voor hun cliënt willen bereiken, opweegt tegen het nadeel dat zij aan de wederpartij toebrengen.

5.2 In familierechtelijke kwesties, als de onderhavige, zal een advocaat er bovendien voor moeten waken, zeker als er belangen van kinderen in het spel zijn, dat de verhoudingen tussen partijen niet escaleren. Dan mag van een advocaat een (verdergaande) terughoudendheid worden verwacht in het doen van uitlatingen over de wederpartij die naar objectieve maatstaven als kwetsend kunnen worden ervaren. Die terughoudendheid heeft zowel betrekking op het doen van uitlatingen over de wederpartij, die deze naar redelijke verwachting als kwetsend zal ervaren, als op het entameren van procedures. De advocaat moet daarbij van geval tot geval afwegen:
- het belang van zijn cliënt bij het voeren van de procedure;
- het belang van de wederpartij én dat van de kinderen bij het voorkomen daarvan;
- het verloop van het geschil tot dan toe, en;
- de kans op succes van een procedure.

Beoordeling

5.3 Anders dan verweerder stelt, had hij wel aanleiding moeten zien om te twijfelen aan de informatie die hij van zijn cliënte heeft gekregen dat klager was veroordeeld wegens mishandeling. Uit het kenmerk van de brief van het Openbaar Ministerie volgt immers al dat het ging om belaging. Dat had verweerder kunnen lezen toen hij de brief van zijn cliënte kreeg. Dat samengenomen met het feit dat in de brief geen melding wordt gemaakt van mishandeling en slechts ‘feit 1 en feit 2’ stond weergegeven, had verweerder voldoende aanleiding moeten geven om eerst nader onderzoek te doen naar de strafbaar verklaarde feiten of om de gewraakte passage achterwege te laten. Dat verweerder zijn fout uiteindelijk heeft geredresseerd richting de rechtbank – wat door klager wordt betwist en door verweerder ook niet is onderbouwd – verandert niet dat hij destijds onzorgvuldig heeft gehandeld. De klacht is dan ook gegrond.

6 MAATREGEL

6.1 Verweerder heeft onzorgvuldig gehandeld door in een processtuk te stellen dat klager was veroordeeld wegens mishandeling, terwijl hij had kunnen weten dat de veroordeling zag op belaging. Daarmee heeft verweerder klachtwaardig gehandeld. De raad legt daarom een waarschuwing op aan verweerder, waarbij mede in aanmerking wordt genomen dat verweerder een blanco tuchtrechtelijk verleden heeft.

7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1 Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.

7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 50,- reiskosten van klager,
b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
c) € 500,- kosten van de Staat.

7.3 Verweerder moet het bedrag van € 50,- aan reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klager. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.

7.4 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht gegrond;

- legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;

- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in overweging 7.1;

- veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van € 50,- aan klager, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in overweging 7.3;

- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in overweging 7.4;


Aldus beslist door mr. E. Loesberg, voorzitter, mrs. H.C.M. Schaeken en W.A.A.J. Fick-Nolet, leden, bijgestaan door mr. M.A.A. Traousis als griffier en uitgesproken in het openbaar op 19 mei 2025.


Griffier Voorzitter

Verzonden op: 19 mei 2025