ECLI:NL:TGZRAMS:2025:124 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7869
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2025:124 |
---|---|
Datum uitspraak: | 13-05-2025 |
Datum publicatie: | 13-05-2025 |
Zaaknummer(s): | A2024/7869 |
Onderwerp: | Grensoverschrijdend gedrag |
Beslissingen: | Gegrond, (voorwaardelijke) schorsing inschrijving register |
Inhoudsindicatie: | Gegronde klacht tegen een verpleegkundige. Klager is de IGJ. De klacht is dat de verpleegkundige grensoverschrijdend heeft gehandeld door seksueel contact te hebben met een cliënt die gedetineerd was binnen de inrichting waar zij werkzaam was en met wie zij een behandelrelatie had. De verpleegkundige erkent het haar verweten gedrag. De klacht is gegrond. Als maatregel wordt een voorwaardelijke schorsing van drie maanden opgelegd, onder bijzondere voorwaarden. Het college neemt daarbij onder andere in aanmerking dat het een eenmalige gebeurtenis betrof, dat de verpleegkundige inzicht heeft getoond en volledige openheid van zaken heeft gegeven tijdens het onderzoek van de IGJ, de tuchtprocedure en richting haar huidige werkgevers. |
A2024/7869
Beslissing van 13 mei 2025
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM
Beslissing van 13 mei 2025 op de klacht van:
de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd,
gevestigd in Utrecht,
vertegenwoordigd door: E. Blaauboer, senior inspecteur,
bijgestaan door: mr. Q.J.M.A. Amelink,
klaagster, hierna ook: de IGJ,
tegen
A,
verpleegkundige,
destijds werkzaam in B,
verweerster, hierna ook: de verpleegkundige,
gemachtigde: mr. A.C.H. Jansen, werkzaam te Wijchen.
1. De zaak in het kort
1.1 De verpleegkundige, destijds als zodanig werkzaam in C (PI), heeft op 23 juni
2023 tijdens een zorgmoment seksueel contact gehad met een gedetineerde. De PI heeft
dit voorval op 26 juni 2023 bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) gemeld.
Naar aanleiding hiervan heeft de IGJ onderzoek gedaan en een rapport opgesteld. Vervolgens
heeft de IGJ de onderhavige klacht ingediend.
1.2 Het college komt tot het oordeel dat de verpleegkundige tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld en de klacht gegrond is. Als maatregel wordt een voorwaardelijke schorsing van drie maanden opgelegd. Hierna vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna licht het college de beslissing toe.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 26 november 2024;
- het verweerschrift met de bijlagen.
2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris
van het college met elkaar in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben
zij geen gebruik gemaakt.
2.3 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 1 april 2025. De partijen zijn verschenen. De IGJ werd vertegenwoordigd door inspecteur Blaauboer en bijgestaan door mr. Amelink voornoemd. De verpleegkundige werd bijgestaan door mr. Jansen voornoemd. De partijen en hun gemachtigden hebben hun standpunten mondeling toegelicht. De gemachtigden en de verpleegkundige hebben pleitnotities voorgelezen en aan het college en de andere partij overhandigd.
3. Wat is er gebeurd?
3.1 De verpleegkundige was sinds januari 2023 werkzaam bij C. Daarvoor was zij sinds
haar diplomering als verpleegkundige in 2008 werkzaam bij een daklozenopvang, in een
verpleeghuis en in een ziekenhuis.
3.2 Op 23 juni 2023 had de verpleegkundige een zogeheten ‘ventileergesprek’ met een gedetineerde. Daarvoor was extra tijd ingeroosterd. Dit gesprek had plaats in het kantoor van het hoofd zorg van de PI. Op enig moment kwam een collega de kantoorruimte binnenlopen en trof de verpleegkundige en de gedetineerde beiden aan terwijl zij seks hadden.
3.3 De verpleegkundige is naar huis gestuurd. Later die dag had zij een gesprek met het hoofd zorg en de directeur van de PI. Enkele dagen later vond een tweede gesprek plaats en heeft zij ontslag aangezegd gekregen. De verpleegkundige heeft daarin berust en een beëindigingsovereenkomst getekend.
3.4 Op 26 juni 2023 heeft de PI een melding van het voorval en het ontslag gedaan bij de IGJ.
3.5 In haar rapport van september 2024 van het onderzoek dat door de IGJ ingesteld
is naar aanleiding van de verplichte melding geweld in de zorgrelatie, komt, voor
zover hier van belang, het volgende naar voren.
Volgens de verpleegkundige kreeg zij het tijdens het gesprek op 23 juni 2023 warm
en wilde zij de ventilator aanzetten. Vervolgens viel zij flauw en werd zij door de
gedetineerde opgevangen. Wat er daarna is gebeurd kan zij zich niet herinneren. Zij
weet alleen nog dat een collega het kantoor binnenkwam en haar met de gedetineerde
op de grond aantrof, terwijl zij seks hadden. De collega is weer vertrokken. De verpleegkundige
verklaarde dat zij, hoewel zij zich nauwelijks iets kon herinneren, ervan overtuigd
was dat geen sprake was van verkrachting. Ter verklaring van de warmte aanval en het
flauwvallen heeft de verpleegkundige opgemerkt dat zij op 20 juni 2023 een infuus
ter behandeling van de ziekte MS had gekregen. Van deze infusen ondervond zij vaker
bijwerkingen.
Verder is uit het onderzoek door de IGJ gebleken dat de verpleegkundige vaak de
deur van een gesprekskamer sloot. De verpleegkundige heeft daarover verklaard dat
zij dit automatisch deed, vanwege omgevingsgeluiden en ook omwille van de privacy
van de gedetineerden.
3.6 De verpleegkundige heeft na het voorval op 23 juni 2023 direct hulp gezocht bij de huisarts, een praktijkondersteuner GGZ en een coach en zij is inmiddels in therapie gegaan bij een GZ-psycholoog. Zij heeft als verpleegkundige inmiddels een baan bij D en daarnaast een 0-urencontract bij E. Zij heeft haar huidige werkgevers ingelicht van het ontslag bij C en de gebeurtenissen die de reden daarvan waren.
4. De klacht en de reactie van de verpleegkundige
4.1 De IGJ verwijt de verpleegkundige dat zij de professionele grenzen die zij in
acht behoorde te nemen heeft overschreden door seksueel contact te hebben met een
cliënt die gedetineerd was binnen de PI waar zij werkzaam was en met wie zij een behandelrelatie
had. De IGJ verzoekt de klacht gegrond te verklaren en een maatregel op te leggen
die past bij de ernst van het norm overschrijdende gedrag en waarmee de veiligheid
van cliënten in de toekomst zo goed mogelijk geborgd is. Ook verzoekt de IGJ de uitspraak
te publiceren, in het bijzonder om de aandacht voor het onderwerp te vergroten en
het belang van naleving van de beroepsnormen te benadrukken. De IGJ constateert namelijk
dat de norm, inhoudende dat een zorgverlener geen seksuele relatie met een cliënt
mag aangaan, nog vaak wordt overschreden.
4.2 De verpleegkundige erkent het haar verweten gedrag en dat zij daarmee een grote fout heeft gemaakt, neemt de volle verantwoordelijkheid van het voorval op zich en concludeert dat de klacht gegrond kan worden verklaard. Zij hoopt dat met de op te leggen maatregel rekening gehouden wordt met het door haar getoonde zelfinzicht, haar inspanningen om aan zichzelf te werken, haar tot dan toe uitstekende staat van dienst en haar wens om in de gezondheidszorg te kunnen blijven werken.
4.3 Het college gaat hierna verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.1 De vraag is of de verpleegkundige de zorg heeft verleend die van haar verwacht
mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende verpleegkundige.
Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen
en andere professionele standaarden.
Beoordeling van de klacht
5.2 Bij de verpleegkundige beroepsuitoefening, en zeker als die plaatsvindt binnen
de setting van een PI, bevindt de cliënt zich in een afhankelijke positie ten opzichte
van de verpleegkundige. Daarom mogen in dat kader nooit intieme en/of seksuele handelingen
plaatsvinden. Het is aan de zorgverlener om deze grenzen van de behandelrelatie te
bewaken. Voor verpleegkundigen is deze norm uitgewerkt in onder meer de Nederlandse
Beroepscode van Verpleegkundigen en Verzorgenden (V&VN, 2015). Zo is in artikel 2.4
opgenomen dat de verpleegkundige geen misbruik mag maken van de afhankelijke positie
van de zorgvrager en geen intieme en/of seksuele relatie mag aangaan met de zorgvrager.
In de brochure Omgaan met aspecten van seksualiteit tijdens de beroepsuitoefening
(V&VN, 2011) staat onder meer: ‘Als verpleegkundige (…) zoek je geen seksuele toenadering
tot de zorgvrager’ en ‘verricht je geen seksuele handelingen bij de zorgvrager’. En
in de brochure Het mag niet, het mag nooit. Seksueel grensoverschrijdend gedrag in
de gezondheidszorg (IGJ, 2023) is opgenomen dat ‘seksueel (getint) gedrag nooit toegestaan
[is] in de relatie tussen zorgverlener en cliënt. Zelfs als een cliënt ermee instemt,
het initiatief neemt of erop aandringt, verandert dit niet.’
5.3 Het college volgt het feitenrelaas, zoals vastgesteld door de IGJ, en dat verkort is weergegeven onder 3. Het college ziet geen reden om aan deze weergave te twijfelen. Het verloop van de gang van zaken wordt ook erkend door de verpleegkundige alsook dat zij daarmee een grote fout heeft gemaakt. Voor het college staat daarmee vast dat de verpleegkundige zich schuldig heeft gemaakt aan ernstig grensoverschrijdend gedrag. De klacht is daarom gegrond.
Maatregel
5.4 De vraag is vervolgens welke maatregel hier op zijn plaats is. Deze maatregel
dient enerzijds te passen bij de ernst van het (seksueel) grensoverschrijdende gedrag
en anderzijds de veiligheid van cliënten in de toekomst zo goed mogelijk te waarborgen.
5.5 Het college neemt in aanmerking dat het seksueel grensoverschrijdende gedrag een eenmalige gebeurtenis betrof, zij het dat die wel op de werkvloer plaatsvond. De verpleegkundige heeft verder inzicht getoond in de geldende norm en het belang van handhaving daarvan. Ook heeft de verpleegkundige volledige openheid van zaken gegeven tijdens het onderzoek van de IGJ en in het verloop van de onderhavige tuchtprocedure. Ook heeft zij haar laatste twee werkgevers op de hoogte gesteld van de reden van haar ontslag bij de PI, van het IGJ-onderzoek en van de tuchtprocedure. Zij heeft zich dus toetsbaar en transparant opgesteld.
5.6 Daar staat tegenover dat de verpleegkundige heeft verklaard zich het voorval amper te kunnen herinneren. Zij kan ook niet duidelijk maken waarom de seksuele handelingen zich hebben voorgedaan ondanks het feit dat ze weet dat die niet mogen. In de onderliggende problemen en kwetsbaarheden heeft zij naar het oordeel van het college nog onvoldoende inzicht. Dat draagt het risico van herhaling in zich. De verpleegkundige heeft hulp gezocht en wordt, zo bleek ter zitting, inmiddels behandeld door een GZ-psycholoog. Naar het oordeel van het college is het van belang dat deze behandeling wordt voortgezet en zo nodig verder wordt uitgebouwd.
5.7 Al met al acht het college een voorwaardelijke schorsing van drie maanden op zijn plaats, waarbij de voorwaarden met name dienen te waarborgen dat de verpleegkundige zich onder behandeling stelt zo lang dat nodig is, en in die behandeling haar kwetsbaarheden leert onderkennen en haar probleemoplossende vaardigheden leert vergroten, een en ander om herhaling in de toekomst te voorkomen. Zij heeft ter zitting desgevraagd verklaard zich aan deze voorwaarden te kunnen en te willen houden. De gemachtigden van de IGJ hebben ter zitting desgevraagd verklaard toezicht te zullen houden op nakoming van deze voorwaarden.
Publicatie
5.8 In het algemeen belang zal deze beslissing worden gepubliceerd. Het college ziet meerwaarde in het (nog eens) publiceren van een uitspraak over seksueel grensoverschrijdend gedrag. Hoewel het inmiddels een feit van algemene bekendheid is, of althans behoort te zijn, dat een zorgverlener geen seksuele handelingen mag verrichten met een cliënt, is publicatie in het algemeen belang omdat deze norm nog te vaak wordt geschonden. Andere zorgverleners kunnen lering trekken uit wat het college in deze uitspraak heeft overwogen. De publicatie zal plaatsvinden zonder vermelding van namen of andere tot personen of instanties herleidbare gegevens.
6. De beslissing
Het college:
- verklaart de klacht gegrond;
- schorst de bevoegdheid van de verpleegkundige om de aan de inschrijving in het
register verbonden bevoegdheden uit te oefenen voor de duur van drie maanden;
- beveelt dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij het college
later anders mocht bepalen omdat beklaagde voor het einde van een proeftijd van twee
jaren
a. zich schuldig heeft gemaakt aan enig handelen of nalaten dat in strijd is met
de zorg die zij als verpleegkundige behoort te betrachten, of in strijd is met hetgeen
een behoorlijk beroepsbeoefenaar betaamt; en
b. zich niet heeft gehouden aan de navolgende bijzondere voorwaarden:
a) de verpleegkundige stelt zich onder psychologische of psychiatrische behandeling
en informeert de IGJ, binnen een door de IGJ te bepalen termijn, wie de behandeling
gaat uitvoeren;
b) de verpleegkundige informeert, binnen een door de IGJ te bepalen termijn, de
IGJ over het behandelplan dat tenminste dient te omvatten: het verwerven van inzicht
in de factoren die hebben bijgedragen aan het
seksueel grensoverschrijdende gedrag, het verkrijgen van inzicht in en de behandeling
van (mogelijke) hulpvragen en kwetsbaarheden op dit vlak en het versterken van de
probleemoplossende vaardigheden van de verpleegkundige met het oog op het voorkomen
van seksueel grensoverschrijdend gedrag in de toekomst; c) de keuze van de behandelaar
en het behandelplan behoeven de instemming van de IGJ;
d) de verpleegkundige geeft aan haar behandelaar schriftelijk toestemming dat de
IGJ bij de behandelaar gedurende het behandeltraject informatie kan inwinnen over
de voortgang van de behandeling;
e) de verpleegkundige geeft aan haar behandelaar schriftelijk toestemming dat deze
aan het einde van de behandeling aan de IGJ een finale rapportage uitbrengt dat de
behandeling met goed gevolg is afgerond;
f) de verpleegkundige geeft aan de behandelaar schriftelijk toestemming om de IGJ
direct te informeren, zodra de behandeling om een andere reden is afgebroken of gestopt.
- draagt de IGJ op toezicht te houden op de bijzondere voorwaarden;
- bepaalt dat de proeftijd ingaat op de dag dat deze beslissing onherroepelijk is
geworden;
- bepaalt dat de proeftijd uitsluitend loopt gedurende de periode dat de verpleegkundige
in het register is ingeschreven en bevoegd is de daaraan verbonden bevoegdheden uit
te oefenen;
- bepaalt dat deze beslissing, nadat die onherroepelijk is geworden, zonder vermelding
van namen of andere herleidbare gegevens, in de Nederlandse Staatscourant zal worden
bekendgemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan de tijdschriften Nursing
en V&VN magazine.
Deze beslissing is gegeven door A.M.J.G. van Amsterdam, voorzitter, J.C.J. Dute, lid-jurist, E.M. Rozemeijer, D.M. van Etten en W.M.E. Bil, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door S. Verdaasdonk, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 13 mei 2025.