ECLI:NL:TACAKN:2025:48 Accountantskamer Zwolle 24/3563 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2025:48
Datum uitspraak: 19-05-2025
Datum publicatie: 19-05-2025
Zaaknummer(s): 24/3563 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Ongegronde klacht. Klager heeft een tuchtklacht ingediend omdat hij vindt dat de accountant ten onrechte en te laat goedkeurende controleverklaringen bij de jaarrekeningen 2022 en 2023 van de Koninklijke Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA) heeft afgegeven. Daarin zouden opbrengsten uit geldelijke bijdragen en heffingen zijn verantwoord waarvoor geen wettelijke basis bestaat. Ook zouden de jaarrekeningen ten onrechte niet door alle bestuursleden van de NBA zijn ondertekend. Klager heeft de accountant hierover geïnformeerd en haar verzocht de goedkeurende verklaringen te herroepen. Volgens klager heeft betrokkene dat verzoek ten onrechte niet gehonoreerd en heeft zij in plaats daarvan klager op onprofessionele wijze beschuldigd van bedreiging wegens zijn aanzegging van een tuchtklacht. De Accountantskamer heeft de klacht in alle onderdelen ongegrond verklaard.

ACCOUNTANTSKAMER

UITSPRAAK van 19 mei 2025 op grond van artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de op 7 oktober 2024 ontvangen klacht met nummer 24/3563 Wtra AK van

MR. DRS. X RA

wonende te [plaats1]

K L A G E R

t e g e n

Y

registeraccountant

kantoorhoudende te [plaats2]

B E T R O K K E N E

advocaat: mr. J.F. Garvelink te Amsterdam

1. De procedure

1.1. De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

  • het klaagschrift met bijlagen
  • de e-mailberichten van klager van 21 november 2024
  • het e-mailbericht van klager van 2 december 2024
  • het verweerschrift met bijlagen
  • de brief van klager van 26 maart 2025 met bijlagen
  • de op de zitting door partijen overgelegde pleitaantekeningen.

1.2. Betrokkene heeft op 21 november 2024 verzocht om de samenstelling van de behandelend kamer te wijzigen, waarna een accountantslid zich heeft verschoond.

1.3. Betrokkene heeft op 2 december 2024 opnieuw verzocht om de samenstelling van de behandelend kamer te wijzigen. De voorzitter van de Accountantskamer heeft dit verzoek dezelfde dag afgewezen.

1.4. De klacht is behandeld op de openbare zitting van 14 april 2025. Klager is verschenen. Betrokkene is ook verschenen, bijgestaan door haar advocaat.

2. De uitspraak samengevat

Waarover gaat deze zaak?

2.1. Klager heeft een tuchtklacht ingediend omdat hij vindt dat de accountant ten onrechte en te laat goedkeurende controleverklaringen bij de jaarrekeningen 2022 en 2023 van de Koninklijke Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA) heeft afgegeven. Daarin zouden opbrengsten uit geldelijke bijdragen en heffingen zijn verantwoord waarvoor geen wettelijke basis bestaat. Ook zouden de jaarrekeningen ten onrechte niet door alle bestuursleden van de NBA zijn ondertekend. Klager heeft de accountant hierover geïnformeerd en haar verzocht de goedkeurende verklaringen te herroepen. Volgens klager heeft betrokkene dat verzoek ten onrechte niet gehonoreerd en heeft zij in plaats daarvan klager op onprofessionele wijze beschuldigd van bedreiging wegens zijn aanzegging van een tuchtklacht.

De beslissing van de Accountantskamer

2.2. De Accountantskamer heeft de klacht in alle onderdelen ongegrond verklaard.

3. De feiten

3.1. Betrokkene is sinds 1999 ingeschreven in het accountantsregister van de NBA. Betrokkene is verbonden aan [accountantskantoor1].

3.2. Klager is als accountant ingeschreven in het register van de NBA.

3.3. Klager heeft op 4 oktober 2022 bij de Accountantskamer een tuchtklacht ingediend tegen een bestuurslid van de NBA. In deze tuchtklacht heeft klager het bestuurslid onder andere verweten dat het heeft meegewerkt aan de totstandkoming van meerdere bestuursbesluiten van de NBA die in strijd zijn met de wet- en regelgeving en dat het er niet voor heeft gezorgd dat regelgeving is nageleefd.

3.4. Betrokkene heeft de jaarrekening 2022 van de NBA gecontroleerd.

3.5. In verband met deze controle-opdracht heeft klager op 22 maart 2023 stukken naar betrokkene gestuurd, die onder andere betrekking hebben op de door hem ingediende tuchtklacht tegen het bestuurslid van de NBA en zijn bezwaar bij de Minister van Financiën tegen de afwijzing van zijn verzoek tot handhaving en vernietiging van besluiten van de NBA.

3.6. Betrokkene heeft op 20 april 2023 aan klager laten weten dat zij niet met individuele leden over lopende controlewerkzaamheden kan communiceren en dat zij op de hoogte is van de door klager ingediende tuchtklacht.

3.7. De Accountantskamer heeft de tuchtklacht tegen het bestuurlid van de NBA bij uitspraak van 26 mei 2023 ongegrond verklaard (hierna: de eerdere uitspraak)[1]. Klager heeft daartegen hoger beroep ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb). De zaak is nog niet in hoger beroep beoordeeld.

3.8. Op 28 mei 2023 heeft betrokkene een goedkeurende controleverklaring afgegeven bij de jaarrekening 2022 van de NBA.

3.9. Betrokkene heeft ook de jaarrekening 2023 van de NBA gecontroleerd. Zij heeft op 24 mei 2024 een goedkeurende controleverklaring bij deze jaarrekening afgegeven.

3.10. Op 16 september 2024 heeft klager betrokkene een brief gestuurd en haar verzocht om de goedkeurende controleverklaringen bij de jaarrekeningen 2022 en 20223 binnen twee weken in te trekken. Klager heeft daarin geschreven dat hij een tuchtklacht tegen betrokkene zal indienen als zijn verzoek niet wordt gehonoreerd.

3.11. Betrokkene heeft in reactie daarop op 26 september 2024 het volgende aan klager bericht:

“ (…) Zoals u bekend kan ik als accountant over zaken die de controle aangaan slechts communiceren met het bestuur van de NBA, niet met individuele leden. Ik mag en zal daarop ook in dit geval geen uitzondering maken.

Ik adviseer u ook om uw bezwaren met het bestuur op te nemen. Dat bestuur is zoals u weet primair verantwoordelijk voor de jaarrekening.

Ik zal op mijn beurt als accountant altijd handelen in overeenstemming met de voor ons geldende voorschriften, waaronder de Vgba. Ik acht het in dat licht niet passend om te trachten een accountant onder onmiddellijke dreiging van een tuchtklacht te bewegen tot door u gewenste stappen en daarbij bovendien korte termijnen te stellen. Het lijkt mij evenmin passend om - zoals u heeft gedaan - de druk publicitair te verhogen door de brieven waarin u die dreigementen uit op internet openbaar te maken. Als u inhoudelijke opmerkingen heeft kunt u die uiteraard altijd maken. Uitsluitend in dat licht zal ik ook aandacht aan de inhoud van uw brieven geven. Ik kan en zal mij evenwel zoals u begrijpt niet oneigenlijk onder druk laten zetten. (…)”

3.12. Klager heeft op 26 september 2024 aan betrokkene laten weten dat het in zijn ogen ongepast en onprofessioneel is een aanzegging van een tuchtklacht als dreigement te bestempelen.

3.13. Betrokkene heeft op 30 september 2024 als volgt gereageerd:

“(…) Natuurlijk is de mededeling “trek binnen twee weken de controleverklaringen bij twee jaarrekeningen in of ik dien een tuchtklacht in” een dreigement. Natuurlijk is het op internet zetten van die brief bedoeld om de druk te verhogen. (…)”

3.14 Klager heeft de Minister van Financien verzocht om diverse besluiten en verordeningen van de NBA te vernietigen. Klager is door de minister niet-ontvankelijk verklaard in deze verzoeken.

4. De klacht

4.1. Betrokkene heeft volgens klager gehandeld in strijd met de voor haar geldende gedrags- en beroepsregels.

4.2. Klager verwijt betrokkene naar de Accountantskamer uit zijn klaagschrift en toelichting op de zitting begrijpt, samengevat, het volgende:

a. betrokkene heeft goedkeurende controleverklaringen afgegeven bij jaarrekeningen waarin opbrengsten uit geldelijke bijdragen en heffingen zijn verantwoord waarvoor geen wettelijke basis bestaat;

b. betrokkene heeft de goedkeurende controleverklaringen te laat afgegeven bij jaarrekeningen die niet door alle bestuursleden van de NBA zijn ondertekend;

c. betrokkene heeft de goedkeurende controleverklaringen niet ingetrokken en klager op onprofessionele wijze beschuldigd van bedreiging wegens aanzegging van een tuchtklacht.

4.3 Klager heeft ter zitting een toelichting gegeven op zijn klacht. Voor zover klager ter zitting nieuwe klachtonderdelen heeft geformuleerd, worden die wegens strijd met de goede procesorde buiten behandeling gelaten.

5. De beoordeling

5.1. De Accountantskamer toetst het handelen of nalaten van betrokkene aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA) en de Nadere voorschriften controle- en overige Standaarden (NV COS).

De ontvankelijkheid van de klacht

5.2.1. Betrokkene stelt zich primair op het standpunt dat de klacht onvoldoende specifiek is en dat het overgrote deel zich niet richt op gedragingen van betrokkene waardoor zij wordt geschaad in haar verdediging. Klager wil door middel van de klacht het door het bestuur van de NBA gevoerde beleid bij de uitvoering van de publieke taak op basis van de Wet op het accountantsberoep (Wab) ter discussie stellen. Daarvoor is het tuchtrecht niet bedoeld. Het door het bestuur gevoerde beleid gaat primair de ledenvergadering van de NBA aan en dient daar aan de orde te worden gesteld. Ook is volgens haar sprake van misbruik van tuchtrecht, omdat klager het beginsel van ne bis in idem probeert te omzeilen.

5.2.2. De Accountantskamer overweegt het volgende. Uit artikel 42 van de Wab volgt dat een klacht kan worden ingediend ter zake van enig handelen of nalaten van de accountant dat in strijd is met het bij of krachtens de Wab bepaalde dan wel enig ander handelen of nalaten dat in strijd is met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep. De drempel om een klacht in te dienen is hierdoor laag: als in het klaagschrift wordt aangevoerd dat van bedoeld handelen of nalaten sprake is, is een klager in beginsel ontvankelijk in zijn klacht. Bij de daaropvolgende beoordeling van de vraag óf sprake is van bedoeld handelen of nalaten is de drempel hoger. Klager dient op grond van artikel 22 lid 3 van de Wtra de klacht met voldoende, concrete en op de aangeklaagde accountant betrekking hebbende feiten en omstandigheden toe te lichten en te onderbouwen. Indien klager dit niet of niet voldoende heeft gedaan dan kan dit leiden tot een ongegrondverklaring van de klacht. Bij deze beoordeling zal uiteraard ook het door de accountant gevoerde verweer worden betrokken. Uit het verweer van betrokkene tegen deze klacht blijkt de Accountantskamer dat zij is ingegaan op de onder 4.2. genoemde verwijten. Dat betrokkene zodanig is geschaad in haar verdediging dat dit consequenties moet hebben voor de beoordeling van de klacht, is de Accountantskamer niet gebleken. Evenmin is de Accountantskamer gebleken dat sprake is van misbruik van tuchtrecht. Klager is ontvankelijk in zijn klacht.

Klachtonderdeel a: betrokkene heeft goedkeurende controleverklaringen afgegeven bij jaarrekeningen waarin opbrengsten uit geldelijke bijdragen en heffingen zijn verantwoord waarvoor geen wettelijke basis bestaat

5.3.1. Klager voert, zakelijk weergegeven, het volgende aan. De heffingen van de NBA zijn gebaseerd op de Verordening geldelijke bijdragen praktijkopleidingen en de Verordening kosten kwaliteitsbeoordelingen. In de jaarrekeningen worden opbrengsten verantwoord uit geldelijke bijdragen praktijkopleidingen inclusief examengelden ten belope van ca. € 1,5 mio en kosten kwaliteitsbeoordelingen van ca. € 1,7 mio, die middels spookfacturen door de NBA zijn geïnd. De deelnemers aan de praktijkopleiding zijn bovendien geen accountant zodat voor het heffen van deze bijdragen geen rechtsgrond bestaat. Aan anderen dan accountants kunnen alleen bij verordening regels worden opgesteld voor zover dat bij wet is bepaald (artikel 19 lid 5 Wab). Voor de in de jaarrekeningen verantwoorde opbrengsten bestaat geen wettelijke basis zoals onder meer volgt uit de uitspraak van het CBb van 21 september 2006[2]. Daarin staat dat de ledenvergadering van de NBA bij gebrek aan een uitdrukkelijke wettelijke regeling onbevoegd is regels te stellen ten aanzien van publieke heffingen en dat publiekrechtelijke heffingen een explixiete grondslag behoeven in de wet en dat ook de kwaliteitsonderzoeken zelf geen basis hebben in de wet. De verordeningen hebben geen wettelijke basis en daarmee ook de daarop gebaseerde heffingen niet. Betrokkene had dat moeten onderzoeken. Door desondanks goedkeurende controleverklaringen bij de jaarrekeningen af te geven heeft betrokkene volgens klager gehandeld in strijd met artikel 13 VGBA.

5.3.2. Betrokkene voert daartegen aan dat de klacht ongegrond moet worden verklaard. Zij vindt het niet de taak van de controlerende accountant om (theoretische) gebreken in wet- en regelgeving te onderzoeken. Dat is ook niet de deskundigheid van een accountant en deze moet uitgaan van bestaande wet- en regelgeving. De controlestandaarden leggen die verplichtingen ook niet op. Integendeel, een accountant moet juist uitgaan van de geldende wet- en regelgeving.

Volgens betrokkene richt de tuchtklacht zich met name op de vraag of de verordeningen, die zijn vastgesteld door de ledenvergadering van de NBA, een wettelijke basis hebben en op klagers onvrede over het handelen van het bestuur van de NBA. De verordeningen zijn conform de wet vastgesteld, goedgekeurd en gepubliceerd. Tot op heden zijn deze niet vernietigd. Hierover kan volgens betrokkene niet bij de Accountantskamer worden geklaagd. Het is niet de taak van de Accountantskamer om te beoordelen of wetten en verordeningen geldig zijn.

5.3.3. De Accountantskamer is van oordeel dat dit klachtonderdeel ongegrond is. Het klachtonderdeel is gebaseerd op de stelling van klager dat de verordening geldelijke bijdragen praktijkopleidingen en de Verordening kosten kwaliteitsbeoordelingen geen wettelijke grondslag hebben.

De betreffende verordeningen zijn echter vastgesteld door de ledenvergadering van de NBA conform artikel 19 Wab, geldend per 13 december 2012. De uitspraak van het CBb uit 2006 waar klager op wijst, ziet op de voor die tijd geldende Wet op de Accountants-administratieconsulenten en is daarmee voor de beoordeling niet relevant. Op grond van het bepaalde in artikel 35 lid 1 Wab kunnen verordeningen en andere besluiten van de NBA bij Koninklijk Besluit worden vernietigd. Dit toezicht is opgedragen aan de Kroon, niet aan een controlerende accountant als betrokkene en niet aan de Accountantskamer. Feit is dat de verordeningen niet zijn vernietigd. In zoverre mist de klacht dan ook feitelijke grondslag.

Tegen de door de NBA op grond van de verordeningen verzonden facturen is binnen de daarvoor geldende termijnen geen bezwaar gemaakt en deze zijn betaald. Betrokkene heeft dat bij haar controle van opbrengsten en debiteuren/verplichtingen onderzocht. Uit de toelichting van betrokkene ter zitting blijkt dat de opbrengsten onderwerp van haar controle zijn geweest. Onzorgvuldig handelen bij dat proces is niet door klager gesteld, noch gebleken.

Klachtonderdeel b: betrokkene heeft de goedkeurende controleverklaringen te laat afgegeven bij jaarrekeningen die niet door alle bestuursleden van de NBA zijn ondertekend;

5.4.1. Klager stelt bij dit klachtonderdeel dat het controleverslag van de accountant volgens artikel 29 Wab binnen 13 weken na afloop van het boekjaar moet worden uitgebracht. Daarnaast is klager van mening dat betrokkene in strijd met de geboden zorgvuldigheid, zonder dat alle bestuursleden de jaarrekeningen hebben ondertekend, de controleverklaringen bij de jaarrekeningen heeft afgegeven.

Betrokkene heeft in haar verweer gewezen op de eerdere uitspraak van de Accountantskamer van 26 mei 2023[3] op een klacht van klager tegen een bestuurder van de NBA, waarin dezelfde verwijten ongegrond zijn verklaard.

5.4.2. De Accountantskamer is van oordeel dat het verwijt dat betrokkene haar controleverslag te laat heeft uitgebracht bij een niet ondertekende jaarrekening niet slaagt. Artikel 29 lid 2 Wab bepaalt dat de accountant binnen 13 weken na afloop van het betrokken boekjaar een verslag uitbrengt aan het bestuur. De Accountantskamer heeft in de genoemde eerdere uitspraak een uitleg gegeven van de leden 2 en 3 van artikel 29 Wab.[4] Met het verslag van een accountant genoemd in lid 2 is bedoeld het document van een accountant bestemd voor het management en het toezichthoudend orgaan en met de verklaring van de accountant in lid 3 is bedoeld de verklaring van een accountant bij de jaarrekening naar aanleiding van de controle daarvan. De uitleg van de Accountantskamer komt erop neer dat er betekenisverschil is tussen de begrippen verslag en verklaring in artikel 29 Wab en dat de jaarrekening dus niet binnen 13 weken na afloop van het boekjaar moet zijn opgesteld, wel binnen zes maanden erna. Daardoor behoeft ook de controleverklaring (anders dan het verslag zoals aangeduid in artikel 29 lid 2 Wab) niet binnen de door klager genoemde termijn van 13 weken te worden uitgebracht.

Klager is het met deze uitleg niet eens en heeft tegen de uitspraak hoger beroep ingesteld bij het CBb dat zoals gezegd tot op heden niet is behandeld. De Accountantskamer ziet bij gebrek aan een deugdelijke onderbouwing door klager van dit (herhaalde) klachtonderdeel in de onderhavige procedure geen aanleiding om terug te komen van haar eerdere uitleg. Er ligt bovendien geen uitspraak van het CBb voor die daartoe zou nopen.

5.4.3. Het verwijt van klager over de ondertekening van de jaarrekening door alle bestuursleden is in de eerdere procedure ook al gemaakt en beoordeeld. De Accountantskamer heeft in haar genoemde uitspraak op dat punt overwogen dat de NBA een openbaar lichaam is in de zin van artikel 134 Grondwet. De verplichtingen met betrekking tot de jaarrekening van een openbaar lichaam volgen niet uit Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, maar uit de van toepassing zijnde bijzondere wet, in dit geval de Wab. De Wab schrijft niet voor dat de jaarrekening gedateerd en ondertekend moet worden. Ook ten aanzien van dit verwijt heeft klager de huidige klacht niet nader onderbouwd en daarmee ziet de Accountantskamer geen aanleiding om terug te komen van haar uitspraak daarover.
Klachtonderdeel b is op beide onderdelen ongegrond.

Klachtonderdeel c: betrokkene heeft de goedkeurende controleverklaringen niet ingetrokken en klager op onprofessionele wijze beschuldigd van bedreiging wegens aanzegging van een tuchtklacht.

5.5.1. Klager verwijt betrokkene dat zij haar goedkeurende verklaringen niet heeft “herroepen” c.q. heeft “ingetrokken”. Ook zou zij in haar e-mail van 26 september 2024 klagers aanzegging van de tuchtklacht op onprofessionele wijze als bedreiging hebben bestempeld.

5.5.2. Betrokkene heeft daartegen aangevoerd dat zij geen verklaring heeft afgegeven bij een jaarrekening die een fundamenteel onjuist beeld presenteert. Zij heeft dit na het van klager ontvangen signaal (opnieuw) onderzocht. Zij heeft dit zowel intern meteen gemeld bij compliance en juridische zaken als geconsulteerd met een collega op de opdracht, en met compliance en terzake deskundige juristen. Ook is zij van mening dat zij in toon en in inhoud correct heeft gereageerd.

5.5.3. De Accountantkamer overweegt als volgt. NV COS 560.14 en verder regelen de door een accountant te volgen procedure indien na het publiceren van de jaarrekening en de verklaring daarbij blijkt dat de jaarrekening in ernstige mate tekortschiet in het geven van het inzicht als bedoeld in artikel 2:362 lid 1 BW.
Uit de hiervoor gegeven overwegingen met betrekking tot klachtonderdeel a vloeit voort dat voor het volgen van voornoemde procedure door betrokkene geen aanleiding bestond. Er is geen sprake van het in de jaarrekeningen verantwoorden van opbrengsten uit geldelijke bijdragen en heffingen waarvoor geen wettelijke basis bestaat en derhalve schieten de jaarrekeningen in dit opzicht niet in ernstige mate tekort.


5.5.4 Wat de communicatie betreft dient een accountant op een gepaste en zakelijke wijze te communiceren.[5] De Accountantskamer is van oordeel dat betrokkene zorgvuldig heeft gehandeld door niet onder dreiging van een tuchtkklacht te doen wat klager wilde. Betrokkene heeft ter zitting toegelicht dat zij de brief van klager heeft gezien als een omstandigheid die een bedreiging kon zijn voor het zich houden aan de fundamentele beginselen. Zij heeft professionele oordeelvorming toegepast en daarbij niet zelfstandig gehandeld. Zij heeft de correspondentie meteen gemeld bij compliance en juridische zaken. Haar reactie heeft zij intern geconsulteerd. Van een onprofessionele reactie van de zijde van betrokkene is daarom geen sprake. Ook dit klachtonderdeel is geheel ongegrond.

5.6. De conclusie is dat de klacht in alle onderdelen ongegrond zal worden verklaard.

6. De beslissing

De Accountantskamer:

  • verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. A.A.A.M. Schreuder, voorzitter, mr. J.N. Bartels en mr. P. Volker (rechterlijke leden) en drs. E. van Splunter RA en mr. drs. J.B. Backhuijs RA (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. E.N.M. van de Beld, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 19 mei 2025.

_________ __________

secretaris voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Op grond van artikel 43 Wtra kan tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld door middel van het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA Den Haag). Het beroepschrift moet de gronden van het beroep bevatten en moet zijn ondertekend.

[1] ECLI:NL:TACAKN:2023:36

[2] ECLI:NL:CBB:2006:AY8684

[3] ECLI:NL:TACAKN:2023:36 r.o. 5.8.1 t/m 5.8.5

[4] Lid 2 De accountant, bedoeld in het eerste lid, brengt binnen dertien weken na afloop van het betrokken boekjaareen verslag uit aan het bestuur.

Lid 3 Binnen zes maanden na afloop van het boekjaar doet het bestuur aan de ledenvergadering rekening en verantwoording over zijn in het boekjaar gevoerde bestuur, onder overlegging van een balans en staat van baten en lasten met toelichting en met een verklaring van een accountant daarover. De balans, de staat van baten en lasten, de toelichting en de verklaring worden door het bestuur, ten minste twee weken vóór behandeling daarvan door de ledenvergadering, aan de leden toegezonden.’

[5] ECLI:NL:TACAKN:2017:34