ECLI:NL:TAHVD:2025:90 Hof van Discipline 's Gravenhage 230336

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2025:90
Datum uitspraak: 19-05-2025
Datum publicatie: 19-05-2025
Zaaknummer(s): 230336
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarbij klager geen belang heeft
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Klacht over eigen advocaat. Het betreft een erfrechtkwestie. Het hof is van oordeel dat verweerster heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en handelend advocaat mag worden verwacht. Zoals de raad heeft overwogen is het voor een advocaat gebruikelijk om concepten aan cliënten toe te sturen ter voorkoming van miscommunicatie en zeker om feitelijke onjuistheden te vermijden. In deze zaak waren kennelijk meerdere concepten nodig om tot een goede afstemming te komen voor de brief aan de wederpartij. Verweerster heeft daarbij zoveel mogelijk het commentaar van klager verwerkt. Zij heeft ook toegelicht waarom zij iets wel of niet heeft overgenomen. Niet is gebleken dat verweerster daarbij ondermaats heeft gepresteerd. Dat er slordigheden in de concepten hebben gestaan verdient niet de schoonheidsprijs maar maakt het handelen van verweerster nog niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Verder is het hof niet gebleken dat de door verweerster gemaakte berekeningen van de legitieme portie van klager evident onjuist waren. Weliswaar waren deze berekeningen afwijkend van de berekeningen van klager, maar verweerster had daar een goede verklaring voor (zij had bepaalde door klager opgevoerde posten niet overgenomen). Verweerster heeft de door haar opgestelde berekeningen ook uitvoerig toegelicht aan klager in haar e-mail van 30 november 2022. Dat er verschil in inzicht is maakt het handelen van verweerster nog niet ondeskundig of onbekwaam.

Beslissing van 19 mei 2025
in de zaak 230336

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerster

1 INLEIDING

1.1 Het betreft een klacht tegen de eigen (voormalige) advocaat. Verweerster heeft klager bijgestaan in het kader van een erfrechtkwestie. Klager verwijt verweerster klagers belangen niet naar behoren te hebben behartigd en onvoldoende deskundigheid. Voorts verwijt klager verweerster dat zij zelf als klachtenfunctionaris heeft gefungeerd hetgeen volgens klager ontoelaatbaar is. De raad van discipline heeft de klachten ongegrond verklaard. Het hof is het daar mee eens.

1.2 Het hof zet eerst het verloop van de procedure bij de raad en het hof uiteen. Vervolgens zet het hof het volgende op een rij: de feiten, de klacht en de beoordeling van de raad. Daarna volgen de redenen waarom klager in beroep is gekomen en hoe het hof daarover oordeelt.


2 DE PROCEDURE

Bij de raad van discipline

2.1 De Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch (hierna: de raad) heeft in de zaak tussen klager en verweerster (zaaknummer: 23-425/DB/LI) een beslissing gegeven op
23 oktober 2023. In deze beslissing is de klacht van klager in beide onderdelen ongegrond verklaard.

2.2 Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRSHE:2024:115 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.

Bij het hof van discipline

2.3 Het beroepschrift van klager tegen de beslissing is op 20 november 2023 ontvangen door de griffie van het hof.

2.4 Verder bevat het dossier van het hof:
- de stukken van de raad;
- de e-mail van verweerster van 19 december 2023 .

2.5 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 24 maart 2025. Daar zijn klager, vergezeld van zijn echtgenote, en verweerster verschenen. Partijen hebben hun standpunt toegelicht, klager aan de hand van spreekaantekeningen, die onderdeel uitmaken van het dossier van het hof.


3 FEITEN

3.1 Het hof stelt de volgende feiten vast.

3.2 Klager heeft zich op 22 augustus 2022 tot verweerster gewend met het verzoek hem bij te staan in een erfrechtelijke kwestie. Klagers beide ouders hadden hem onterfd. Klager was doende zijn legitimaire aanspraak vast te stellen en te gelde te maken. Op 30 augustus 2022 heeft het intakegesprek plaatsgevonden op verweersters kantoor. Bij e-mail van 31 augustus 2022 heeft verweerster de opdracht aan klager bevestigd:

“(…) De focus ligt nu op de berekening van de beide legitimaire aanspraken. Ik zal het concept van mijn brief aan je broer opstellen in de week van 12 september aanstaande en na je goedkeuring verzenden. (…) De opdracht behelst het verlenen van rechtsbijstand in deze zaak, waaronder in eerste instantie begrepen advisering over de beide nalatenschappen en de (berekening van de) legitieme portie; indien nodig tevens corresponderen, adviseren en bijstaan in onderhandelingen, alsmede bijstand in een gerechtelijke procedure, mocht dat nodig zijn. (…)”

3.3 Op 9 september 2022 heeft verweerster het eerste concept van de brief aan (de gemachtigde van) klagers broer aan klager gestuurd. In een e-mailwisseling tussen klager en verweerster op
12 en 14 september 2022 zijn door klager voorgestelde wijzigingen aan de orde gesteld, waarna verweerster het concept heeft gewijzigd en het tweede concept op 15 september 2022 aan klager heeft toegestuurd. In een e-mailwisseling tussen klager en verweerster op 18 september 2022 zijn door klager voorgestelde wijzigingen aan de orde gesteld, waarna verweerster het concept nogmaals heeft aangepast en het derde concept op 20 september 2022 aan klager heeft toegestuurd, vergezeld van een uitvoerige toelichting.

3.4 Bij e-mail van 21 september 2022 heeft klager naar aanleiding van het derde concept aan verweerster kenbaar gemaakt “diepbedroefd” en “teleurgesteld” te zijn over de kwaliteit van verweersters werk. Bij e-mail van 26 september 2022 heeft verweerster inhoudelijk op klagers kritiek gereageerd. Op 3 oktober 2022 heeft voorts op initiatief van klager een telefoongesprek met verweerster plaatsgevonden. De aan het telefoongesprek bestede tijd heeft verweerster niet bij klager in rekening gebracht.

3.5 Bij e-mail d.d. 3 oktober 2022 heeft verweerster onder dankzegging voor het telefoongesprek en klagers commentaar op het derde concept een aangepaste versie van de brief (vierde concept) aan klager toegestuurd. Vervolgens heeft verweerster nog een enkele aanpassing gedaan, waarna klager zijn goedkeuring heeft gegeven voor verzending van de brief.

3.6 Verweerster heeft de definitieve brief op 4 oktober 2022 verzonden aan de notaris en de executeur.

3.7 Op 12 november 2022 heeft klagers broer stukken aan verweerster toegestuurd. Klager heeft verweerster omwille van de kosten verzocht om eerst naar de stukken te mogen kijken. Op
28 november 2022 heeft klager een reactie op de stukken en een tweetal door hemzelf vervaardigde berekeningen van zijn legitieme portie aan verweerster toegestuurd.

3.8 Bij e-mail van 28 november 2022 heeft klager aan verweerster geschreven: “Hierbij de door mij gemaakte berekeningen. Ik ben geen notaris en kan niet aangeven dat de berekeningen correct zijn. Het zal bij benadering wel kloppen. Er blijft, zoals uit de berekening blijkt, nog voldoende over uit het vermogen. De erfenis uit de nalatenschap van moeder komt voor mijn broer negatief uit. Hoe wordt dat verrekend? Wat gebeurt er met het restant dat over is uit het vermogen?
Om de berekeningen 100% waterdicht te krijgen zal iemand met ervaring hier naar moeten kijken. Tot heden is mijn constatering dat mijn broer, als executeur, zijn taak zeer slecht heeft uitgevoerd. Maar ook mijn moeder heeft het niet allemaal correct gedaan. Ondanks dat [notaris] boedelnotaris was, is de afwikkeling niet netjes en foutloos gedaan.
Mijn voorstel is dat je naar de berekeningen kijkt en mij laat weten wat je er van vindt. Ik ben voor een afkoopsom en dan zijn we klaar. Als mijn broer dat niet wil dan weet ik niet wat er dan moet gebeuren. Ik neem aan dat mijn broer er alles aan zal doen om mijn kosten zo hoog mogelijk te maken. Hier zal wel voor gewaakt moeten worden. Als voor voorbeeld geef ik aan dat uit de toegezonden bewijsstukken blijkt dat deze rond half oktober al klaar waren. Waarom hij dan wederom uitstel heeft aangevraagd is onnodig geweest, maar het ligt wel in lijn met wat hij sinds maart van dit jaar al doet. (..)”

Verweerster heeft de door klager opgestelde berekeningen gecorrigeerd door onder meer enkele door klager opgevoerde posten, die naar haar oordeel discutabel waren, te verwijderen. Verweerster heeft de gecorrigeerde berekening, voorzien van een uitvoerige toelichting, op 30 november 2022 aan klager toegestuurd. Voor deze werkzaamheden heeft verweerster 2,2 uur geschreven en op
1 december 2022 op basis van het overeengekomen uurtarief een declaratie aan klager gestuurd.

3.9 Op 7 december 2022 kwam verweerster ter ore dat klager rechtstreeks en zonder medeweten van verweerster met zijn broer correspondeerde over de kwestie.

3.10 Verweerster heeft een tweede variant van de berekening gemaakt en aan klager toegestuurd. Bij e-mail van 8 december 2022 heeft klager aan verweerster medegedeeld dat zij geen werkzaamheden zonder zijn toestemming mocht verrichten. Bij e-mail van 9 december 2022 heeft verweerster hierop gereageerd en aan klager medegedeeld dat zij zich gezien de toonzetting van klagers e-mail wilde beraden op haar positie.

3.11 Op 12 december 2022 heeft verweerster een bericht ontvangen van de advocaat van klagers broer, met de mededeling dat klagers broer werd bestookt met e-mailberichten van klager en de vraag of verweerster nog wel voor klager optrad. Verweerster heeft klager daarop verzocht om niet meer rechtstreeks met de advocaat van zijn broer te communiceren.

3.12 Bij e-mail van 21 december 2022 heeft klager kritiek geuit op de kwaliteit van verweersters werkzaamheden. Bij e-mail van eveneens 21 december 2022 heeft verweerster klager bericht dat zij wegens de ontstane vertrouwensbreuk haar werkzaamheden diende te beëindigen.

3.13 Bij brief van 30 december 2022 heeft klager een klacht bij verweerster ingediend. Bij brief d.d. 31 december 2022 heeft verweerster op de klacht gereageerd en eveneens aanspraak gemaakt op betaling van de declaratie d.d. 1 december 2022.

3.14 Op 4 januari 2023 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

4 KLACHT

4.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

1. klagers belangen niet naar behoren heeft behartigd en niet deskundig is. De berekeningen van de legitieme portie waren incorrect, de correspondentie stond vol met fouten en het aantal gefactureerde uren klopte niet. Klager heeft de conceptbrief aan de wederpartij volledig moeten herschrijven. Verweerster is aansprakelijk voor de kosten verbonden aan het maken van een correcte berekening van de legitieme portie;

2. zelf op de klacht van klager heeft gereageerd en aldus heeft gefundeerd als klachtenfunctionaris, hetgeen ontoelaatbaar is.


5 BEOORDELING RAAD

Overwegingen raad

5.1 In deze zaak gaat het om de vraag of verweerster de zaak van klager heeft behandeld met voldoende zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht.

Klachtonderdeel 1
5.2 Uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat verweerster een conceptbrief heeft opgesteld en aan klager heeft toegestuurd, waarna klager wijzigingen heeft voorgesteld en verweerster heeft gewezen op typfouten. In overleg met klager heeft verweerster wijzigingen doorgevoerd en de definitieve versie van de brief gereed gemaakt. De raad overweegt dat het gebruikelijk is dat een advocaat een brief of processtuk in concept aan de cliënt stuurt, de cliënt de mogelijkheid geeft om wijzigingsvoorstellen te doen en eventuele onvolkomenheden te signaleren en in overleg met de cliënt wijzigingen aanbrengt in het concept. Het enkele feit dat een advocaat wijzigingsvoorstellen van de cliënt doorvoert en door de cliënt gesignaleerde typfouten corrigeert maakt dus niet dat de kwaliteit van het door die advocaat geleverde werk in tuchtrechtelijke zin ondermaats is. De raad is van oordeel dat het verwijt dat klager de conceptbrief aan de wederpartij volledig heeft moeten herschrijven feitelijke grondslag mist. Verweerster heeft de brief weliswaar in overleg met klager aangepast, maar de op 4 oktober 2022 aan de notaris en de executeur verzonden brief lag qua structuur en inhoud geheel in lijn met het aanvankelijk door verweerster opgestelde concept, terwijl de door verweerster gemaakte typfouten naar het oordeel van de raad weliswaar slordig, maar niet van dien aard zijn dat verweerster daarvan een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

5.3 Verweerster heeft het verwijt, dat de berekeningen van de legitieme portie incorrect waren, gemotiveerd weersproken. Verweerster heeft gemotiveerd toegelicht op welke wijze de berekeningen tot stand zijn gekomen. Het moge zo zijn dat klager teleurgesteld was over het feit dat verweerster enkele door klager opgevoerde posten, die naar verweersters oordeel discutabel waren, heeft verwijderd, maar dat maakt niet dat verweerster fouten heeft gemaakt. Het was juist de taak van verweerster om klager hierover te adviseren. In het licht van het gemotiveerd verweer van verweerster is naar het oordeel van de raad niet gebleken dat de kwaliteit van de door verweerster gemaakt berekeningen ondermaats was.

5.4 De raad is verder van oordeel dat klager het verwijt, dat het aantal gefactureerde uren niet klopte, onvoldoende heeft onderbouwd. Ook dit onderdeel van de klacht is voldoende gemotiveerd door verweerster weersproken.

5.5 Klager heeft tot slot gesteld dat verweerster aansprakelijk is voor de kosten verbonden aan het maken van een correcte berekening van de legitieme portie. De raad stelt vast dat dit onderdeel van de klacht ziet op een kwestie die civielrechtelijk van aard is en dat hij daar om die reden dan ook niet over mag of kan oordelen. De raad heeft niet kunnen vaststellen dat de kwaliteit van de door verweerster opgestelde berekeningen ondermaats was, maar als klager meent dat verweerster op dit punt aansprakelijk is voor door klager geleden schade, dient hij zich voor een oordeel over deze kwestie te wenden tot de civiele rechter.

5.6 De raad heeft in de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht geen aanknopingspunten gevonden voor de juistheid van het verwijt dat verweerster klagers belangen niet naar behoren heeft behartigd en niet deskundig is.
Klachtonderdeel 1 is ongegrond.

Klachtonderdeel 2
5.7 Klager verwijt verweerster dat zij zelf heeft gereageerd op de klacht van klager en aldus heeft gefungeerd als klachtenfunctionaris, hetgeen ontoelaatbaar is. De raad is van oordeel dat verweerster niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door conform de van toepassing zijnde klachtenregeling als klachtenfunctionaris te fungeren.

Klachtonderdeel 2 is ongegrond.


6 BEROEPSGRONDEN EN VERWEER

Beroepsgronden klager

Grond tegen de door raad vastgestelde feiten

6.1 Een van de gronden van klager richt zich tegen door de raad vastgestelde feiten. Deze zijn of onjuist, niet volledig of gekleurd vastgesteld. Bij deze grond heeft klager geen belang meer nu het hof de feiten in hoger beroep opnieuw zelfstandig heeft vastgesteld.

Overige gronden
6.2 Klager herhaalt in zijn beroepschrift dat verweerster niet heeft gehandeld als ‘een redelijk bekwame’ advocaat. Van een advocaat mag worden verwacht dat hij een zorgvuldig opgestelde brief in maximaal twee concepten kan aanleveren, aldus klager. Daarbij bevatten de concepten, niet alleen typfouten maar ook feitelijke onjuistheden. Volgens klager was dit alles ondermaats.

6.3 Verder stelt klager dat de beslissing van de raad niet deugdelijk is gemotiveerd. Klager heeft duidelijk aangetoond dat de berekeningen van zijn legitieme portie van verweerster fouten bevatten. Onduidelijk is hoe de raad heeft kunnen oordelen dat verweerster dat gemotiveerd heeft weersproken. Klager stelt dat verweerster tijdens de zitting bij de raad zelf heeft toegegeven dat zij slordig is geweest, fouten heeft gemaakt en dat de vermogensberekeningen belangrijke posten misten.

6.4 Los van de beslissing van de raad heeft klager nog aangevoerd dat de door verweerster in het intakegesprek aangegeven bekwaamheid en opgedane praktijkervaring niet strookt met de werkelijkheid en de informatie op de website en de positieve reviews. Ook maakt klager het verwijt dat verweerster dreigt met incasso als betaling van haar factuur uitblijft en daarbij ook dreigende taal uit. Tot slot verwijt klager verweerster dat zij de kosten in rekening brengt voor werkzaamheden waarover klager een klacht heeft ingediend.

6.5 Al met al verzoekt klager het hof zijn klacht alsnog gegrond te verklaren en verweerster te veroordelen tot:
1. Het restitueren van haar declaratie 20220153 ad € 1.815,00;
2. Het crediteren van haar declaratie 20220179 ad € 1.279,58 .

6.6 Tevens verzoekt klager het hof verweerster te dwingen om:
1. Haar misleidende website aan te passen zodat duidelijk is wat haar kennis en ervaring is in de kennisgebieden;
2. Eerlijk en oprecht te zijn naar haar cliënten;
3. Geen opdrachten aan te nemen die buiten haar competentie liggen;
4. De nepreviews te verwijderen van de websites Klantenvertellen.nl, Advocaat-review.nl en familierechtadvocaatmaastricht.nl;
5. Zich te houden aan de advocaten-eed, opkomen voor de belangen van de cliënt.

Verweer verweerster

6.7 Verweerster heeft afgezien van het indienen van een schriftelijk verweer. Zij heeft ter zitting bij het hof verweer gevoerd.

7 BEOORDELING HOF

Omvang hoger beroep

7.1 In zijn beroepschrift heeft klager nieuwe klachten geformuleerd (zie hierboven onder 6.4). Die zal het hof buiten beschouwing laten. De beoordeling in hoger beroep is beperkt tot de klachten die door de raad zijn beoordeeld. Nieuwe verwijten en klachten over verweerster moeten eerst worden ingediend bij de deken (artikel 46c lid 1 Advocatenwet), zodat de deken daarnaar onderzoek kan doen voordat die klacht aan de tuchtrechter wordt voorgelegd. Ten aanzien van de nieuwe klachten is het beroep van klager niet-ontvankelijk.

7.2 In het beroepschrift heeft het hof geen gronden aangetroffen tegen de beslissing van de raad ten aanzien van klachtonderdeel 2. Dat betekent dat dit klachtonderdeel in hoger beroep niet meer aan de orde is en dat het alleen nog gaat om klachtonderdeel 1.

Maatstaf

7.3 Bij de beantwoording van de vraag of een advocaat zich betamelijk heeft gedragen als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet hanteert het hof als uitgangspunt dat de tuchtrechter mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen als daarover wordt geklaagd. Bij deze beoordeling geldt dat de tuchtrechter rekening houdt met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met keuzes waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Het hof toetst of verweerder heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijke bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Deze toets geldt omdat er binnen de beroepsgroep wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden.

Overwegingen hof

7.4. Het hof is van oordeel dat verweerster heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en handelend advocaat mag worden verwacht. Zoals de raad heeft overwogen is het voor een advocaat gebruikelijk om concepten aan cliënten toe te sturen ter voorkoming van miscommunicatie en zeker om feitelijke onjuistheden te vermijden. In deze zaak waren kennelijk meerdere concepten nodig om tot een goede afstemming te komen voor de brief aan de wederpartij. Verweerster heeft daarbij zoveel mogelijk het commentaar van klager verwerkt. Zij heeft ook toegelicht waarom zij iets wel of niet heeft overgenomen. Niet is gebleken dat verweerster daarbij ondermaats heeft gepresteerd. Dat er slordigheden in de concepten hebben gestaan verdient niet de schoonheidsprijs maar maakt het handelen van verweerster nog niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

7.5 Verder is het hof niet gebleken dat de door verweerster gemaakte berekeningen van de legitieme portie van klager evident onjuist waren. Weliswaar waren deze berekeningen afwijkend van de berekeningen van klager, maar verweerster had daar een goede verklaring voor (zij had bepaalde door klager opgevoerde posten niet overgenomen). Verweerster heeft de door haar opgestelde berekeningen ook uitvoerig toegelicht aan klager in haar e-mail van 30 november 2022. Dat er verschil van inzicht is maakt het handelen van verweerster nog niet ondeskundig of onbekwaam.

7.6 Voor het overige ziet het hof geen aanleiding om ten aanzien van klachtonderdeel 1 tot een
andere beoordeling van de klacht te komen dan die van de raad. Het hof sluit zich aan bij de overwegingen van de raad en neemt die over.

7.7 Klachtonderdeel 1 is dan ook ongegrond.


Verzoeken in hoger beroep

7.8 Tijdens de zitting heeft verweerster medegedeeld dat zij om haar moverende redenen afziet van de inning van de nog openstaande declaratie met nummer 20220179 (ad € 1.279,58). In zoverre heeft verweerster gedeeltelijk aan het verzoek van klager voldaan.

7.9 De verzoeken van klager zal het hof verder afwijzen omdat voor deze verzoeken geen ruimte is in een tuchtrechtelijke procedure. Aan het opleggen van bijzondere voorwaarden aan verweerster, die klager feitelijk verzoekt, komt het hof niet toe nu de klachten ongegrond zijn en er geen maatregel zal worden opgelegd.

Slotsom

7.10 Het hof verwerpt de beroepsgronden van klager en zal de beslissing van de raad bekrachtigen voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.


8 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

8.1 verklaart het hoger beroep van klager ten aanzien van de nieuwe klachten als overwogen in 7.1 niet-ontvankelijk;

8.2 wijst de verzoeken in hoger beroep van klager af;

8.3 bekrachtigt de beslissing van 23 oktober 2023 van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, gewezen onder nummer 23-425/DB/LI, voor zover onderworpen aan het oordeel van het hof.

Deze beslissing is gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. B.J.R. van Tongeren en
P.J.G. van den Boom, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Land-Smorenburg, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 mei 2025.

griffier voorzitter

De beslissing is verzonden op 19 mei 2025.