ECLI:NL:TADRARL:2025:136 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-045/AL/GLD

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2025:136
Datum uitspraak: 19-05-2025
Datum publicatie: 20-05-2025
Zaaknummer(s): 24-045/AL/GLD
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Fouten
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: Verzetbeslissing. Ter zitting heeft klager gesteld het griffierecht van € 50 bij het indienen van zijn klacht bij de deken niet te hebben betaald. De deken had zijn klacht volgens hem daarom niet mogen doorzenden aan de raad. Volgens klager had hij daarom door de voorzitter niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. Ook in de onderhavige verzetzaak dient klager volgens hem niet-ontvankelijk te worden verklaard. De raad oordeelt dat het niet voldoen van het griffierecht bij de klacht niet automatisch leidt tot niet-ontvankelijkheid. Bovendien staat in de aanbiedingsbrief van de deken dat het griffierecht is ontvangen door de deken. De voorzitter kon dus beslissen. Verzet is kosteloos, zodat klager ontvankelijk is in zijn verzet. De raad is evenwel van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen. Verzet ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 19 mei 2025

in de zaak 24-045/AL/GLD

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 25 maart 2024 op de klacht van:

klager

over

verweerder

1. Verloop van de procedure

1.1 Op 9 juni 2023 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Op 16 januari 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K 23/88 van de deken ontvangen.

1.3 Bij beslissing van 25 maart 2024 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Op 23 april 2024 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 24 maart 2025 . Daarbij waren klager en verweerder aanwezig. Verweerder werd vergezeld door mr. [V.N].

1.5 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift met bijlage .

2. VERZET

2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

- de beslissing van de voorzitter is ongegrond en niet gemotiveerd.

2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.

3. feiten en klacht

Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4. BEOORDELING

4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

4.2 Aan het begin van de zitting is door klager gesteld dat hij het naar aanleiding van het indienen van zijn klacht op 9 juni 2023 verschuldigde griffierecht van € 50 niet heeft voldaan. Dit had er naar de mening van klager in hebben moeten resulteren dat de deken zijn klacht niet aan de raad had mogen doorzenden. Klager stelt dat hij door de voorzitter niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard en ook in de onderhavige verzetzaak niet-ontvankelijk is.

4.3 Anders dan klager is de raad van oordeel dat het niet voldoen van het griffierecht niet automatisch leidt tot niet-ontvankelijkheid van de klacht. Op grond van artikel 46g lid 3 onder a. van de Advocatenwet kan (cursivering raad) een klacht niet-ontvankelijk worden verklaard indien niet is voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de klacht. Overigens leest de raad in de zogenoemde aanbiedingsbrief van de deken bij het klachtdossier dat het verschuldigde griffierecht op 17 oktober 2023 door de deken is ontvangen. Ten aanzien van het verzet wordt in het geheel geen griffierecht geheven. Klager is dus ontvankelijk in zijn verzet.

4.4 De raad is verder van oordeel dat de door klager in het verzetschrift aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De voorzitter heeft bovendien duidelijk gemotiveerd hoe tot de beslissing op de verschillende klachtonderdelen is gekomen. Daarmee hoeft in redelijkheid niet te worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is.

4.5 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING

De raad van discipline:

  • verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. J.U.M. van der Werff, voorzitter, mr. S.H.G. Swennen en mr. A.E. Mulder , leden, bijgestaan door mr. H.P.J. Meijerink als griffier en uitgesproken in het openbaar op 19 mei 2025.

Griffier Voorzitter

Verzonden op: 19 mei 2025