ECLI:NL:TAHVD:2025:92 Hof van Discipline 's Gravenhage 240320

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2025:92
Datum uitspraak: 19-05-2025
Datum publicatie: 20-05-2025
Zaaknummer(s): 240320
Onderwerp: Aanwijzing, subonderwerp: Artikel 13 Advocatenwet: aanwijzing van een advocaat
Beslissingen: Beklag
Inhoudsindicatie: Beklag betreft afwijzing verzoek ex artikel 13 Advocatenwet. Het hof oordeelt dat deze mededeling geen beslissing is die op rechtsgevolg is gericht, zodat daartegen geen beklag openstaat. Ten overvloede overweegt het hof nog dat het standpunt van de deken juist is. Nu het verzoek betrekking heeft op een procedure waarin geen bijstand of vertegenwoordiging van een advocaat is vereist, is artikel 13 Advocatenwet niet van toepassing.


Beslissing van 19 mei 2025
in de zaak 240320

naar aanleiding van het beklag van:


klaagster

tegen:

de deken

1 DE PROCEDURE

Bij de deken

1.1 Klaagster heeft op 1 november 2024 bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet.

1.2 De deken heeft bij e-mail van 4 november 2024 meegedeeld dat dit verzoek niet in behandeling wordt genomen. De deken heeft aan deze beslissing ten grondslag gelegd dat klaagster al eerder op 19 juni 2024 een verzoek om aanwijzing heeft ingediend voor dezelfde procedure en dat dit verzoek op 24 juni 2024 door de deken is afgewezen. Klaagster heeft bij haar tweede verzoek geen nieuwe feiten of omstandigheden gesteld op grond waarvan de deken tot een andere beslissing zal kunnen komen.

Bij het hof

1.3 Klaagster heeft op 6 november 2024 een beklag tegen de beslissing van de deken ingediend bij het Hof van Discipline (hierna: het hof).

1.4 Verder bevat het dossier:
- de beslissing van de deken van 24 juni 2024);
- het verweer van de deken);
- de repliek van klaagster;
- de dupliek van de deken.

1.5 Het hof heeft het verzoek in raadkamer behandeld op basis van de stukken uit het dossier.

2 DE FEITEN

Het hof stelt de volgende feiten vast.

2.1 Op 19 juni 2024 heeft klaagster met gebruikmaking van een webformulier de deken verzocht een advocaat aan te wijzen. Aan het verzoek ligt ten grondslag dat klaagster bijstand wenst van een advocaat tijdens een hoger beroepsprocedure bij de Belastingrechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda. Het bezwaar voorafgaand aan de hoger beroepsprocedure is ingesteld door mr. E, maar mr. E heeft aangegeven dat hij de belangen van klaagster niet in die procedure zal behartigen.

2.2 Bij beslissing van 24 juni 2024 heeft de deken het verzoek van klaagster afgewezen. De reden daarvoor was dat het verzoek om bijstand een procedure betreft waarin geen vertegenwoordiging van een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden. Daarbij is klaagster erop gewezen dat zij binnen zes weken beklag kan doen bij het hof als zij het niet eens is met deze beslissing.

2.3 Klaagster heeft bij e-mail van 30 oktober 2024 aan de deken gevraagd zijn beslissing te heroverwegen. Het verzoek was ook gericht aan het hof.

2.4 Het hof heeft bij e-mail van 31 oktober 2024 aan klaagster bericht dat klaagster een nieuw verzoek bij de deken van de orde van advocaten kan indienen.

2.5 Op 1 november 2024 heeft klaagster opnieuw een verzoek bij de deken ingediend.

2.6 Bij e-mail van 4 november 2025 heeft de stafjurist van de Orde van Advocaten Den Haag namens de deken aan klaagster het volgende geschreven: “ Zojuist zag ik uw webformulier van vrijdagmiddag 1 november waarin u verzoekt om aanwijzing van een advocaat. Ik zie dat uw verzoek betrekking heeft op dezelfde kwestie als uw verzoek van 19 juni 2024. De deken heeft dit verzoek afgewezen omdat zij geen advocaat kan aanwijzen voor een fiscale zaak. Reden daarvoor is dat u zich ook mag laten bijstaan door iemand die geen advocaat is. Artikel 13 Advocatenwet is daarom niet van toepassing, zoals ook uitgelegd in de beslissing van de deken van 24 juni 2024. Hetgeen u schrijft in uw nieuwe verzoek en in uw e-mail van 30 oktober 2024 maakt dit niet anders. Ik adviseer u dan ook om zelf door te zoeken naar een advocaat of fiscalist die u kan bijstaan dan wel om zelf de zitting van morgen voor te bereiden. “

3 BEKLAG EN VERWEER

Gronden van het beklag

3.1 Klaagster voert – kort gezegd – het volgende aan.
• Klaagster heeft eerst zelf geprobeerd juridische bijstand te vinden. Aanvankelijk toonde
mr. M. de C zich bereid om de zaak van klaagster over te nemen, maar klaagster heeft verder geen reactie meer van de advocaat ontvangen;
• Klaagster verkeert in een uiterst kwetsbare positie zonder juridische ondersteuning;
• De zaak van klaagster is complex en klaagster ziet zich geconfronteerd met een naderende deadline.

3.2 In repliek voert klaagster - kort gezegd - het volgende aan.
• De zaak van klaagster met betrekking tot de Belastingdienst betreft complexe belastingrechtelijke en juridische kwesties die klaagster als leek niet zelfstandig kan behandelen. Door de nalatigheid van een eerdere advocaat is de zaak van klaagster aanzienlijk gecompliceerder geworden;
• De unieke persoonlijke omstandigheden van klaagster zoals de taalbarrière en gebrek aan juridische expertise noodzaken bijstand van een advocaat voor klaagster;
• Als gevolg van uitzonderlijke omstandigheden heeft klaagster geen bezwaar (beklag) ingediend tegen de afwijzende beslissing van de deken van 24 juni 2024;
• Klaagster had een problematische ervaring met eerdere juridische bijstand van een advocaat;
• Het ontbreken van juridische bijstand heeft voor klaagster grote gevolgen en hierdoor worden haar rechten niet adequaat beschermd;
• De e-mail van de deken van 4 november 2024 beïnvloedt direct klaagsters toegang tot juridische bijstand en dient daarom te worden behandeld als een beslissing met rechtsgevolg.

Verweer

3.3 De deken stelt zich allereerst op het standpunt dat de e-mail van 4 november 2024 niet kan worden gezien als een beschikking waartegen beklag openstaat en dat klaagster daarom niet-ontvankelijk verklaard moet worden. Subsidiair verzoekt de deken het beklag ongegrond te verklaren aangezien de procedure beroep tegen de beslissing op bezwaar tegen de belastingaanslag van klaagster betreft. Dit betreft een fiscale procedure waarin vertegenwoordiging door een advocaat niet verplicht is en bijstand ook door een ander dan een advocaat kan geschieden. Derhalve is artikel 13 Advocatenwet niet van toepassing, aldus de deken.


4 BEOORDELING

toetsingskader

4.1 Op grond van artikel 13 Advocatenwet kan een rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bij te staan in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, zich wenden tot de deken met het verzoek een advocaat aan te wijzen. De deken kan een verzoek op grond van dit artikel alleen wegens gegronde redenen afwijzen. Een dergelijke reden kan onder meer bestaan indien de door klager gewenste procedure geen verplichte procesvertegenwoordiging kent, of indien de procedure geen redelijke kans van slagen heeft.

ontvankelijkheid

4.2 Bij beslissing van 24 juni 2024 heeft de deken het verzoek van 19 juni 2024 om aanwijzing van een advocaat geweigerd. Artikel 13 lid 3 Advocatenwet bepaalt dat binnen zes weken na bekendmaking van de beslissing houdende afwijzing van het verzoek, klager beklag kan doen bij het hof. Klaagster heeft deze termijn ongebruikt laten verlopen.

4.3 De deken heeft in haar e-mail van 4 november 2024 klaagster meegedeeld dat het herhaalde verzoek van 1 november 2024 tot aanwijzing van een advocaat – onder verwijzing naar de eerdere beslissing – niet leidt tot een andere beslissing. Het hof overweegt dat deze mededeling geen beslissing is die op rechtsgevolg is gericht, zodat daartegen geen beklag openstaat (zie ook Hof van Discipline 1 juli 2024, ECLI:NL:TAHVD:2024:197).

4.4 Dit zou anders zijn wanneer het om een nieuw verzoek in een andere kwestie zou gaan dan waarop al is beslist, maar dit is niet gesteld of gebleken.

4.5 Het beklag tegen de door de deken gedane feitelijke mededeling zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard.

4.6 Ten overvloede overweegt het hof nog dat het standpunt van de deken juist is. Nu het verzoek betrekking heeft op een procedure waarin geen bijstand of vertegenwoordiging van een advocaat is vereist is artikel 13 Advocatenwet niet van toepassing. Dat het in dit geval om een fiscale procedure gaat die door klaagster als complex wordt ervaren kan daaraan niet afdoen.


5 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

verklaart het beklag van klaagster niet ontvankelijk.

Deze beslissing is gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. P.J.G. van den Boom en
B.J.R. van Tongeren, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Land-Smorenburg, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 mei 2025.

griffier voorzitter

De beslissing is verzonden op 19 mei 2025.