ECLI:NL:TADRARL:2025:139 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 25-244/AL/GLD
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2025:139 |
---|---|
Datum uitspraak: | 19-05-2025 |
Datum publicatie: | 20-05-2025 |
Zaaknummer(s): | 25-244/AL/GLD |
Onderwerp: | Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening |
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Klacht over de bijstand van de eigen advocaat in een artikel 12 Sv procedure bij gebrek aan feitelijke onderbouwing kennelijk ongegrond. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 19 mei 2025
in de zaak 25-244 /AL/GLD
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over
verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief met bijlagen volgens de inventarislijst van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) van 10 april 2025 met kenmerk K 24/114 . Ook heeft de voorzitter kennisgenomen van de e-mail 25 april 2025, met bijlage, van klager.
1. FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Op 25 oktober 2022 heeft klager bij de politie aangifte gedaan van mishandeling op 18 oktober 2022 door de heer W.
1.2 De politie en, vervolgens, de officier van justitie hebben beslist om de heer W niet te vervolgens wegens, zakelijk weergegeven, onvoldoende bewijs voor de door klager gestelde mishandeling.
1.3 Op 11 januari 2023 heeft klager bij het gerechtshof beklag tegen de beslissing om niet te vervolgen ingediend op grond van artikel 12 Wetboek van Strafvordering.
1.4 In februari 2023 heeft klager via whatsapp de bijstand van verweerster gevraagd.
1.5 Op 20 juni 2023 heeft het openbaar ministerie verweer gevoerd in de artikel 12-procedure.
1.6 Op 10 juli 2023 heeft het gerechtshof klager opgeroepen voor de behandeling van de zaak.
1.7 Op 12 september 2023 heeft de Raad voor Rechtsbijstand de aanvankelijk afgewezen toevoegingsaanvraag alsnog toegewezen en ten behoeve van klager een toevoeging verleend.
1.8 Op 15 september 2023 heeft klager de brief met de oproep naar verweerster doorgestuurd.
1.9 De mondelinge behandeling in de artikel 12-zaak heeft op 4 oktober 2023 plaatsgevonden. Klager en verweerster waren daarbij aanwezig. Op 4 oktober 2023 heeft klager verweerster via e-mail bedankt voor haar bijstand eerder die dag.
1.10 Bij beschikking van 18 oktober 2023 heeft het gerechtshof het beklag afgewezen.
1.11 Op 7 november 2023 heeft verweerster de beschikking naar klager gestuurd.
1.12 Klager heeft verweerster op 12 november 2023 laten weten dat hij het met de beslissing van het gerechtshof niet eens is. Verweerster heeft op 13 november om 7.34 uur als volgt geantwoord:
“Zullen wij deze week een balafspraak inplannen om de uitspraak nogmaals te bespreken? Ik heb u er al over gesproken. Maar ik zal u nogmaals vandaag proberen te bellen. U mag mij ook bellen. In de Raadkamer worden nooit de beklaagde en de klager tegelijk uitgenodigd. Dit gaat anders dan een strafzitting. De aangifte was wel duidelijk, alleen ziet het gerechtshof onvoldoende bewijs in wat er precies gebeurd is. Omdat de deurwaarder, dat is degene tegen wie u aangifte deed, een ander verhaal heeft. Dat u letsel had, staat wat mij betreft wel vast, alleen dat het door de mishandeling is ontstaan is geen bewijs van (camerabeelden, directe getuigen etc.). Ik heb dat reeds voor de art. 12 Sv met u besproken. De kans van slagen ook dat ik deze als nihil/klein heb ingeschat. Ik kan derhalve helaas niets meer voor u doen in deze strafzaak. Wellicht is het beter voor u om de zaak te laten rusten. Soms is helaas wat feitelijk is gebeurd, niet altijd te bewijzen . In het strafrecht gelden strenge regels. Dit betekent niet dat het niet gebeurd is. Dit hebben wij reeds besproken. Ik hoop dat u hiermee verder kunt.”
1.13 Uit de reacties van klager van 13 en 15 november 2023 blijkt dat hij zich niet kan vinden in de uitspraak van het gerechtshof en dat het zijn wens is dat er iets wordt gedaan tegen de heer W.
1.14 Op 16 november 2023 heeft verweerster het volgende aan klager geschreven:
“Uw email ontving ik in goede orde. Dat kan ik helaas niet doen, omdat dat simpelweg helaas niet mogelijk is. Het gerechtshof nog om handelingen verzoeken. Het gerechtshof bepaalt of iemand wordt gehoord in de raadkamer. Dat is in uw zaak niet besloten, dat mag het gerechtshof doen. Niet iedereen wordt gehoord, dat gebeurt enkel als het hof daartoe aanleiding ziet. De procedure bij het gerechtshof is geëindigd met het arrest. U heeft er alles uitgehaald wat er in zit. Het spijt mij u niet anders te kunnen berichten. U kunt mij altijd bellen voor uitleg hierover.”
1.15 Bij e-mails van 22 november 2023 van 18.44 en 20.18 uur heeft klager nogmaals zijn ongenoegen kenbaar gemaakt over de uitkomst van de zaak. Hij heeft verweerster gevraagd om medewerking aan het identificeren van W als misdadiger Verweerster heeft om 22.23 uur als volgt geantwoord:
“De zaak is geëindigd met de uitspraak. Wij hebben dat uitvoerig besproken. indien u nieuwe dingen wenst, dan staat het u vrij om daar andere rechtsbijstand voor in te schakelen . Ik zal dat helaas niet kunnen oppakken. U heeft het ook over een 'moordenaar', dat kan ik ook niet plaatsen. Mocht u nog vragen hebben, dan verneem deze graag.”
1.16 In e-mails van 23 november 2023, 11 december 2023 en 17 december 2023 heeft klager aan verweerster laten weten dat W gestraft moet worden. Hij heeft verweerster gevraagd dat te verwezenlijken.
1.17 Op 11 december 2023 heeft verweerster het volgende aan klager geschreven:
“Wij hebben uitvoerig besproken, dat ik met de Raad voor Rechtsbijstand had gebeld en toch nog een toevoeging voor u had verkregen en u dus toch nog bij kon staan. Daarna heb ik nog een toelichting aan het gerechtshof gegeven op het reeds door u ingediende klaagschrift. Wij hebben hierover gemaild, gebeld en geappt. Ik laat u nogmaals weten dat ik u met uw vragen na de uitspraak, niet verder kan helpen.
U heeft na de zitting en afloop van de zaak een nieuw verzoek, over de beklaagde. Ik heb u reeds meerdere malen uitgelegd, dat de politie de beklaagde heeft geïdentificeerd, reeds bij zijn tegenaangifte. U heeft ook het complete dossier ontvangen waaruit u dat kunt afleiden. De beklaagde komt in een artikel 12 Sv procedure niet tegelijk met u op zitting, deze zitting heet de Raadkamer. Wij bespraken reed uitvoerig dat een art. 12 Sv procedure heel anders werkt dan 'een gewone politierechterzitting'. Het gerechtshof bepaalt of de beklaagde überhaupt moet verschijnen en dat gebeurt meestal apart. Deze zaak is geëindigd na de uitspraak, de beklaagde hoefde niet in de raadkamer te verschijnen. Daar kunt u niets tegen doen. Er bestaat geen hoger beroep in dit soort zaken. Ik zie ook niet in wat u verder nog zou kunnen doen in deze zaak. Wij hebben besproken dat u er mijns inziens alles aan heeft gedaan. Ik heb u van te voren aangeven dat de kans van slagen -met wat er ligt- zeer klein is, tenzij er nog iets nieuws op de proppen zou komen. Dat laatste lag niet in de verwachting. Ik heb u daarom een negatief procesadvies gegeven, omdat ik van te voren heb aangegeven dat u niet zou bereiken wat graag wilde. Namelijk dat de deurwaarder vervolgd en veroordeelde zou worden voor mishandeling. Dus het zou niet het resultaat opleveren dat u wenst. Daar heb ik u van te voren een reel advies in gegeven. U wilde het toch graag doorzetten en u wist dat het weinig kans van slagen had. U gaf aan dat u dit begreep, maar dat u het toch wilde doorzetten om het toch te hebben geprobeerd. Dat is gebeurt. Ik heb u ook van te voren aangeven dat na de art. 12 Sv er geen mogelijkheden meer zijn. Indien u dit wenst, kunt u een andere advocaat inschakelen.”
1.18 Op 3 oktober 2024 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.
2. KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Volgens klager is verweerster tekortgeschoten in haar bijstand aan klager in de artikel 12-procedure. Als gevolg daarvan is klager benadeeld. Ter toelichting op zijn klacht stelt klager het navolgende.
2.2 Klager heeft verweerster gevraagd om bijstand, maar verweerster gedroeg zich achterdochtig. Het intakegesprek met verweerster vond telefonisch plaats, niet bij verweerster op kantoor.
2.3 In tegenstelling tot informatie uit de oproepbrief van het gerechtshof, waren tijdens de zitting toehoorders aanwezig. W was echter niet aanwezig. Verweerster heeft hierop niet ingegrepen.
2.4 Verweerster heeft geen stukken opgevraagd bij het gerechtshof en haar pleitnota was niet gericht op het laten berechten van W.
2.4 Klager heeft verweerster na ontvangst van de beslissing van het gerechtshof gevraagd om de zaak ter herroepen. Zij is daar echter niet toe bereid.
3. VERWEER
3.1 Verweerster heeft aangevoerd dat zij zich heeft ingezet voor de belangen van klager. Zij heeft hem veelvuldig en adequaat geïnformeerd over de inhoud van de zaak en de vermoedelijke uitkomst, de zitting bij en de uitspraak van het gerechtshof. Verweerster heeft klager uitgelegd dat de zaak na de uitspraak van het gerechtshof niet heropend kon worden.
3.2 Verweerster heeft verder aangevoerd dat zij bij het gerechtshof het dossier heeft opgevraagd en dat zij, voor de mondelinge behandeling, een nadere onderbouwing van het beklag heeft ingediend, met bijlagen.
4. BEOORDELING
Maatstaf
4.1 Deze klacht gaat over de kwaliteit van de dienstverlening van de advocaat. Er is pas sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen als de kwaliteit duidelijk onder de maat is geweest. De tuchtrechter houdt bij de beoordeling rekening met de vrijheid die een advocaat heeft bij de wijze waarop hij een zaak behandelt. Ook houdt de tuchtrechter rekening met de keuzes waar een advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Die (keuze)vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door bepaalde eisen die aan het werk van de advocaat worden gesteld. Als algemene professionele standaard geldt dat de advocaat te werk moet gaan zoals van een redelijk bekwame en redelijk handelende beroepsgenoot mag worden verwacht.
Beoordeling
4.2 De voorzitter heeft geen grond om aan te nemen dat verweerster is tekortgeschoten in haar bijstand aan klager. Klager heeft zijn klacht onvoldoende feitelijk onderbouwd en deze is daarom kennelijk ongegrond. De voorzitter licht dit oordeel als volgt toe.
4.3 Als onbetwist staat vast dat verweerster voor klager een toevoeging heeft aangevraagd en dat deze uiteindelijk is toegekend. Verweerster heeft het beklagschrift van klager aangevuld en nader onderbouwd. Verweerster heeft klager bijstand verleend tijdens de zitting bij het gerechtshof. In zoverre is verweerster niet tekortgeschoten in haar bijstand aan klager.
4.4 Het verwijt van klager dat verweerster geen dossier heeft opgevraagd is door verweerster betwist. Gelet hierop kan de voorzitter de juistheid van het verwijt niet vaststellen, klager heeft het onvoldoende feitelijk onderbouwd.
4.5 Uit de oproepbrief blijkt dat het beklag op een raadkamerzitting met gesloten deuren zou worden behandeld. Klager stelt dat er desondanks toehoorders aanwezig waren en dat verweerster zich hiertegen niet heeft verzet. Een en ander wordt door verweerster niet betwist. Naar het oordeel van de voorzitter levert zulks echter geen tekortkoming in de bijstand aan klager op. De aanwezigheid van enkele toehoorders, aan wie mogelijk door het gerechtshof bijzondere toegang was verleend, heeft immers geen enkel effect op de uitkomst van de zaak.
4.6 Uit de stellingen van klager blijkt dat hij verwachtte dat W bij de zitting aanwezig zou zijn en zou worden berecht. Dit berust op een onjuiste verwachting over de aard en uitkomst van de artikel 12-procedure. De voorzitter heeft geen grond om aan te nemen dat het ontstaan van die onjuiste verwachting te wijten is aan verweerster, omdat zij klager op dit punt onvoldoende zou hebben voorgelicht. In dat verband verwijst de voorzitter ook naar de oproepingsbrief van het gerechtshof, waarin staat vermeld: “Het is mogelijk dat voor deze behandeling ook een oproeping zal worden gezonden aan de beklaagde(n).” Reeds hieruit volgt dat het geen gegeven is dat W bij de zitting aanwezig zou zijn.
4.7 Klager verwijt verweerster dat haar pleitnota niet gericht op het laten berechten van W. Met dit verwijt heeft klager miskend dat de artikel 12-procedure ook niet is gericht op berechting van W, maar over het herzien van de beslissing om W niet strafrechtelijk te vervolgen naar aanleiding van de aangifte van klager.
4.8 Met de beslissing van het gerechtshof is de kwestie tot een einde gekomen; er staat geen rechtsmiddel open. Van verweerster kan niet worden verlangd dat zij voor klager een niet bestaande procedure tot herroeping van de beslissing van het gerechtshof instelt. Ook op dit punt is verweerster niet tekortgeschoten.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. M.H. van der Lecq , plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken in het openbaar op 19 mei 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 19 mei 2025