ECLI:NL:TGDKG:2025:39 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/753672 / DW RK 24/252 EV/SM
ECLI: | ECLI:NL:TGDKG:2025:39 |
---|---|
Datum uitspraak: | 12-05-2025 |
Datum publicatie: | 15-05-2025 |
Zaaknummer(s): | C/13/753672 / DW RK 24/252 EV/SM |
Onderwerp: | Ambtshandelingen (art. 2 Gdw) |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Beslissing op verzet. Klager heeft zich er over beklaagd dat de gerechtsdeurwaarder executiemaatregelen uitvoert terwijl hij geen actueel overzicht van de vermeende vordering(en) kan overleggen. Daarvan is echter geen sprake geweest. De kamer sluit zich (daarom) aan bij beoordeling van de inleidende klacht en verklaart het verzet ongegrond. |
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 12 mei 2025 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 25 juni 2024 met zaaknummer C/13/743728 / DW RK 23/460 LvB/SM en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/753672 / DW RK 24/252 EV/SM ingesteld door:
[ ],
wonende te [ ],
klager,
tegen:
[ ],
gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagde.
1. Ontstaan en verloop van de procedure
Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 14 december 2023, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift met bijlagen, ingekomen op 15 maart 2024, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 25 juni 2024 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Een afschrift van de beslissing van de voorzitter is bij brief van diezelfde datum aan klager toegezonden. Bij e-mail, ingekomen op 2 juli 2024, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 24 maart 2025. Daarbij zijn klager, zijn partner en de gerechtsdeurwaarder verschenen. De uitspraak is bepaald op 12 mei 2025.
2. De ontvankelijkheid van het verzet
Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.
3. De feiten
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
- De gerechtsdeurwaarder is belast met de tenuitvoerlegging van een vonnis van 11 juni 2019 tegen meerdere gedaagden, waaronder klager.
- Bij e-mail van 6 november 2023 heeft klager een verzoek (ter retournering van roerende zaken) bij de gerechtsdeurwaarder neergelegd.
- Bij e-mail van 20 november 2023 heeft klager aandacht gevraagd voor de e-mail van 6 november 2023.
- Bij e-mail van 28 november 2023 heeft de gerechtsdeurwaarder bericht het verzoek van klager doorgestuurd te hebben naar zijn opdrachtgever.
- Bij e-mail van 29 november 2023 heeft de gerechtsdeurwaarder klager medegedeeld dat de opdrachtgever niet akkoord gaat met het opheffen van het beslag, omdat de opdrachtgever nog diverse vorderingen op klager zou hebben.
- Bij e-mail van 30 november 2023 heeft klager betwist dat de opdrachtgever vorderingen op hem heeft. Klager verzocht (tevens) om onderbouwing van de vordering, alsmede van de kosten en opbrengsten.
- Bij e-mail van 12 december 2023 heeft de gerechtsdeurwaarder aan klager kenbaar gemaakt het verzoek van klager te hebben doorgestuurd naar zijn opdrachtgever.
- Op 14 december 2023 heeft klager een klacht bij deze kamer ingediend.
- Bij e-mail van 22 december 2023 heeft de gerechtsdeurwaarder aan klager een door de opdrachtgever opgesteld overzicht toegestuurd.
- Bij brief van 23 december 2023 heeft klager aangegeven dat hij een overzicht verwachtte van de gerechtsdeurwaarder.
- Bij e-mail van 11 januari 2024 heeft de gerechtsdeurwaarder een specificatie aan klager toegezonden.
4. De oorspronkelijke klacht
Klager beklaagt zich er over dat de gerechtsdeurwaarder executiemaatregelen uitvoert terwijl hij geen actueel overzicht van de vermeende actuele vordering(en) kan overleggen.
5. De beslissing van de voorzitter
5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:
4.1 Gerechtsdeurwaarders zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar ders wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.
4.2 Daarvan is geen sprake. Eerst bij e-mail van 22 december 2023 heeft de gerechtsdeurwaarder inzage verschaft in de openstaande vordering. Nadat klager heeft aangegeven een specificatie te ontvangen die is opgemaakt door de gerechtsdeurwaarder, in plaats van de opdrachtgever, heeft de gerechtsdeurwaarder hieraan voldaan bij e-mail van 11 januari 2024.
4.3 Gelet op het chronologische verloop, als opgenomen onder de feiten en omstandigheden, had klager er goed aan gedaan om niet direct twee dagen na het bericht van 12 december 2023 een klacht in te dienen. Het recht daartoe blijft onverminderd overeind. Maar afgaand op de door de gerechtsdeurwaarder overgelegde stukken lijkt hetgeen waar klager zich over beklaagt geen stand meer te houden. Dit brengt met zich mee dat van enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen op dit punt niet is gebleken.
4.4 Ten overvloede overweegt de voorzitter dat het feit dat de gerechtsdeurwaarder executie maatregelen uitvoert toegeschreven moet worden aan de ministerieplicht waartoe hij is gehouden. Voor zover klager met de gerechtsdeurwaarder van mening verschilt over het bestaan van de vordering, zal klager zich moeten wenden tot de gewone rechter. Het ligt niet op de weg van de tuchtrechter op de inhoudelijke beoordeling van dit geschil in te gaan.
5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.
6. De gronden van het verzet
In verzet heeft klager aangevoerd dat de klacht nadrukkelijk ziet op de volgorde van handelen van de gerechtsdeurwaarder. De gerechtsdeurwaarder had niet mogen overgaan tot het nemen van executiemaatregelen voordat hij een actueel overzicht van de vordering kon aanleveren (aan klager).
7. De beoordeling van de gronden van het verzet
7.1 De kamer overweegt als volgt. Dat de toepassing van een executiehandeling gepaard gaat met een actueel overzicht van de op dat moment openstaande vordering staat hier niet ter discussie. Dit moet er immers voor zorgen dat de debiteur niet geconfronteerd wordt met een onjuiste vordering nadat hij (bijvoorbeeld) betalingen heeft verricht waarvan de gerechtsdeurwaarder geen kennis heeft genomen. Bepaling van de actuele vordering zal dus mede tot stand komen door navraag te doen bij de opdrachtgever. Daarvan is in vaste jurisprudentie[1] uitgemaakt dat de gerechtsdeurwaarder mag afgaan op de informatie die hij krijgt van zijn opdrachtgever en het dus niet op zijn weg ligt om een uitvoerig onderzoek te doen.
7.2 Van belang voor de beoordeling is dat de executiehandelingen (lees: de beslagen) uit hoofde van voornoemd vonnis (van 11 juni 2019) zijn verricht in de jaren 2019 tot en met 2021. In dat verband heeft de gerechtsdeurwaarder aangevoerd dat elke executiehandeling steeds gepaard is gegaan met een proces-verbaal van de (gespecifieerde) vordering. Klager heeft dit niet betwist. De laatste twee jaren voorafgaand aan onderhavige klacht hebben er geen executiehandelingen plaatsgevonden en heeft klager dus niet via die weg informatie over de actuele vordering ontvangen. Klager verkeert kennelijk in de onjuiste veronderstelling – zo maakt de kamer op – dat de periodieke stuitingshandelingen die door (een collega van) de gerechtsdeurwaarder zijn verricht executiemaatregelen betreffen en dus eerst ingeleid moeten worden met een actueel overzicht. De stuiting van een vordering is geen executiemaatregel.
7.3 Voor het overige ter zitting aangevoerd, sluit de kamer zich aan bij beoordeling van de inleidende klacht. Naar het oordeel van de kamer heeft de voorzitter de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer tot een andere beslissing komt. Het door klager ter zitting aangevoerde maken dit niet anders.
7.4 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.
BESLISSING:
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. A.E. de Vos, plaatsvervangend-voorzitter, mr. B. Brokkaar en mr. H.A. Roos, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 mei 2025, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.
[1] ECLI:NL:TGDKG:2014:232