ECLI:NL:TGZRZWO:2025:56 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2024/7231
ECLI: | ECLI:NL:TGZRZWO:2025:56 |
---|---|
Datum uitspraak: | 09-05-2025 |
Datum publicatie: | 13-05-2025 |
Zaaknummer(s): | Z2024/7231 |
Onderwerp: | Schending beroepsgeheim |
Beslissingen: | Gegrond, berisping |
Inhoudsindicatie: | Klacht deels gegrond, maatregel berisping. Klacht tegen huisarts. Klaagster verwijt de huisarts subjectieve, niet-onderbouwde informatie over klaagster te hebben gegeven, die is terechtgekomen in een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming. Het college oordeelt dat de huisarts haar beroepsgeheim heeft geschonden, ongefundeerde en suggestieve informatie over klaagster heeft verstrekt en verstrekte schriftelijke informatie onvoldoende objectief heeft geformuleerd. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
ZWOLLE
Beslissing van 9 mei 2025 op de klacht van:
A,
wonende in B,
klaagster,
tegen
C,
huisarts,
destijds werkzaam in B,
verweerster, hierna ook: de huisarts.
1. De zaak in het kort
1.1 Klaagster is moeder van twee kinderen. Klaagster en de vader van de kinderen
(hierna: de vader) zijn verwikkeld in een echtscheidingsprocedure. De huisarts van
de vader (verweerster) heeft schriftelijke informatie verstrekt die door de vader
in de echtscheidingsprocedure is ingediend. Ook heeft de huisarts in het kader van
een raadsonderzoek informatie verstrekt aan de Raad voor de Kinderbescherming (verder:
de Raad). Klaagster stelt dat de huisarts met de gegeven informatie over klaagster
haar beroepsgeheim heeft geschonden. Ook meent klaagster dat de huisarts de vader
en een zwager van klaagster heeft aangezet tot het doen van een valse anonieme melding
bij Veilig Thuis. Bovendien stelt klaagster dat de huisarts zich zeer onprofessioneel
heeft gedragen door haar eigen emoties en gedragingen in de rapportages te benoemen.
De huisarts is van mening dat zij zorgvuldig gehandeld heeft en dat de klacht ongegrond
is.
1.2 Het college komt tot het oordeel dat de huisarts tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld en de klacht gegrond is. Hierna licht het college dat toe.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 27 mei 2024;
- het verweerschrift, ontvangen op 7 augustus 2024;
- de brief van klaagster inhoudende het veroek tot behandeling achter gesloten deuren, ontvangen op 22 oktober 2024;
- de brief van klaagster en een aanvullend bewijsstuk, ontvangen op 5 november 2024;
- twee pagina’s uit het raadsrapport van 29 maart 2024 ingediend door klaagster, ontvangen
op 6 november 2024.
2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris
van het college met elkaar in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben
zij geen gebruik gemaakt.
De zaak is behandeld op de zitting van 28 maart 2025. Klaagster heeft ten aanzien
van haar gedane verzoek om de zaak achter gesloten deuren te behandelen, ter zitting
aangegeven dat daartoe geen noodzaak meer was. De behandeling heeft vervolgens in
het openbaar plaatsgevonden. Zowel klaagster als verweerster is verschenen. De partijen
hebben hun standpunten mondeling toegelicht. Klaagster heeft haar pleitnotitie voorgelezen
en aan het college en de andere partij overhandigd.
3. De feiten
3.1 Klaagster is moeder van twee kinderen. Klaagster en de vader van de kinderen zijn verwikkeld in een echtscheidingsprocedure.
3.2 Verweerster is de huisarts van de vader. De huisarts heeft geen behandelrelatie met klaagster en zij hebben elkaar niet eerder ontmoet of gesproken.
3.3 Klaagster ontving voorafgaand aan een zitting in de echtscheidingsprocedure een door de huisarts van de vader opgestelde brief van 12 juni 2023, die namens de vader was ingediend bij de rechtbank. In deze brief stond onder meer (alle citaten opgenomen voor zover relevant, inclusief eventuele taal- en spellingsfouten):
“Is sinds september 2021 dakloos, logeerde periode bij zijn broer. Verblijft sinds maart 2023 op de D, alwaar ik hem 1 a 2x per week spreek. Alle contacten zie ik ene rustige en reëele man, die zijn emoties goed kan beheersen (…). Tevens woont zijn ex met hun kinderen op steenworp afstand van de D. Ze heeft een camera geplaatst bij haar deur gericht op de zandhopen van de verbouwingen, die zich op het terrein van de D begeven. Daar laat ze haar kinderen spelen. Eerlijk gezegd denk ik dat ik zelf onder deze omstandigheden al een keer mijn emoties hun beloop had gelaten.”
3.4 In november 2023 sprak de huisarts met de vader en diens broer over de veiligheid en het welzijn van de kinderen. De huisarts heeft toen de mogelijkheid besproken om een anonieme melding bij Veilig Thuis te doen.
3.5 In een procedure over een omgangsregeling, heeft de rechtbank de Raad verzocht
om een onderzoek in te stellen en advies uit te brengen. Tijdens het raadsonderzoek
heeft de Raad de huisarts zowel telefonisch als per e-mail voor informatie benaderd.
3.6 De huisarts heeft op 25 februari 2024 verslag van haar bevindingen gedaan en
deelde deze na haar nadere fiattering op 27 februari 2024 met de Raad. In het verslag schreef zij onder andere:
“Het verbaast de huisarts, en zij heeft alle documenten van vader mogen inzien, dat
er niets wordt vermeld of dat er niet wordt gesproken over de psychiatrische voorgeschiedenis
van de moeder, want ook dat is bepalend voor de omgeving waarin de kinderen opgroeien
en de betrouwbaarheid van de gegevens die moeder deelt over vader.
Regio E is niet groot, en de huisarts heeft ook een periode bij F gewerkt. Voor
de huisarts is de naam van moeder en de naam van haar familie niet onbekend.”
4. De klacht en de reactie van de huisarts
4.1 Klaagster verwijt de huisarts dat zij:
- haar beroepsgeheim op meerdere vlakken heeft geschonden door het verstrekken van informatie over klaagster in zowel de brief van 12 juni 2023 als in het verslag van 25 februari 2024;
- de vader en zijn broer heeft aangezet tot het doen van een valse anonieme melding bij Veilig Thuis;
- zich onprofessioneel heeft uitgelaten in haar rapportages door haar eigen emoties en gedragingen te benoemen.
4.2 De huisarts heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren. Zij stelt dat zij geen medische informatie over klaagster of haar familie heeft gedeeld, waardoor er geen sprake is van een schending van haar beroepsgeheim. De zin in het verslag over haar verbazing dat er ‘niets wordt vermeld of dat er niet wordt gesproken over de psychiatrische voorgeschiedenis van klaagster’, was neutraal bedoeld en niet als feit. Achteraf bezien had de bewoording ‘eventuele psychiatrische voorgeschiedenis’ de lading beter gedekt. De zin dat ‘[..] de huisarts heeft ook een periode bij F gewerkt. Voor huisarts is de naam van moeder en de naam van haar familie niet onbekend’, zou zij achteraf bezien niet meer hebben toegevoegd aan het verslag. De zin is suggestief en kan als onaangenaam worden opgevat, maar er wordt niet gezegd dat er sprake is van een behandelrelatie op grond waarvan de huisarts de naam van klaagster en haar familie zou kennen. Daarnaast heeft zij wel gewezen op de mogelijkheid om anoniem een melding te doen bij Veilig Thuis maar heeft zij hiervoor geen opdracht gegeven. Tot slot stelt de huisarts dat het beschrijven van haar eigen emoties en gevoelens onontkoombaar is voor het het geven van context en het omschrijven van iemands gedrag. Dit doet niet af aan haar professionaliteit.
4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
De criteria voor de beoordeling
5.1 De vraag is of de huisarts de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht
worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende huisarts.
Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen
en andere professionele standaarden. Dat een zorgverlener beter anders had kunnen
handelen is niet altijd genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt. Verder geldt het
uitgangspunt dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun
eigen handelen.
Klachtonderdelen a) schending beroepsgeheim en c) het zich onprofessioneel uitlaten
in rapportages door haar eigen emoties en gedragingen te benoemen
5.2 Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke bespreking.
5.3 Met klaagster is het college van oordeel dat ten aanzien van deze klachtonderdelen
sprake is van onzorgvuldig handelen.
5.4 Het uitgangspunt is dat iedereen die in de gezondheidszorg werkzaam is een beroepsgeheim heeft (o.a. op grond van art. 7:457 BW). Voor de patiënt zelf is het belang daarvan gelegen in het recht op bescherming van diens privacy. Hoewel klaagster in de onderhavige zaak geen patiënt is van de huisarts, noch ooit patiënt van de huisarts is geweest, valt de informatie die de huisarts heeft opgenomen over klaagster en haar familie in haar schrijven aan de Raad, hetwelk voortvloeit uit haar werkzaamheden bij F, wel degelijk onder haar beroepsgeheim. Haar uitlatingen ter zake zijn dan ook te kwalificeren als een schending van dat beroepsgeheim.
5.5 Klaagster verwijt het de huisarts tevens dat zij de privacy van klaagster heeft geschonden door suggestieve en ongefundeerde uitlatingen te doen over haar persoon. Het feit dat klaagster geen patiënt was of is geweest van de huisarts, neemt dan niet weg dat de huisarts met de door haar gedane uitlatingen [zie r.o. 3.3 en 3.6] de privacy van klaagster heeft geschonden en onzorgvuldig heeft gehandeld door ongefundeerde en niet-objectieve informatie te delen in zowel de brief aan de vader als het schrijven naar de Raad. De huisarts heeft daarmee volgens klaagster gehandeld in strijd met de KNMG Richtlijn Omgaan met medische gegevens (versie januari 2024), alsmede de KNMG Meldcode Kindermishandeling en huiselijk geweld (versie november 2023).
5.6 Ter zitting heeft de huisarts ten aanzien van de door haar opgestelde brief aangegeven dat de vader de huisarts had benaderd met het verzoek per brief informatie te verstrekken in het kader van een lopende rechterlijke procedure ten behoeve van een omgangsregeling. De vader zou in die procedure beoordeeld worden op mogelijkheden om weer contact met de kinderen te hebben. De huisarts stelde ter zitting dat haar motief bij het opstellen van de brief was dat vader omgang onder voorwaarden zou krijgen. Zij wilde hem een kans geven om uit het negatieve daglicht te komen, omdat zij meermaals een rustige kalme man zag. De huisarts was op de hoogte van het feit dat hetgeen zij op schrift stelde, ingebracht zou worden in een rechterlijke procedure. Zij erkent terugkijkend dat zij bepaalde zinnen uit de brief had moeten schrappen. Het college is van oordeel dat een deel van de uitlatingen van de huisarts in de betreffende brief over vader onvoldoende objectief zijn geformuleerd. Zo heeft de huisarts in dat stuk geschreven “Eerlijk gezegd denk ik dat ik zelf onder deze omstandigheden al een keer mijn emoties hun beloop had gelaten” en heeft zij voorts suggestieve uitlatingen over klaagster gedaan.
5.7 Ten aanzien van het verslag dat de huisarts heeft opgesteld voor de Raad heeft de huisarts ter zitting aangegeven dat zij per e-mail en telefonisch is benaderd door de Raad. Daarbij is de huisarts verteld dat de Raad onderzoek deed en werd de huisarts verzocht om een omschrijving van de situatie aangaande de veiligheid van de kinderen. De huisarts heeft een schriftelijk antwoord opgesteld, waarna er mondeling contact met de Raad is geweest. Naar aanleiding van dat contact heeft de huisarts een aantal aanpassingen gedaan zodat het een meer juridisch verhaal werd, aldus de huisarts. Ter zitting heeft de huisarts aangegeven dat zij bij haar uitlatingen over de psychiatrische voorgeschiedenis van klaagster het woord ‘eventuele’ had moeten toevoegen om het neutraler te moeten verwoorden. Zij had hier vermelding van gedaan op basis van schriftelijke informatie die de vader haar had laten zien. De huisarts erkent dat het lastig is te beoordelen of het stukken betroffen die feitelijk kwamen van de organisatie die erop stond vermeld. Ten aanzien van de passage dat de huisarts ook een periode bij F heeft gewerkt en de naam van klaagster en haar familie de huisarts daar niet onbekend zijn, heeft zij ter zitting aangegeven dat het erg ‘onhandig’ was dat zij deze informatie in het schrijven aan de Raad heeft opgenomen.
5.8 Het college volgt klaagster in haar standpunt dat de huisarts ongefundeerde en suggestieve informatie over klaagster en haar familie heeft opgenomen in haar schrijven naar de Raad. De huisarts heeft daarmee gehandeld in strijd met de KNMG Meldcode Kindermishandeling en huiselijk geweld (versie november 2023) en het bijbehorende Stappenplan, in het bijzonder stap 4. De huisarts heeft ook geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid deze informatie te corrigeren alvorens het verslag te fiatteren, ondanks dat een dergelijke correctie wel was aangewezen. De huisarts had zich bovendien moeten realiseren dat door haar gedane uitlatingen over klaagster en haar familie mogelijk verstrekkende gevolgen zouden hebben voor klaagster en haar kinderen.
Het college is voorts van oordeel dat ook in het schrijven naar de Raad de huisarts een deel van haar uitlatingen onvoldoende objectief heeft geformuleerd. Zo heeft de huisarts geschreven “Vader heeft een fors gespierd postuur, en door zijn kalmte in gedrag kan hij als bedreigend ervaren worden. Voor de huisarts is echter sprake van het tegenovergestelde. Als er een mogelijk dreigende situatie is, is de huisarts geneigd als eerste naar hem toe te gaan, omdat zij dan weet dat zij veilig is. Natuurlijk heeft vader in het uiten van zijn onmacht en frustratie wel eens uitingen gedaan in minder nette bewoordingen. Er is een wezenlijk verschil tussen je uiten in frustratie en je uiten met een duidelijke intentie. Dat eerste gebeurt de huisarts, evenals ieder ander ook regelmatig, dat tweede doet de huisarts, evenals vader niet.”
5.9 Het voorgaande overwegende verklaart het college de klachtonderdelen a en c dan ook gegrond.
Klachtonderdeel b
5.10 Klaagster stelt daarnaast dat de huisarts de vader en zijn broer heeft aangezet tot het doen van een valse anonieme melding bij Veilig Thuis. Klaagster heeft ter onderbouwing van dit klachteronderdeel een aanvullend stuk ingediend, dat is ontvangen op 5 november 2024. Klaagster stelt dat dit een door de huisarts geschreven memo/notitie is die aan haar zwager is meegegeven:
In deze memo/notitie stond voor zover leesbaar:
“Anonieme melding veilig thuis
1 – alleenstaande moeder met 2 kinderen à zorgen om veiligheid
2 – moeder traumatisch onverw … verleden
3 – vaak schreeuwen / boos
emotionele verwaarlozing
4 – kinderen stiller in zichzelf gekeerd
5 – moeder houdt kinderen weg bij vader”
De huisarts weerspreekt dit en stelt dat zij wel heeft gewezen op de mogelijkheid om anoniem een melding bij Veilig Thuis te doen, maar dat zij daartoe geen opdracht heeft gegeven. Ter zitting heeft de huisarts dit standpunt nader toegelicht en aangegeven dat zij een aantal dingen heeft opgeschreven die de KNMG Meldcode Kindermishandeling en huiselijk geweld verwacht bij het doen van een melding. Zij deed dit omdat de vader en zijn broer in een gesprek met de huisarts een situatieschets gaven die voor de huisarts aanleiding gaf tot zorg. De huisarts heeft tijdens dat gesprek opgeschreven en samengevat wat de vader en zijn broer de huisarts vertelden en vervolgens gevraagd of dat klopte. De huisarts heeft in dat kader gevraagd of de vader en zijn broer zich zorgen maakten over het welzijn/de veiligheid van de kinderen. Toen die vraag bevestigdend beantwoord werd, heeft zij ze gewezen op de mogelijkheid een melding te doen, aldus de huisarts. Het college is van oordeel dat de huisarts hiermee niet heeft gehandeld in strijd met de zorg die van haar verwacht mocht worden. Zij heeft feitelijke informatie verstrekt over een mogelijk te volgen procedure. Dit klachtonderdeel is gelet op het voorgaande ongegrond.
Slotsom
5.11 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat klachtonderdelen a en c gegrond zijn
en dat klachtonderdeel b ongegrond is.
Maatregel
5.12 Nu de klacht deels gegrond is, moet het college oordelen welke maatregel passend is. Het college is van oordeel dat niet met een waarschuwing kan worden volstaan. Een waarschuwing is een zakelijke terechtwijzing die de onjuistheid van een handelwijze naar voren brengt zonder daarop een stempel van laakbaarheid te drukken. Het college heeft de indruk gekregen dat de huisarts weliswaar goede bedoelingen had ten opzichte van de vader, maar dat zij onvoldoende doordrongen is geweest van het feit dat ze de privacy van klaagster schond met de door haar gedane ongefundeerde en suggestieve schriftelijke uitlatingen over klaagster en haar familie. Dit is temeer verwijtbaar nu deze uitlatingen verstrekkende gevolgen konden hebben voor klaagster, daar deze zijn gedaan in het kader van zowel een juridische procedure als jegens de Raad en zij er bovendien vooraf van op de hoogte was dat haar schrijven bedoeld was om bij de juridische procedure in te brengen. Het college weegt daar ook bij mee dat de huisarts de mogelijkheid heeft gehad om haar schriftelijke uitlatingen jegens de Raad, alvorens deze te fiatteren, nog aan te passen. De huisarts heeft dit nagelaten. Hoewel de huisarts ter zitting heeft aangegeven zich te realiseren dat de door haar gedane uitlatingen over klaagster suggestief en sturend zijn en zij dit anders had moeten verwoorden, lijkt zij zich onvoldoende te realiseren dat zij zich in het geheel niet had mogen uitlaten over een al dan niet bestaande psychiatrische voorgeschiedenis bij klaagster. De huisarts heeft ter zitting immers enkel aangegeven dat zij het woordje ‘eventuele’ had moeten toevoegen bij het verwijzen naar de psychiatrische voorgeschiedenis. Dit geeft naar het oordeel van het college er blijk van dat de huisarts onvoldoende inzicht heeft in de aard van het haar verweten handelen. Gelet op het voorgaande is een berisping naar het oordeel van het college passend en geboden.
Publicatie
5.13 In het algemeen belang zal deze beslissing worden gepubliceerd. Dit algemeen belang is erin gelegen dat andere huisartsen mogelijk van deze zaak kunnen leren. De publicatie zal plaatsvinden zonder vermelding van namen of andere tot personen of instanties herleidbare gegevens.
6. De beslissing
Het college:
- verklaart de klachtonderdelen a en c gegrond en
- klachtonderdeel b ongegrond;
- legt de huisarts de maatregel op van berisping;
- bepaalt dat deze beslissing, nadat die onherroepelijk is geworden, zonder vermelding van namen of andere herleidbare gegevens in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan de tijdschriften Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Gezondheidszorg Jurisprudentie en Medisch Contact.
Deze beslissing is gegeven door W.P. Claus, voorzitter, C.A. Bol, lid-jurist, R.J. Wolters,
M. van Bergeijk en G.S.H. Vegt, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door Y.M.C. Bouman, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 9 mei 2025.
secretaris
voorzitter
Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
- Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, of
- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.
Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
- Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
- Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.
U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg,
maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg
te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u
is verstuurd.
Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.