ECLI:NL:TNORSHE:2024:23 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2024/17 en SHE/2024/5

ECLI: ECLI:NL:TNORSHE:2024:23
Datum uitspraak: 18-11-2024
Datum publicatie: 20-05-2025
Zaaknummer(s): SHE/2024/17 en SHE/2024/5
Onderwerp: Ondernemingsrecht, subonderwerp: Vereniging/stichting
Beslissingen:
  • Verzet ongegrond
  • Klacht niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie: Klaagster (een stichting) verwijt de notaris dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld bij het passeren van de akte van samenvoeging (fusie) van een aantal parochies tot één nieuwe parochie met als gevolg dat een kapel ten onrechte op naam van de nieuwe parochie is gesteld en de oorspronkelijke eigenaar van deze kapel (een Roomsche gemeente) van haar eigendom is bestolen. De voorzitter van de kamer acht een redelijk belang van klaagster bij de klacht niet aanwezig en heeft de klacht daarom wegens niet-ontvankelijkheid terstond afgewezen (SHE/2024/5). Klaagster heeft verzet ingesteld tegen de voorzittersbeslissing. De kamer heeft dit verzet ongegrond verklaard (SHE/2024/17).

Klachtnummer : SHE/2024/17 (eerder SHE/2024/5)

Datum uitspraak : 18 november 2024

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ’s-HERTOGENBOSCH

Beslissing van de kamer voor het notariaat (hierna: de kamer) op het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de kamer (hierna: de voorzitter) van 27 mei 2024 op de klacht van:

[naam stichting] (hierna: klaagster)

gevestigd te [vestigingsplaats]

gemachtigde: de heer [A] (voorzitter en secretaris van klaagster) en de heer dr. [B] (bestuurslid van klaagster)


tegen

[de notaris] (hierna: de notaris)

gevestigd in [vestigingsplaats]

gemachtigde: de heer mr. J. Mencke, advocaat in Amsterdam

1. De procedure


1.1. Voor het verloop van de procedure tot de bestreden beslissing van de voorzitter verwijst de kamer naar de omschrijving daarvan onder 1. van die beslissing. De voorzitter heeft de klacht bij die beslissing afgewezen.

1.2. Klaagster heeft bij brief van 5 juni 2024 verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De kamer heeft deze brief op 6 juni 2024 ontvangen.

1.3. De kamer heeft het verzet mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 14 oktober 2024. Genoemde heer [A] is daarbij namens klaagster aanwezig geweest en heeft klaagsters standpunt toegelicht. De heer [A] heeft dit mede gedaan aan de hand van pleitnotities, die hij aan de kamer heeft overhandigd. De notaris en zijn gemachtigde zijn niet verschenen.

2. De feiten

De klacht gaat over een door de notaris gepasseerde akte van samenvoeging (fusie). Voor de beoordeling van het verzet acht de kamer de volgende feiten van belang.

2.1. Uit haar statuten blijkt dat klaagster de volgende doelstelling heeft:

“ARTIKEL 2.

1. De stichting heeft ten doel het bevorderen van de belangstelling voor de historie en cultuur-historie, in het bijzonder in de gemeente [naam gemeente] en voorts al hetgeen met een en ander rechtstreeks of zijdelings verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn, alles in de ruimste zin.

2. De stichting tracht haar doel onder meer te verwezenlijken door:

a. het mogelijk maken en/of verzorgen van publicaties en al wat hiermede verband houdt en in overeenstemming is met het doel van de stichting;

b. het beheren of het doen beheren van collecties en andere goederen, verworven door schenking, bruikleen, aankoop en anderszins, die verband houden met de cultuur en historie van [naam gemeente] in de ruimste zin;

c. het verstrekken van adviezen, zowel gevraagd als ongevraagd, betreffende de historie en cultuur-historie van [naam gemeente];

d. het samenwerken met andere instellingen;

e. het instellen van commissies en het aantrekken van adviseurs;

f. het aantrekken van financiële middelen uit de overheids- en particuliere sector.

3. De stichting beoogt niet het behalen van winst.”

2.2. Op 27 februari 2014 heeft de notaris een akte van samenvoeging (fusie) gepasseerd. In deze akte is vastgelegd dat vijf Rooms Katholieke parochies in de gemeente [naam gemeente] met ingang van 15 augustus 2013 door de bisschop van ‘s-Hertogenbosch zijn samengevoegd tot één nieuwe parochie, te weten: [naam nieuwe parochie] (hierna: de Parochie). In de akte staat ook vermeld dat deze samenvoeging wordt aangemerkt als een fusie, waarbij de nieuwe rechtspersoon (de Parochie) het vermogen van de samenvoegende rechtspersonen onder algemene titel verkrijgt. Uit de akte volgt dat dit vermogen onder andere bestaat uit [naam kapel] en een perceel grond aan [plaatselijke aanduiding en kadastrale gegevens van het perceel] (hierna samen: de kapel).

In de akte van samenvoeging (fusie) staat onder B.3. het volgende vermeld:

“Voor zover in deze akte de tenaamstelling in de kadastrale boekhouding van de hiervoor genoemde percelen niet overeenstemt casu quo niet direct aansluit op de namen van de verdwijnende parochies, wordt geconstateerd dat in dat verband mogelijk eerdere fusies niet juist kadastraal zijn verwerkt. In dit kader wordt volledigheidshalve nog verwezen naar een akte van fusie, op zeven en twintig juli tweeduizend vier voor mr. [naam van een andere notaris], destijds notaris te [plaatsnaam] verleden. Tot slot wordt daarbij nog aangetekend dat de Roomsch Katholieke Gemeente Van [naam Roomsche gemeente] thans geheel ressorteert onder de [naam van een andere parochie] voornoemd.”

2.3. Bij brief van 13 oktober 2022 heeft de heer [A] zich namens klaagster tot de notaris gewend. In deze brief staat onder andere het volgende vermeld:

Even voorstellen

Een van de doelstellingen van [klaagster], waarvoor ondergetekende als voorzitter mag optreden, is het opkomen voor en het behouden van bouwwerken en objecten met historische, monumentale en/of cultuurhistorische waarde.

Zij tracht aldus bij te dragen tot de instandhouding van zinrijke overblijfselen uit het verleden, bijzonderlijk gelegen in of gelieerd aan de gemeente [naam gemeente].

Tevens is ondergetekende monumentenconsulent van [naam gemeente], wat onder meer inhoudt het adviseren/ behartigen van zaken rakende de belangen van geklasseerde monumenten in de gemeente [naam gemeente].

(…)

Op 27 februari 2014 passeerde bij u een akte van samenvoeging/fusie (…). In deze akte worden onder meer registergoederen van fuserende parochies op naam gesteld van [de Parochie]. Onterecht zijn voornoemde percelen (G 149 en G 150 inclusief de kapel), die eigendom zijn van ‘de Roomsche gemeente [naam Roomsche gemeente]’, in deze akte opgenomen en op naam gesteld van [de Parochie].

Niet kan worden aangetoond dat het eigendom van de kapel of het perceel waarop de kapel gebouwd is (inclusief een nog aanliggend stuk bouwland) in rechte toekomt aan de parochie [naam van een andere parochie], cum suis [de Parochie].

U lijkt mij de aangewezen persoon om deze zaak toe te lichten.

Vriendelijk verzoek ik u om een afspraak, waarin deze aangelegenheid over en weer kan worden verduidelijkt.”

2.4. Vervolgens hebben de notaris en klaagster meerdere malen contact met elkaar gehad over de eigendom van de kapel.

3. De klacht

3.1. Samengevat verwijt klaagster de notaris dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld bij het passeren van de akte van samenvoeging (fusie) met als gevolg dat de kapel ten onrechte op naam van de Parochie is gesteld en de oorspronkelijk eigenaar van de kapel, de Roomsche gemeente van [naam Roomsche gemeente], van haar eigendom is bestolen.

3.2. De notaris heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de klacht. Primair heeft de notaris aangevoerd dat de klacht niet-ontvankelijk is, omdat klaagster geen redelijk belang heeft bij de klacht en de klacht te laat is ingediend. Subsidiair weerspreekt de notaris dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld bij het passeren van de akte van samenvoeging (fusie).

Voor zover dit verweer van belang is voor de beoordeling, zal dit hierna worden besproken.

4. De beoordeling

Is het verzet ontvankelijk?

4.1. Als de voorzitter een klacht afwijst, kan een klaagster op grond van artikel 99 lid 15 Wet op het notarisambt (Wna) binnen veertien dagen na de dag van verzending van die beslissing daartegen schriftelijk verzet instellen bij de kamer. De kamer heeft het verzetschrift binnen die termijn ontvangen, zodat het verzet ontvankelijk is.

Is het verzet gegrond?

4.2. Vervolgens is de vraag aan de orde of het verzet gegrond of ongegrond is. Als de kamer van oordeel is dat de afwijzende beslissing van de voorzitter op goede gronden is gegeven, wordt het verzet ongegrond verklaard. Krachtens artikel 99 lid 18 Wna kan de kamer een verzet zonder nader onderzoek ook ongegrond verklaren als zij van oordeel is dat de beslissing van de voorzitter niet op goede gronden is gegeven, maar dat de klacht of een onderdeel daarvan op een andere grond kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of van onvoldoende gewicht is. Als de kamer oordeelt dat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter gegrond is, vervalt de beslissing van de voorzitter en neemt de kamer de klacht overeenkomstig artikel 99 lid 20 Wna in verdere behandeling.

4.3. De voorzitter heeft (onder meer) het volgende overwogen:

“4.3. Bij de beoordeling van de vraag of de klacht ontvankelijk is, stelt de voorzitter voorop dat op grond van artikel 99 lid 1 Wna ieder die daarbij enig redelijk belang heeft een klacht kan indienen. Het begrip ‘enig redelijk belang’ moet ruim worden opgevat. De wetsgeschiedenis vermeldt hierover:

“(…) Dit belang kan volgen uit betrokkenheid bij een specifieke zaak of bestaan uit een belang bij de handhaving van de beroepsnormen en -regels voor het notariaat. Naast de cliënt van de notaris, de KNB en het Bureau kan hierbij, afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, worden gedacht aan belangenorganisaties, het openbaar ministerie en instanties die zijn belast met taken die raken aan werkzaamheden van de notaris, zoals gemeenten, de belastingdienst of het kadaster. Er geldt dan ook een ruim belanghebbendenbegrip: een rechtstreeks belang bij de klacht is niet zonder meer vereist, ook een indirect of afgeleid belang van de klager kan grond zijn voor ontvankelijkheid. Hiermee is een ruime toegang tot de tuchtrechtelijke klachtprocedure beoogd; ter ondersteuning van de corrigerende functie van het tuchtrecht en het zelfreinigend vermogen van de beroepsgroep. (…)” (Kamerstukken II, 2009-2010, 32 250, nr. 3, p. 26-27).

4.4. De klacht van klaagster ziet op de akte van samenvoeging (fusie) en speelt tegen de achtergrond van de discussie over de eigendom van de kapel. Klaagster stelt zich op het standpunt dat in de akte ten onrechte staat vermeld dat de eigendom van de kapel is overgegaan op de Parochie. Klaagster was zelf echter geen partij bij de akte en zij stelt evenmin dat zij op enige wijze aanspraak zou kunnen maken op de kapel. Klaagster treedt ook niet op namens de door haar gestelde rechtmatige eigenaar van de kapel, de Roomsche gemeente van [naam Roomsche gemeente]. Uit de statutaire doelomschrijving van klaagster volgt bovendien niet dat zij opkomt voor de belangen van deze vermeende eigenaar of dat zij zich bezighoudt met eigendomskwesties als de onderhavige. Klaagster bevordert blijkens artikel 2 lid 1 van haar statuten immers - kort gezegd - de belangstelling voor de historie en cultuur-historie, in het bijzonder in de gemeente [naam gemeente]. Deze bepaling en het tweede lid van artikel 2 acht de voorzitter onvoldoende om een redelijk belang van klaagster aanwezig te achten bij haar klacht. Dat de notaris meerdere malen in gesprek is gegaan met klaagster over de vermeende onjuiste tenaamstelling van de kapel leidt niet tot een ander oordeel.

4.5. De klacht is dus kennelijk niet-ontvankelijk en daarom zal de voorzitter deze terstond afwijzen.”

4.4. Klaagster heeft de gronden van haar verzet bij de mondelinge behandeling nader toegelicht.

De klacht

Standpunt klaagster

4.5. Klaagster is van mening dat zij een redelijk belang heeft bij de klacht. In zijn beslissing heeft de voorzitter onvoldoende meegewogen dat:

1. klaagster een hoge mate van betrokkenheid heeft bij de historiek van de kapel;

2. klaagster vanuit haar doelstelling opkomt voor het cultuurhistorisch-monumentaal belang van de kapel;

3. het belangenbegrip ruim moet worden gehanteerd, waarbij een rechtstreeks belang niet zonder meer vereist wordt en ook een indirect of afgeleid belang van klaagster grond kan zijn voor ontvankelijkheid;

4. klaagster de functie van monumentenconsulent van [naam gemeente] vervult, wat onder meer inhoudt het adviseren/behartigen (in de rol van vertrouwenspersoon) van zaken, rakende de belangen van geklasseerde monumenten in de gemeente [naam gemeente];

5. klaagster oog heeft voor de zeer hoge belevingswaarde van de identiteit voor de eigenaren/ buurtbewoners van de buurtschap [naam buurtschap] (gebaseerd op een eeuwenlange geschiedenis in zowel de historiek als de instandhouding van de kapel).

Oordeel kamer

4.6. De voorzitter is in zijn beslissing niet aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toegekomen, omdat hij van oordeel is dat klaagster geen redelijk belang heeft bij de klacht en de klacht dus kennelijk niet-ontvankelijk is. De kamer verenigt zich met dit oordeel van de voorzitter en de gronden waarop dit oordeel berust (overwegingen 4.3. tot en met 4.5. van de voorzittersbeslissing). In deze verzetprocedure zijn geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht die tot een ander oordeel leiden. Voor zover klaagster meent een algemeen belang bij te klacht te hebben, acht de kamer dit niet voldoende. Dit zou de zekere begrenzing die artikel 99 lid 1 Wna beoogt aan te brengen in de kring van klachtgerechtigden illusoir maken omdat het algemeen belang nu juist een ieder raakt (Gerechtshof Amsterdam 23 maart 2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:627).

Conclusie

4.7. Op grond van het voorgaande zal de kamer het verzet ongegrond verklaren en de klacht dus niet in verdere behandeling nemen.

5. De beslissing

De kamer:

verklaart het verzet ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. W.F.J. Aalderink, plaatsvervangend voorzitter, mr. C.T.M. Luijks, plaatsvervangend rechterlijk lid, en mr. E.J.W.M. van Egeraat, plaatsvervangend notarieel lid.

Uitgesproken in het openbaar op 18 november 2024 door mr. A.G.M.H. Bennenbroek, plaatsvervangend voorzitter, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Klachtnummer : SHE/2024/5

Datum uitspraak : 27 mei 2024

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ’s-HERTOGENBOSCH

Beslissing van de plaatsvervangend voorzitter (hierna: de voorzitter) van de kamer voor het notariaat in het ressort ’s-Hertogenbosch (hierna: de kamer) naar aanleiding van de klacht van:


[naam stichting] (hierna: klaagster)

gevestigd te [vestigingsplaats]

gemachtigden: de heer [A] (voorzitter van klaagster) en de heer dr. [B] (bestuurslid van klaagster)


tegen

[de notaris] (hierna: de notaris)

gevestigd in [vestigingsplaats]

gemachtigde: de heer mr. J. Mencke, advocaat in Amsterdam

1. De procedure


1.1. De kamer heeft op 16 februari 2024 een brief (met bijlagen) ontvangen van klaagster, waarin een klacht is geformuleerd tegen de notaris.

1.2. De (gemachtigde van de) notaris heeft een verweerschrift (met bijlagen) ingediend.

2. De feiten

De klacht gaat over een door de notaris gepasseerde akte van samenvoeging (fusie). Voor de beoordeling van de klacht acht de voorzitter de volgende feiten van belang.

2.1. Uit haar statuten blijkt dat klaagster de volgende doelstelling heeft:

“ARTIKEL 2.

1. De stichting heeft ten doel het bevorderen van de belangstelling voor de historie en cultuur-historie, in het bijzonder in de gemeente [naam gemeente] en voorts al hetgeen met een en ander rechtstreeks of zijdelings verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn, alles in de ruimste zin.

2. De stichting tracht haar doel onder meer te verwezenlijken door:

a. het mogelijk maken en/of verzorgen van publicaties en al wat hiermede verband houdt en in overeenstemming is met het doel van de stichting;

b. het beheren of het doen beheren van collecties en andere goederen, verworven door schenking, bruikleen, aankoop en anderszins, die verband houden met de cultuur en historie van [naam gemeente] in de ruimste zin;

c. het verstrekken van adviezen, zowel gevraagd als ongevraagd, betreffende de historie en cultuur-historie van [naam gemeente];

d. het samenwerken met andere instellingen;

e. het instellen van commissies en het aantrekken van adviseurs;

f. het aantrekken van financiële middelen uit de overheids- en particuliere sector.

3. De stichting beoogt niet het behalen van winst.”

2.2. Op 27 februari 2014 heeft de notaris een akte van samenvoeging (fusie) gepasseerd. In deze akte is vastgelegd dat vijf Rooms Katholieke parochies in de gemeente [naam gemeente] met ingang van 15 augustus 2013 door de bisschop van ‘s-Hertogenbosch zijn samengevoegd tot één nieuwe parochie, te weten: [naam nieuwe parochie] (hierna: de Parochie). In de akte staat ook vermeld dat deze samenvoeging wordt aangemerkt als een fusie, waarbij de nieuwe rechtspersoon (de Parochie) het vermogen van de samenvoegende rechtspersonen onder algemene titel verkrijgt. Uit de akte volgt dat dit vermogen onder andere bestaat uit [naam kapel] en een perceel grond aan [plaatselijke aanduiding en kadastrale gegevens van het perceel] (hierna samen: de kapel).

In de akte van samenvoeging (fusie) staat onder B.3. het volgende vermeld:

“Voor zover in deze akte de tenaamstelling in de kadastrale boekhouding van de hiervoor genoemde percelen niet overeenstemt casu quo niet direct aansluit op de namen van de verdwijnende parochies, wordt geconstateerd dat in dat verband mogelijk eerdere fusies niet juist kadastraal zijn verwerkt. In dit kader wordt volledigheidshalve nog verwezen naar een akte van fusie, op zeven en twintig juli tweeduizend vier voor mr. [naam van een andere notaris], destijds notaris te [plaatsnaam] verleden. Tot slot wordt daarbij nog aangetekend dat de Roomsch Katholieke Gemeente Van [naam Roomsche gemeente] thans geheel ressorteert onder [naam van een andere parochie] voornoemd.”

2.3. Bij brief van 13 oktober 2022 heeft de heer [A] zich namens klaagster tot de notaris gewend. In deze brief staat onder andere het volgende vermeld:

Even voorstellen

Een van de doelstellingen van [klaagster], waarvoor ondergetekende als voorzitter mag optreden, is het opkomen voor en het behouden van bouwwerken en objecten met historische, monumentale en/of cultuurhistorische waarde.

Zij tracht aldus bij te dragen tot de instandhouding van zinrijke overblijfselen uit het verleden, bijzonderlijk gelegen in of gelieerd aan de gemeente [naam gemeente].

Tevens is ondergetekende monumentenconsulent van [naam gemeente], wat onder meer inhoudt het adviseren/ behartigen van zaken rakende de belangen van geklasseerde monumenten in de gemeente [naam gemeente].

(…)

Op 27 februari 2014 passeerde bij u een akte van samenvoeging/fusie (…). In deze akte worden onder meer registergoederen van fuserende parochies op naam gesteld van [de Parochie]. Onterecht zijn voornoemde percelen (G 149 en G 150 inclusief de kapel), die eigendom zijn van ‘de Roomsche gemeente [naam Roomsche gemeente]’, in deze akte opgenomen en op naam gesteld van [de Parochie].

Niet kan worden aangetoond dat het eigendom van de kapel of het perceel waarop de kapel gebouwd is (inclusief een nog aanliggend stuk bouwland) in rechte toekomt aan de parochie [naam van een andere parochie], cum suis [de Parochie].

U lijkt mij de aangewezen persoon om deze zaak toe te lichten.

Vriendelijk verzoek ik u om een afspraak, waarin deze aangelegenheid over en weer kan worden verduidelijkt.”

2.4. Vervolgens hebben de notaris en klaagster meerdere malen contact met elkaar gehad over de eigendom van de kapel.

3. De klacht

3.1. Samengevat verwijt klaagster de notaris dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld bij het passeren van de akte van samenvoeging (fusie) met als gevolg dat de kapel ten onrechte op naam van de Parochie is gesteld en de oorspronkelijk eigenaar van de kapel, de Roomsche gemeente van [naam Roomsche gemeente], van haar eigendom is bestolen.

3.2. De notaris heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de klacht. Primair heeft de notaris aangevoerd dat de klacht niet-ontvankelijk is, omdat klaagster geen redelijk belang heeft bij de klacht en de klacht te laat is ingediend. Subsidiair weerspreekt de notaris dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld bij het passeren van de akte van samenvoeging (fusie).

Voor zover dit verweer van belang is voor de beoordeling, zal dit hierna worden besproken.

4. De beoordeling

4.1. Op grond van artikel 93 lid 1 Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn (kandidaat-) notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen. De tuchtrechter toetst of hun handelen en/of nalaten in strijd is met het bepaalde in de Wna en andere toepasselijke bepalingen. Ook kan de tuchtrechter toetsen of zij voldoende zorg in acht hebben genomen ten opzichte van de (rechts)personen voor wie zij optreden en of zij daarbij hebben gehandeld zoals een behoorlijk beroepsbeoefenaar behoort te doen.

4.2. Indien de voorzitter na een summier onderzoek van oordeel is dat de klacht kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of van onvoldoende gewicht is, kan hij de klacht op grond van artikel 99 lid 11 Wna direct afwijzen.

4.3. Bij de beoordeling van de vraag of de klacht ontvankelijk is, stelt de voorzitter voorop dat op grond van artikel 99 lid 1 Wna ieder die daarbij enig redelijk belang heeft een klacht kan indienen. Het begrip ‘enig redelijk belang’ moet ruim worden opgevat. De wetsgeschiedenis vermeldt hierover:

“(…) Dit belang kan volgen uit betrokkenheid bij een specifieke zaak of bestaan uit een belang bij de handhaving van de beroepsnormen en -regels voor het notariaat. Naast de cliënt van de notaris, de KNB en het Bureau kan hierbij, afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, worden gedacht aan belangenorganisaties, het openbaar ministerie en instanties die zijn belast met taken die raken aan werkzaamheden van de notaris, zoals gemeenten, de belastingdienst of het kadaster. Er geldt dan ook een ruim belanghebbendenbegrip: een rechtstreeks belang bij de klacht is niet zonder meer vereist, ook een indirect of afgeleid belang van de klager kan grond zijn voor ontvankelijkheid. Hiermee is een ruime toegang tot de tuchtrechtelijke klachtprocedure beoogd; ter ondersteuning van de corrigerende functie van het tuchtrecht en het zelfreinigend vermogen van de beroepsgroep. (…)” (Kamerstukken II, 2009-2010, 32 250, nr. 3, p. 26-27).

4.4. De klacht van klaagster ziet op de akte van samenvoeging (fusie) en speelt tegen de achtergrond van de discussie over de eigendom van de kapel. Klaagster stelt zich op het standpunt dat in de akte ten onrechte staat vermeld dat de eigendom van de kapel is overgegaan op de Parochie. Klaagster was zelf echter geen partij bij de akte en zij stelt evenmin dat zij op enige wijze aanspraak zou kunnen maken op de kapel. Klaagster treedt ook niet op namens de door haar gestelde rechtmatige eigenaar van de kapel, de Roomsche gemeente van [naam Roomsche gemeente]. Uit de statutaire doelomschrijving van klaagster volgt bovendien niet dat zij opkomt voor de belangen van deze vermeende eigenaar of dat zij zich bezighoudt met eigendomskwesties als de onderhavige. Klaagster bevordert blijkens artikel 2 lid 1 van haar statuten immers - kort gezegd - de belangstelling voor de historie en cultuur-historie, in het bijzonder in de gemeente [naam gemeente]. Deze bepaling en het tweede lid van artikel 2 acht de voorzitter onvoldoende om een redelijk belang van klaagster aanwezig te achten bij haar klacht. Dat de notaris meerdere malen in gesprek is gegaan met klaagster over de vermeende onjuiste tenaamstelling van de kapel leidt niet tot een ander oordeel.

4.5. De klacht is dus kennelijk niet-ontvankelijk en daarom zal de voorzitter deze terstond afwijzen.

5. De beslissing

De voorzitter:

wijst de klacht terstond af.

Deze beslissing is op 27 mei 2024 gegeven door mr. T. Zuidema, plaatsvervangend voorzitter.

Tegen deze beslissing van de voorzitter tot afwijzing van de klacht kan de klager binnen veertien dagen na de dag van verzending van het afschrift van de beslissing schriftelijk verzet doen bij deze kamer voor het notariaat (Postadres: Postbus 70584, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch). De klager dient gemotiveerd aan te geven met welke overweging(en) van de voorzitter hij/zij zich niet kan verenigen.

Hij/zij kan daarbij vragen over het verzet te worden gehoord (artikel 99, lid 15, Wna).

De voorzitter die de beslissing heeft gegeven waartegen verzet is gedaan, maakt geen deel uit van de kamer die beslist op het verzet.