ECLI:NL:TGDKG:2025:41 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/738917 DW RK 23/312 LvB/SM
ECLI: | ECLI:NL:TGDKG:2025:41 |
---|---|
Datum uitspraak: | 12-05-2025 |
Datum publicatie: | 15-05-2025 |
Zaaknummer(s): | C/13/738917 DW RK 23/312 LvB/SM |
Onderwerp: | Ambtshandelingen (art. 2 Gdw) |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klacht ongegrond. Klager beklaagt zich er – kort gezegd – over dat de gerechtsdeurwaarder ten onrechte beslag heeft gelegd op roerende zaken van klager en daarmee rechtsregels uit de Faillisementswet en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft overtreden. Niet is gebleken is dat er sprake van een enige beslaglegging is geweest. |
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 12 mei 2025 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/738917 DW RK 23/312 LvB/SM ingesteld door:
[ ],
wonende te [ ],
klager,
tegen:
[ ],
gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagde.
Ontstaan en verloop van de procedure
Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 4 september 2023, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift met bijlagen, ingekomen op 14 november 2023, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 24 maart 2025. Daarbij zijn klager, zijn partner en de gerechtsdeurwaarder verschenen. De uitspraak is bepaald op 12 mei 2025.
1. De feiten
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
- Bij vonnissen van 19 september 2019 en 17 januari 2020 is klager veroordeeld tot lijfsdwang (in het geval door hem geen rekening en verantwoording wordt afgelegd).
- Bij beschikking van 14 mei 2020 is klager (persoonlijk) in staat van faillissement gesteld tot in elk geval 23 augustus 2021.
- Op 5 september 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder een vordering tot civiele lijfsdwang ten uitvoer gelegd. Klager is heeft vanaf dat moment in detentie gezeten voor de duur van 11 maanden.
- Bij e-mail van 22 september 2020 heeft curator de gerechtsdeurwaarder verzocht de op 5 september 2020 ingenomen iPhone en horloge aan hem te verstrekken.
2. De klacht
Klager beklaagt zich er over dat de gerechtsdeurwaarder, op 5 september 2020 beslag gelegd heeft op een horloge van klager en de telefoon van zijn partner. Klager verkeerde op dat moment in staat van (persoonlijk) faillissement. Er bestond op dat moment geen titel om beslag op persoonlijke goederen van klager te leggen, zodat dit beslag onrechtmatig is.
3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder
De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.
4. De beoordeling van de klacht
4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.
4.2 Klager heeft zijn stelling dat sprake is van onrechtmatige beslaglegging op zijn horloge op de volgende (drie) redenen gebaseerd: (i) de faillietverklaring van klager heeft als gevolg gehad dat alle beslagen ten aanzien van zijn persoon kwamen te vervallen als bedoeld in artikel 33 Faillissementswet (hierna: Fw), (ii) de beslagen zaak valt onder de verzameling roerende zaken waar een beslagverbod op rust als bedoeld in artikel 447a Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (hierna: Rv) en (iii) de opbrengst van de beslagen zaak zal minder bedragen dan de kosten van het beslag. Klager verwijst hiervoor naar artikel 476a Rv (vermoedelijk wordt bedoeld artikel 441 lid 3 Rv).
4.3 Verder zou de gerechtsdeurwaarder onrechtmatig beslag hebben gelegd op de telefoon van de partner van klager, nu de gerechtsdeurwaarder niet beschikt over een geldige titel jegens haar.
4.4 Ten aanzien van de telefoon van de partner van klager overweegt de kamer dat deze klacht in de procedure met nummer C/13/715342 DW RK 22/114 EV/SM al uitvoerig aan de orde is geweest. In deze zaak is de klacht van klaagster (partner van klager) ongegrond verklaard. Om die reden zal dit klachtonderdeel niet opnieuw worden besproken.
4.5 Dat het horloge van klager op enig moment in het bezit van de gerechtsdeurwaarder is geweest staat niet ter discussie, maar wel hoe deze in bezit is gekomen van de gerechtsdeurwaarder. Volgens klager heeft de gerechtsdeurwaarder deze op het hockeyveld van hem afgenomen en in beslag genomen, volgens de gerechtsdeurwaarder is het horloge hem bij het cellencomplex door de politie overhandigd en heeft hij dit vervolgens afgegeven aan de curator.
4.6 Nu klager zijn standpunt tegenover het verweer van de gerechtsdeurwaarder niet nader heeft onderbouwd en onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er getwijfeld moet worden aan het woord van de gerechtsdeurwaarder op dit punt, moet worden aangenomen dat geen sprake is geweest van beslaglegging op het horloge en dus evenmin van een inbreuk gemaakt op artikel 33 Fw. De overige klachtonderdelen stuiten reeds daarop af, zodat deze geen verdere bespreking behoeven.
4.7 Nu enig klachtwaardig handelen niet kan worden vastgesteld, dient de klacht als zijnde kennelijk ongegrond te worden afgewezen.
4.8 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart de klacht ongegrond.
Aldus gegeven door mr. A.E. de Vos, plaatsvervangend-voorzitter, mr. B. Brokkaar en mr. H.A. Roos, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 mei 2025, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.