ECLI:NL:TAHVD:2025:82 Hof van Discipline 's Gravenhage 250158 250159
ECLI: | ECLI:NL:TAHVD:2025:82 |
---|---|
Datum uitspraak: | 15-05-2025 |
Datum publicatie: | 16-05-2025 |
Zaaknummer(s): |
|
Onderwerp: | Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Verwijzing |
Beslissingen: | Verwijzing |
Inhoudsindicatie: | Het hof stelt vast dat de klachten van klager verband houden met de werkzaamheden die verweersters als deken uitvoeren. Van de door hem geformuleerde klacht is echter alleen het eerste stukje geconcretiseerd. In het niet te woord (willen) staan van klager is echter naar het oordeel van het hof geen tuchtrechtelijk verwijt te ontwaren. Voor het overige is de door klager geformuleerde klacht niet onderbouwd. Daarom zal het hof de klachten niet verwijzen. Daarnaast is ontevredenheid over de gang van zaken in het onderzoek door een deken in verband met een door een klager ingediende tuchtklacht in het algemeen geen valide grond om een tuchtklacht tegen de betreffende deken in te dienen. |
Beslissing van de voorzitter van
het Hof van Discipline
van 15 mei 2025
in de zaken 250158 en 250159
naar aanleiding van de klachten van:
klager
tegen:
verweersters
1 HET VERZOEK
Klager heeft op 29 april 2025 klachten ingediend tegen verweersters.
Verweerster sub 1 heeft met een e-mailbericht van 1 mei 2025, met bijgevoegd het
webformulier dat klager op 29 april 2025 heeft ingediend, het hof in kennis gesteld
van de klacht.
Verweerster sub 2 heeft met een e-mailbericht van 6 mei 2025, met bijgevoegd het
webformulier dat klager op 29 april 2025 heeft ingediend en een e-mail van klager
van 23 april 2025, de klacht aan het hof gezonden.
2 DE BEOORDELING
2.1 De voorzitter ziet, gelet op de inhoud van de door klager aan verweersters gerichte klachten, aanleiding om de verwijzingsverzoeken gevoegd te behandelen.
2.2 Op grond van het bepaalde in artikel 46c lid 5 Advocatenwet dient een klacht tegen een deken in beginsel te worden verwezen naar een deken van een andere orde. De voorzitter zal hiertoe echter niet beslissen en licht dit als volgt toe.
2.3 De klacht tegen verweerster sub 1 is op het webformulier als volgt geformuleerd:
“wat is uw klacht?
Mevrouw weigert mij te woord te staan, haar taak uit te voeren en enige vorm
van professionaliteit te tonen.
Wilt u uw klacht onderbouwen?
Elke poging om haar te spreken te krijgen, strandt bij een onwelwillende medewerker
die een
opsomming afdraait met alle mogelijke beperkingen en belemmeringen”
2.4 De klacht tegen verweerster sub 2 is op het webformulier als volgt geformuleerd:
“wat is uw klacht?
Ronduit weigeren haar wettelijke taak uit te voeren en haar personeel te instrueren professioneel te z zijn, laat staan competent
Wilt u uw klacht onderbouwen?
Totale weigering mij te woord te staan, op welke manier dan ook , in welke vorm van ook.”
2.5 Het hof stelt vast dat de klachten van klager verband houden met de werkzaamheden die verweersters als deken uitvoeren. Van de door hem geformuleerde klacht is echter alleen het eerste stukje geconcretiseerd. In het niet te woord (willen) staan van klager is echter naar het oordeel van het hof geen tuchtrechtelijk verwijt te ontwaren. Voor het overige is de door klager geformuleerde klacht niet onderbouwd. Reeds daarom zal het hof de klachten niet verwijzen.
2.6 Daarenboven is ontevredenheid over de gang van zaken in het onderzoek door een deken in verband met een door een klager ingediende tuchtklacht in het algemeen geen valide grond om een tuchtklacht tegen de betreffende deken in te dienen. Dat al kan in een voorkomend geval -na betaling van griffierecht- aan de tuchtrechter worden voorgelegd en leent zich niet voor een zelfstandige tuchtklacht.
2.7 Het is voorshands niet duidelijk waarnaar onderzoek gedaan zou moeten worden en het is voor verweersters niet duidelijk waartegen zij zich zouden moeten verweren.
2.8 De voorzitter zal gelet hierop het verzoek tot verwijzing van de klachten afwijzen.
3 BESLISSING
De voorzitter van het Hof van Discipline:
wijst de verzoeken tot verwijzing af.
Deze beslissing is gewezen op 15 mei 2025 door mr. J.D. Streefkerk, plaatsvervangend voorzitter.
Plaatsvervangend voorzitter
De beslissing is verzonden op 15 mei 2025.