Zoekresultaten 3151-3200 van de 44930 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:46 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5893

    Deels gegronde klacht tegen een huisarts. Klager heeft zich bij verweerster gemeld met lage rugpijnklachten. Klager verwijt verweerster dat zij onzorgvuldig heeft gehandeld, omdat zij klager onjuist heeft geadviseerd en onjuist heeft behandeld, en ten onrechte niet heeft doorverwezen naar een andere beroepsbeoefenaar. Volgens klager heeft dit geresulteerd in een risico op blijvende invaliditeit. Het college is van oordeel dat verweerster tijdens het consult ten onrechte geen lichamelijk onderzoek heeft uitgevoerd. Gezien de klacht en de voorgeschiedenis van klager was een lichamelijk onderzoek passend geweest. Zonder lichamelijk onderzoek kon verweerster geen deugdelijke differentiaaldiagnose maken en ontbreekt bovendien een referentie-uitgang voor een eventueel later onderzoek. Verweerster mocht er in deze situatie, zonder dat zij eerst een lichamelijk onderzoek had verricht, dan ook niet van uitgaan dat een lichamelijk onderzoek niet zou leiden tot een andere conclusie of een ander beleid dan uit de anamnese voortkwam. Het advies dat verweerster naar aanleiding van de anamnese aan klager meegaf (pijnstilling en fysiotherapie) is naar het oordeel van het college op zichzelf niet onjuist.Wat betreft het doorverwijzen was er tijdens het consult geen aanleiding om klager door te verwijzen naar een neuroloog of een andere beroepsbeoefenaar. Verweerster heeft klager conform de richtlijn van het Nederlands Huisartsen Genootschap “Aspecifieke lagerugpijn” verwezen naar een fysiotherapeut voor oefentherapie. Klacht deels gegrond verklaard. Waarschuwing. Publicatie.

  • ECLI:NL:TACAKN:2024:5 Accountantskamer Zwolle 23/1464 Wtra AK

    Gegronde klacht, aan betrokkene wordt een doorhaling van één jaar opgelegd. Betrokkene is eigenaar en beleidsbepaler van een accountantspraktijk met vijf vestigingen. Er worden zowel assurance als aan assurance verwante opdrachten uitgevoerd. In 2021 is de accountantspraktijk onderworpen aan een reguliere kwaliteitstoetsing. Daarbij zijn tekortkomingen in het stelsel van kwaliteitsbeheersing vastgesteld. Op twee vestigingen worden samenstellingsverklaringen afgegeven door belastingadviseurs die werkzaam zijn binnen het kantoor. Ook is volgens de NBA geen toereikende beroepsaansprakelijkheids-verzekering afgesloten voor de accountantspraktijk. De Accountantskamer overweegt dat betrokkene naast beleidsbepaler ook de kwaliteitsbepaler van de accountantspraktijk is en dat er is sprake van een netwerk. Betrokkene heeft erkend dat samenstellingsverklaringen worden afgegeven door belastingadviseurs. Dat is in strijd met de Nadere voorschriften kwaliteitssystemen (NVKS). Ook is niet gebleken dat een toereikende aansprakelijkheidsverzekering is afgegeven ten behoeve van de accountantspraktijk van betrokkene. De Accountantskamer heeft in aanmerking genomen dat betrokkene als kwaliteitsbepaler fundamentele regelgeving ter bescherming van het accountantsberoep, die al sinds 2018 bestaat, niet heeft nageleefd. Daarmee heeft hij het beginsel van integriteit en vakbekwaamheid en zorgvuldigheid geschonden.

  • ECLI:NL:TACAKN:2024:6 Accountantskamer Zwolle 23/1236 Wtra AK 23/1396 Wtra AK

    Klacht over de controle van de jaarrekening. In de jaarrekening is een post lening u/g verantwoord van zo’n € 21 miljoen. De Accountantskamer is van oordeel dat betrokkene onvoldoende professioneel-kritisch is geweest bij het opzetten en implementeren van geschikte wijzen van inspelen op de geïdentificeerde en ingeschatte risico’s van een afwijking van materieel belang. Betrokkene heeft bij de waardering van de lening uitsluitend de taxatierapporten betrokken. Een taxatierapport geeft in dit geval onvoldoende controle-informatie over de waardering van de post Leningen u/g, omdat daarin geen informatie is opgenomen over schulden in verband met het getaxeerde object of andere verplichtingen van de eigenaar. De Accountantskamer legt aan betrokkene de maatregel van berisping op.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:42 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2021/3509

    Deels gegronde klacht tegen een gz-psycholoog. De Inspectie verwijt de gz-psycholoog dat zij ernstig grensoverschrijdend heeft gehandeld door direct na het beëindigen van de behandelrelatie met een cliënt gedurende lange tijd intensief privécontact met de cliënt te onderhouden, onder andere via WhatsApp en door middel van persoonlijke afspraken. Bovendien heeft de gz-psycholoog behandelinformatie over andere cliënten met de cliënt gedeeld en aldus haar geheimhoudingsplicht geschonden.Vast staat dat er tussen de cliënt en de gz-psycholoog direct na het beëindigen van de behandelrelatie intensief contact is ontstaan. Dat contact verliep voornamelijk via WhatsApp, waarbij het regelmatig ging om honderden berichten per avond. Ook hebben de cliënt en de gz-psycholoog contact met elkaar gehad per e-mail. Naast deze contacten hebben zij elkaar drie keer in persoon ontmoet, waarvan eenmaal in het bijzijn van de minderjarige dochter van de gz-psycholoog. Door meteen na de beëindiging van de behandelrelatie een intensief contact aan te gaan met de cliënt heeft de gz-psycholoog in strijd gehandeld met de voor de gz-psycholoog geldende beroepscode en daarmee de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening overschreden. De klacht is in zoverre gegrond. Ook heeft zij haar geheimhoudingsplicht geschonden door met de cliënt cliëntgegevens van anderen met de cliënt te delen. Er is geen seksueel grensoverschrijdend gedrag vastgesteld.De gz-psycholoog staat niet meer ingeschreven in het BIG-register. Het college zal om die reden, en gelet op de ernst van het tuchtrechtelijk verwijtbare handelen, aan de gz-psycholoog de maatregel opleggen van ontzegging van het recht om opnieuw in het BIG-register te worden ingeschreven. Gelet op de relatief jonge leeftijd van de gz-psycholoog en het feit dat zij zich toetsbaar heeft opgesteld, ziet het college aanleiding om de maatregel voorwaardelijk op te leggen, met als bijzondere voorwaarden dat de gz-psycholoog gedurende de proeftijd van twee jaar een behandeling bij een erkende leertherapeut zal volgen en daarbij de aanwijzingen opvolgt zoals geformuleerd in de beslissing. Klacht deels gegrond verklaard. Voorwaardelijke ontzegging van het recht wederom in het register te worden ingeschreven. Publicatie.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:43 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5490

    Ongegronde klacht tegen een huisarts. De klacht hangt samen met zaak A2023/5491.Klager verwijt de huisarts dat zij hem niet eerder heeft ingestuurd voor een scan, terwijl bij bloedonderzoek in 2021 al hoge ontstekingswaarden zijn gemeten en hij meerdere keren met klachten in de huisartsenpraktijk is langsgekomen. Dit heeft tot gevolg gehad dat klager ongeneeslijk ziek is geworden, aldus klager.Het college kan volgen dat de huisarts tijdens het consult in 2021 geen verder onderzoek heeft gedaan naar aanleiding van de ontstekingswaarden, omdat zij hier een passende verklaring voor had. Ook in augustus 2022 heeft de huisarts naar het oordeel van het college voldoende onderzoek gedaan. Het kan de huisarts niet tuchtrechtelijk worden verweten dat zij niet verder onderzoek heeft gedaan naar de verhoogde ontstekingswaarden die in juli 2022 waren gemeten. Deze waarden zijn toen beoordeeld door de waarnemend huisarts en de huisarts is in augustus 2022 verdergegaan met een beleid dat was gebaseerd op de door de waarnemend huisarts aan haar overgedragen informatie blijkens het dossier. In het dossier had de waarnemend huisarts genoteerd dat verder onderzoek moest worden gedaan vanwege de geringe bloedarmoede en zijn geen opmerkingen gemaakt over de ontstekingswaarde. De huisarts mocht redelijkerwijs op die informatie van haar collega afgaan. Ook op dit moment was zij dan ook niet gehouden tot enige doorverwijzing. Klacht ongegrond verklaard. Publicatie.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:44 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5491

    Gegronde klacht tegen een huisarts. De klacht hangt samen met zaak A2023/5490. Klager verwijt de huisarts dat hij hem niet eerder heeft ingestuurd voor een scan, terwijl bij bloedonderzoek in juli 2021 al hoge ontstekingswaarden zijn gemeten en hij meerdere keren met klachten in de huisartsenpraktijk is langsgekomen. Dit heeft tot gevolg gehad dat klager ongeneeslijk ziek is geworden, aldus klager.Het college is van oordeel dat de huisarts bij het consult van 5 januari 2022 niet voldoende onderzoek heeft gedaan. Klager had op dat moment sinds meerdere weken buikpijnklachten, maar de huisarts kon deze klachten niet verklaren. De uitslag van het urineonderzoek van 29 december 2021 bood geen verklaring voor de klachten, omdat hierbij geen afwijkingen waren gevonden. Rekening houdend met de gemeten bloedwaarden van juli 2021 waarbij een verhoogde bezinking was gemeten, had de huisarts als redelijk handelend huisarts de bezinking opnieuw moeten laten controleren. Verder had hij tijdens dit consult een lichamelijk onderzoek behoren te verrichten. Pas op basis van de uitkomsten van dat lichamelijk onderzoek had de huisarts zijn beleid nader dienen te bepalen, daaronder begrepen een eventuele verwijzing voor nader onderzoek. Ook bij het consult in juli 2022 had de huisarts gelet op de resultaten van het bloedonderzoek de bezinking nogmaals moeten laten controleren. Pas op basis van de uitkomsten van dat onderzoek had de huisarts zijn beleid nader dienen te bepalen, daaronder begrepen een eventuele doorverwijzing voor nader onderzoek. Het college is verder van oordeel dat de huisarts niet volledig en nauwkeurig is geweest in zijn aantekeningen in het huisartsenjournaal. Klacht gegrond verklaard. Waarschuwing. Publicatie.

  • ECLI:NL:TSCTS:2024:3 Tuchtcollege voor de Scheepvaart Amsterdam 2024-03 (2023.V4-REGGEBORG)

    Op 25 december 2022, eerste Kerstdag, lag het ms Reggeborg ten anker op de rede Indian River anchorage D, circa 11 nautische mijlen ten oosten van Bethany Beach, Delaware, USA (bijlage 4, 32, 40 en 55). Aan boord werd er een speenvarken geroosterd op een barbecue (bbq). De bbq bevond zich in de lashing store cq fanroom aan stuurboord op het upper tween deck, een besloten ruimte waar niet geventileerd werd. Er stonden wel 2 deuren open, namelijk de toegangsdeur vanaf het raised quarter deck en de toegangsdeur naar ruim 2. Tijdens het roosteren van het speenvarken in die ruimte zijn kort achter elkaar 3 bemanningsleden onwel geraakt door koolmonoxide vergiftiging. Zij zijn met behulp van een hijsharnas uit de besloten ruimte geholpen door andere bemanningsleden. Eenmaal aan dek zijn er nog 2 bemanningsleden, die bij de bbq aanwezig waren, onwel geraakt. De 5 bemanningsleden, die door het inademen van koolmonoxide onwel waren geworden, zijn met een kustwachtvaartuig van boord gehaald, overgezet op een brandweerboot en naar de wal gebracht. Daar hebben zij een paar uur in een ziekenhuis doorgebracht voor medische beoordeling, behandeling en monitoring. Rond middernacht dezelfde dag, waren zij weer terug aan boord.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:45 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5812

    Ongegronde klacht tegen een huisarts. Klager is de echtgenoot van de overleden patiënte. De klacht heeft betrekking op de huisartsgeneeskundige zorg die de huisarts aan patiënte heeft verleend nadat zij aan de huisartspraktijk had gemeld dat zij was besmet met Covid-19. Klager verwijt de huisarts dat hij na de besmetting de klachten van patiënte onvoldoende heeft uitgevraagd en het beloop niet heeft gemonitord, verder heeft hij haar ten onrechte niet op het spreekuur laten komen. De klacht richt zich op drie contactmomenten. Het college overweegt het volgende. Bij het eerste contactmoment, waar de Covid-19 uitslag werd doorgegeven aan de huisartsenpraktijk, kon de huisarts volstaan met kennisneming van de uitslag. Niet gebleken is dat op dat moment aan de huisarts kenbaar is gemaakt dat patiënte klachten had die anders van aard waren dan gangbare Corona klachten of dat patiënte verhoogd risico liep.Bij het tweede contactmoment kon de huisarts volstaan met het voorschrijven van pijnmedicatie, gepaard met de mededeling aan patiënte (via de doktersassistente) dat zij contact moest opnemen bij toename of verandering van haar klachten. De resterende klachten pasten goed bij de besmetting. Bij het derde contactmoment mocht de huisarts op basis van de informatie van de assistente constateren dat er geen andere klachten bijgekomen waren ten opzichte van het tweede contactmoment en dat er geen risicofactoren bestonden wat betreft complicaties of andere ziektebeelden. Op grond daarvan en gegeven de duur van het tijdsverloop sinds de Covid-19 besmetting, mocht hij het voortduren van de forse hoofdpijn (na uitwerking van de pijnstillers) en de overige klachten van patiënte nog steeds aan de Covid-19 besmetting toeschrijven. Klacht ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:34 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-806/AL/MN

    Voorzittersbeslissing. Naar het oordeel van de voorzitter heeft verweerster op deskundige wijze regie gevoerd in de behandeling van de zaak van klager. Daarbij heeft zij de belangen van klager voorop gesteld, zoals ook van een partijdig advocaat wordt verwacht. Verweerster heeft klager herhaaldelijk verzocht om meer bewijs zodat zij een kansrijke procedure voor hem kon starten. Ook heeft zij hem gewaarschuwd voor de risico's van een procedure. Na de met klager ontstane vertrouwensbreuk mocht en moest verweerster zich onttrekken. Naar het oordeel van de voorzitter heeft zij dat op zorgvuldige wijze gedaan, ook ten aanzien van haar verzoek om tussentijdse stopzetting van de toevoeging. Kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:63 Hof van Discipline 's Gravenhage 240053

    Klacht verwezen

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:35 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-830/AL/MN

    Voorzittersbeslissing. De voorzitter verklaart een klacht over de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2024:25 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5422

    Klacht tegen oogarts gegrond: berisping. Klaagster klaagt over een laserbehandeling van haar rechteroog door verweerder. Bij klaagster is een laserbehandeling YAG-PI uitgevoerd. Klaagster had echter een afspraak gemaakt om te worden behandeld voor nastaar. Het verwijt is dat een verkeerde diagnose is gesteld en een onjuiste behandeling is uitgevoerd, zonder goede uitleg aan klaagster en zonder instemming van klaagster met die behandeling. De oogarts stelt zich op het standpunt dat in het dossier op de ochtend van de behandeling stond genoteerd dat sprake was van glaucoom. De oogarts heeft verder aangevoerd dat weliswaar een verkeerde behandeling is uitgevoerd, maar dat hij feitelijk heeft uitgelegd wat hij ging doen en daarmee is voldaan aan het informed consent vereiste. De oogarts is door de wijziging van de afspraak in januari 2023, door Eyescan, niet in de gelegenheid geweest om klaagster de gang van zaken zelf uit te leggen. Het college komt tot het oordeel dat de oogarts tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld bij de uitvoering van de behandeling, het informed consent en de nazorg (oogdruppels) aan klaagster.

  • Verzetzaken 23-483, 23-485, 23-486, 23-487, 23-535 en 23-536 Verzetbeslissing. Het per abuis verkeerde feitelijke uitgangspunt voor de aanvang van de vervaltermijn doet niet af aan de juistheid van het oordeel van de voorzitter dat de klachten tegen verweerders kennelijk niet-ontvankelijk zijn, omdat zij niet tijdig zijn ingediend. Na kennisname van de ter informatie aan haar toegestuurde klachtbrief, moet klaagster redelijkerwijs bekend worden verondersteld met de mogelijke belangenverstrengeling waarover zij meer dan drie jaar later heeft geklaagd. Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2024:26 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5348

    Klager en verweerder zijn tandarts in dezelfde plaats. De verhoudingen tussen beide tandartsen zijn al jaren ernstig verstoord. Klager verwijt verweerder dat hij zich zodanig niet collegiaal gedraagt dat dit in strijd is met het belang van een goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg. Ook verwijt klager hem valsheid in geschrifte en het niet verstrekken van medische dossiers van naar klager overgestapte patiënten. Het college komt tot het oordeel dat de klacht ontvankelijk is en gedeeltelijk gegrond. Verweerder heeft patiënten aangemoedigd en zelfs financieel ondersteund bij het indienen van klachten tegen een collega waarmee hij zelf een conflict heeft. Daarnaast heeft hij zich in verschillende en herhaalde uitlatingen op social media negatief en onprofessioneel uitgelaten over de kwaliteit van het werk van deze collega. Verweerder schaadt met zijn handelen het vertrouwen van (voormalige) patiënten in het medisch handelen van klager. Het college legt een berisping op.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2024:27 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5349

    Klager en verweerster zijn tandarts en praktijkhouder in dezelfde plaats. De verhoudingen tussen beide tandartspraktijken zijn al jaren ernstig verstoord. Klager verwijt verweerster dat zij zich zodanig niet collegiaal gedraagt dat dit in strijd is met het belang van een goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg. Ook verwijt hij haar valsheid in geschrifte en het niet verstrekken van medische dossiers van naar klager overgestapte patiënten. Het college komt tot het oordeel dat de klacht ontvankelijk is maar dat de klacht ongegrond is.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:36 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-497/DB/ZWB

    Verzetbeslissing. Verzet gegrond, klachtonderdeel a) is niet verjaard. Klachtonderdeel a) is gegrond, verweerder had rekening moeten houden met de Rome II-verordening. Waarschuwing. Verzet voor het overige ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:60 Hof van Discipline 's Gravenhage 230136

    Dekenbezwaar. Bekrachtiging van schrapping, nadat verweerder in 2021 voor onbepaalde tijd geschorst was. De raad was eerder van oordeel dat verweerder structureel en langdurig in strijd met de kernwaarden onafhankelijkheid, integriteit en deskundigheid heeft gehandeld. Uit zijn handelen bleek, aldus de raad dat hij geen vertrouwen in de rechtspraak, in individuele rechters en (de vertegenwoordigers van) de orde van advocaten had. Hoewel verweerder in hoger beroep stelt dat hij respect heeft voor de rechterlijke macht, de dekens en andere advocaten, blijkt het tegenovergestelde uit zijn handelen. Het beroep op schending artikel 6 EVRM slaagt niet. Met nieuwe, niet onderbouwde beschuldigingen die verband houden met [land] en mensen uit [land], ontkracht verweerder niet de overweging van de raad dat zaken die verweerder behandelt met zijn verleden in verband worden gebracht, terwijl in redelijkheid niet te verdedigen is dat daarmee ook werkelijk een verband bestaat. Veeleer lijkt zijn betoog die overweging te bevestigen. Het hof bekrachtigt de uitspraak van de raad tot schrapping van verweerder van het tableau.

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:61 Hof van Discipline 's Gravenhage 230114

    Klacht ingetrokken.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:33 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-270/AL/GLD

    Verzetbeslissing. De voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden. Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:62 Hof van Discipline 's Gravenhage 230340

    Intrekking HB. Maatregel: onvoorwaardelijke schorsing. Op grond van artikel 56 lid 5 Advw bepaalt het hof de dag waarop de maatregel aanvangt.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:51 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2072

    Klaagster werd in 2003 op jonge leeftijd operatief behandeld in verband met borstkanker. In 2008/2009 is bij klaagster genetisch onderzoek verricht naar de aanwezigheid van een specifieke genmutatie die kan duiden op een verhoogd risico op borst- en eierstokkanker. Klaagster werd in 2013 verwezen naar verweerder voor het verwijderen van de eierstokken en eileiders in verband met een BRCA-2 mutatie. Klaagster is door verweerder geopereerd. De operatie verliep gecompliceerd omdat er sprake was van uitgebreide verklevingen in het gebied van beide eierstokken door endometriose. Klaagster is in 2016 nogmaals geopereerd door een andere gynaecoloog omdat er bij de eerdere operatie resterend weefsel van een van de eierstokken was achtergebleven. In 2017 kwam klaagster erachter dat er alleen sprake is geweest van een BRCA2 VUS en er geen erfelijke aanleg voor borst- en/of eierstokkanker is aangetoond. Klaagster stelt zich op het standpunt dat verweerder ten onrechte heeft nagelaten voor de operatie in 2013 haar hele dossier op te vragen, waaronder de brief waarin staat dat zij gen-draagster is. Als verweerder de oorspronkelijke diagnose had opgevraagd, had de operatie – met alle gevolgen van dien - niet plaats hoeven vinden. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2024:38 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-862/DH/DH

    Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat wederpartij. Klager 1 is niet bevoegd om ook namens de Vereniging van Eigenaren te klagen, zodat klager 2 kennelijk niet-ontvankelijk is in de klacht. Van een belangenconflict is de voorzitter op basis van de stukken niet gebleken. Evenmin heeft de voorzitter kunnen vaststellen dat verweerder de rechter onjuist heeft ingelicht. Klacht van klager 1 is dan ook kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:52 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2071

    Klaagster werd in 2003 op jonge leeftijd operatief behandeld in verband met borstkanker. In 2008/2009 is bij klaagster genetisch onderzoek verricht naar de aanwezigheid van een specifieke genmutatie die kan duiden op een verhoogd risico op borst- en eierstokkanker. In 2013 zijn de eierstokken en eileiders vaan klaagster operatief verwijderd in verband met een BRCA-2 mutatie. In 2014 is klaagster door de huisarts verwezen naar het ziekenhuis waar verweerster werkzaam is omdat was gebleken dat er na de eerdere operatie resterend weefsel van een van de eierstokken was achtergebleven. Klaagster is vervolgens gezien door verweerster. Na dit consult heeft verweerster het OK-verslag en relevante medische gegevens opgevraagd. Na collegiaal overleg bleek dat er een indicatie voor een re-operatie was, om het resterende weefsel te verwijderen. Klaagster twijfelde of ze de operatie zou doen. In het laatste contact tussen verweerster en klaagster – een telefonisch consult – gaf klaagster aan toch geopereerd te willen worden. Klaagster is toen door verweerster op de wachtlijst geplaatst voor operatie. De tweede operatie is in 2016 door een collega van verweerster uitgevoerd. In 2017 kwam klaagster erachter dat er alleen sprake is geweest van een BRCA2 VUS en er geen erfelijke aanleg voor borst- en/of eierstokkanker is aangetoond. Klaagster stelt zich op het standpunt dat verweerster ten onrechte heeft nagelaten voor de operatie in 2016 haar hele dossier op te vragen, waaronder de brief waarin staat dat zij gen-draagster is. Als verweerster de oorspronkelijke diagnose had opgevraagd, had de operatie – met alle gevolgen van dien - niet plaats hoeven vinden. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2024:39 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-861/DH/RO

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. Niet komen vast te staan dat verweerder misbruik heeft gemaakt van procesrecht of feiten heeft vermeld waarvan hij wist dat die onjuist waren. Evenmin gebleken dat verweerder zich op ontoelaatbare wijze persoonlijk in het geschil heeft gemengd en onvoldoende professionele distantie in acht heeft genomen. Niet tuchtwaardig verwijtbaar gehandeld door in opdracht van zijn cliënten een tweede verlengingsverzoek bij de rechtbank in te dienen. Het is bovendien niet gebleken dat verweerder klager op onnodige kosten heeft gejaagd. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:34 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-584/DB/LI

    Raadsbeslissing. Verweerder heeft de aan hem toekomende vrijheid in het behandelen van de zaak niet overschreden. Niet is gebleken dat verweerder stukken kwijt is of excessief declareert. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:35 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-716/DB/OB/D

    Dekenbezwaar. Verweerder behandelt uitsluitend gezamenlijke echtscheidingsverzoeken. Daarin heeft hij niet voldaan aan de zware zorgplicht richting zijn cliënten, door hen niet (aantoonbaar) te informeren over de mogelijkheden en risico’s en zich ervan te vergewissen dat zijn cliënten begrijpen welke afspraken zij maken. Schorsing 4 weken onvoorwaardelijk, 26 weken voorwaardelijk.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2024:40 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-920/DH/DH

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de (voormalig) eigen advocaat kennelijk ongegrond. Verweerder heeft meermalen duidelijk aan klager laten weten dat hij hem niet meer bijstond en dat klager een andere advocaat diende te zoeken. Dat verweerder niet ter zitting is verschenen en/of klager niet op de hoogte heeft gesteld van de zitting is dan ook niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:31 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-344/AL/GLD

    Verzetbeslissing. Het verzet is niet tijdig door de raad ontvangen. De termijnoverschrijding is niet verschoonbaar, omdat de door klager aangevoerde omstandigheden voor risico van klager komen. Verzet niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2024:41 Raad van Discipline 's-Gravenhage 24-090/DH/RO

    Herzieningsverzoek niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:32 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-491/AL/MN

    Raadsbeslissing. Klacht tegen eigen advocaat. Gelet op de conclusie van antwoord, waarin verweerder de eis in reconventie naar het oordeel van de raad voldoende heeft onderbouwd en toegelicht, is voor de raad niet komen vast te staan dat verweerder klager niet naar behoren heeft bijgestaan door de eis in reconventie ter zitting niet mondeling nog nader toe te lichten. Klacht in alle onderdelen ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:50 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2073

    Klaagster werd in 2003 op jonge leeftijd operatief behandeld in verband met borstkanker. In 2008/2009 is bij klaagster genetisch onderzoek verricht naar de aanwezigheid van een specifieke genmutatie die kan duiden op een verhoogd risico op borst- en eierstokkanker. In 2013 zijn de eierstokken en eileiders vaan klaagster operatief verwijderd in verband met een BRCA-2 mutatie. In 2014 is klaagster door de huisarts verwezen naar het ziekenhuis waar verweerster werkzaam is omdat was gebleken dat er na de eerdere operatie resterend weefsel van een van de eierstokken was achtergebleven. Klaagster is vervolgens gezien door verweerster. Na dit consult heeft verweerster het OK-verslag en relevante medische gegevens opgevraagd. Na collegiaal overleg bleek dat er een indicatie voor een re-operatie was, om het resterende weefsel te verwijderen. Klaagster twijfelde of ze de operatie zou doen. In het laatste contact tussen verweerster en klaagster – een telefonisch consult – gaf klaagster aan toch geopereerd te willen worden. Klaagster is toen door verweerster op de wachtlijst geplaatst voor operatie. De tweede operatie is in 2016 door een collega van verweerster uitgevoerd. In 2017 kwam klaagster erachter dat er alleen sprake is geweest van een BRCA2 VUS en er geen erfelijke aanleg voor borst- en/of eierstokkanker is aangetoond. Klaagster stelt zich op het standpunt dat verweerster ten onrechte heeft nagelaten voor de operatie in 2016 haar hele dossier op te vragen, waaronder de brief waarin staat dat zij gen-draagster is. Als verweerster de oorspronkelijke diagnose had opgevraagd, had de operatie – met alle gevolgen van dien - niet plaats hoeven vinden. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:32 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-856/DB/LI

    Raadsbeslissing. Klacht over de eigen advocaat. Voortzetting om redenen van algemeen belang. Verweerder heeft gedurende de behandeling van de zaak van klaagster en in het geschil over de declaratie in strijd gehandeld met de kernwaarden deskundigheid en integriteit. Verweerder heeft zich, zonder enige noodzaak om dat te doen, grievend uitgelaten over zijn cliënte richting de wederpartij. Vervolgens heeft hij klaagster ook willen laten betalen voor de tijd die hij bezig was met het uittypen van die uitlatingen. Verweerder heeft ook nagelaten belangrijke informatie en afspraken vast te leggen. Nadat de belangenbehartiging door verweerder is opgehouden en de woning is verkocht, heeft verweerder zijn honorarium gedeclareerd, voordat de verleende toevoeging was ingetrokken. Daarmee heeft verweerder te vroeg gehandeld, heeft hij te vroeg conservatoir beslag gelegd en heeft hij dat ook op een onjuiste wijze gedaan. De gemaakte fout heeft hij niet hersteld, maar dit is blijven voortduren tot aan de zitting bij de kantonrechter. De kantonrechter was door verweerder bovendien verkeerd voorgelicht. De raad acht dit alles ernstig. Verweerder heeft zich niet financieel integer gedragen en heeft ook daaromheen aanzienlijke fouten gemaakt. Schorsing van 4 weken, waarvan 2 weken voorwaardelijk.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:28 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-798/AL/GLD

    Voorzittersbeslissing over advocaat van de wederpartij van klaagster. Naar het oordeel van de voorzitter stond het verweerster vrij en was het haar wettelijk toegestaan om ten behoeve van de procedure van haar cliënt een uittreksel van klaagster op te vragen. Daarnaast mocht verweerster afgaan op de van haar cliënte verkregen informatie zonder daar nader onderzoek naar te doen. Kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:33 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-459/DB/ZWB

    Verzetbeslissing. Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:40 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6031

    Gegronde klacht tegen een verpleegkundige. Klaagster, de werkgever van de verpleegkundige, verwijt de verpleegkundige dat hij zich seksueel grensoverschrijdend heeft gedragen jegens een of meer cliënten, tijdens de behandelrelatie niet de professionele distantie in acht heeft genomen die van hem had mogen worden verwacht en zijn affectieve en/of seksuele gevoelens voor bepaalde cliënten niet heeft besproken met een college of vertrouwenspersoon en evenmin de zorgverlening aan betreffende cliënten heeft beëindigd of overgedragen. Voorts wordt de verpleegkundige verweten dat hij onzorgvuldig is omgegaan met gevoelige gegevens van meerdere cliënten en in strijd heeft gehandeld met de schriftelijke afspraken met zijn leidinggevende en de door klaagster voorgeschreven werkwijze. De werkgever heeft de verpleegkundige in eerste instantie geschorst en daarna ontslagen. De verpleegkundige heeft zijn registratie in het BIG-register laten doorhalen en is niet ter zitting verschenen. Naar het oordeel van het college is een verbod op herregistratie in het BIG-register passend en geboden. De verpleegkundige heeft met zijn gedrag en met zijn reactie op de klacht laten zien dat hij de ernst van zijn gedrag niet inziet. Gelet op zijn houding en zijn gebrek aan reflectie, maar ook gelet op het feit dat hij nog meermaals ernstig de fout in is gegaan nadat door de leidinggevende afspraken met hem waren gemaakt. Het college heeft als verzwarende omstandigheid in aanmerking heeft genomen dat de verpleegkundige een voorbeeldfunctie had; hij was teamleider en werkte in die hoedanigheid talloze werknemers in, ook stelde hij zich weinig toetsbaar op. Gelet op de ernstige schending van de professionele normen en de grote noodzaak patiënten tegen de verpleegkundige te beschermen, moet worden voorkómen dat de verpleegkundige weer aan de slag kan als verpleegkundige. Klacht gegrond, ontzegging van het recht wederom in het register te worden ingeschreven en publicatie.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:29 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-804/AL/MN

    Voorzittersbeslissing. DE voorzitter verklaard de klacht van klaagster in beide onderdelen kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:41 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6372

    Gegronde klacht tegen een verpleegkundige. De IGJ verwijt de verpleegkundige dat hij de professionele grenzen die hij als verpleegkundige in acht hoort te nemen heeft overschreden door met cliënte 1 gedurende en direct na de behandelrelatie en met cliënte 2 gedurende dan wel direct na de behandelrelatie een persoonlijke en intieme relatie aan te gaan waarin seksueel getinte contacten plaatsvonden. Daarmee heeft hij gehandeld in strijd met de zorg die hij ten opzichte van de cliënten had behoren te betrachten en dus in strijd met artikel 47 lid 1 van de Wet BIG en de professionele standaarden. Het college is van oordeel dat het gedrag van de verpleegkundige hem ernstig te verwijten valt. Bij de keuze van de maatregel moet in dit verband de preventieve werking het uitgangspunt zijn. De verpleegkundige heeft aangekondigd na maart 2024 werkzaam te zullen zijn buiten de gezondheidszorg. Naar het oordeel van het college brengt dit met zich dat het opleggen van de maatregel van schorsing onvoldoende preventieve werking heeft. Het college acht het passend en geboden om de maatregel van doorhaling uit het BIG register op te leggen (zie hiervoor uitgebreid 5.6 van de beslissing). Klacht gegrond, beveelt de doorhaling van de inschrijving van de verpleegkundige in het BIG register en publicatie.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:30 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-774/AL/GLD 23-776/AL/GLD 23-777/AL/GLD

    Voorzittersbeslissing in 3 samenhangende zaken. Klager beklaagt zich over het tekortschieten van verweerder en zijn kantoorgenoten in hun zorgplicht richting klager nadat zijn advocaat tevens kantoorgenoot van verweerders plotseling was overleden. Verweerder in klachtzaak 23-774 was toen geen advocaat meer zodat die klacht kennelijk niet-ontvankelijk is. Verweerders in klachtzaken 23-776 en 23-777 hoefden en konden de dossiers van klager bij hun kantoorgenoot niet over te nemen. Zij hebben zich ruim voldoende ingespannen om een andere advocaat buiten hun kantoor te vinden voor klager. Klachten kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:29 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-029/DB/LI

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de eigen advocaat. Verweerder heeft zijn ex-cliënt niet te woord willen staan omdat hij door hem onheus is bejegend. Hoewel een advocaat vanwege zijn bijzondere positie in het rechtsbestel bepaalde plichten heeft richting rechtszoekenden en diens (ex-)cliënten, hoeft een advocaat niet te dulden dat hij onheus bejegend wordt. Daarbij is in het bijzonder van belang dat klager zijn dossier al heeft ontvangen en diens advocaat contact op kan nemen met verweerder als er stukken ontbreken. Niet gebleken dat verweerder beschikt over ontbrekende e-mails en een brief. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:30 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-826/DB/LI/D

    Dekenbezwaar. Verweerder heeft in strijd met de kernwaarde integriteit doordat hij een studiekostenbeding heeft gesloten met zijn stagiaire waarbij verweerder niet de Beleidsregel stage en patronaat 2018 heeft gevolgd. Verweerder heeft de deken daarover consequent onjuist geïnformeerd, terwijl hij had moeten weten dat het gesloten studiekostenbeding niet was toegestaan. Ook niet voldaan aan de verplichting uit artikel 3.13 lid 7 onder a Voda. Onvoorwaardelijke schorsing van 2 weken.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:31 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-754/DB/LI

    Raadsbeslissing. Klacht over de kwaliteit van de dienstverlening. Het is de raad niet gebleken dat verweerder onvoldoende deskundig was en dat hij de juridisch verkeerde weg is ingeslagen. Dat de rechtbank van oordeel is dat de eerste stap (de onrechtmatigheid van het handelen van de gemeente) niet kan worden genomen en zij daarom niet toekomt aan het causale verband met de gestelde schade, betekent niet meteen dat verweerder ondeskundig is of een fout heeft gemaakt. Niet gebleken is dat hij een toegezegde of wettelijke termijn heeft overschreden. 5.7 Het is de raad verder niet gebleken dat verweerder niet tijdig de gevraagde kosteninschatting heeft verstuurd. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2024:37 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-416/DH/RO

    Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:57 Hof van Discipline 's Gravenhage 230383

    Hoger beroep tegen een door de raad ongegrond verklaard verzet. Niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:58 Hof van Discipline 's Gravenhage 230321

    Verzet tegen een voorzittersbeslissing te laat ingediend en daarmee niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TNORAMS:2024:1 Kamer voor het notariaat Amsterdam 734822 / NT 23-21 734823 / NT 23-22

    Klagers menen dat de toegevoegd notaris verwijtbaar heeft gehandeld. Volgens klagers heeft de toegevoegd notaris de rechten van klagers geschonden door de akte te verlijden zonder vooraf aan de betrokkenen hun in artikel 13 tweede volzin van de oprichtingsakte voorgeschreven instemming te vragen.

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:59 Hof van Discipline 's Gravenhage 230088

    Klacht over eigen advocaat. Klaagster beklaagt zich onder meer over de manier waarop verweerder zich volgens haar heeft gedragen tijdens een bespreking en dat hij zijn werk niet goed heeft gedaan en ondeskundig is. De raad heeft de klachten ongegrond verklaard. Het hof bekrachtigt de beslissing van de raad (verkorte bekrachtiging).

  • ECLI:NL:TNORAMS:2024:2 Kamer voor het notariaat Amsterdam 737092 / NT 23-27

    Nu klagers zich tot de notaris hadden gewend om een samenlevingsovereenkomst op te stellen en noch uit de aantekeningen van de eerste bespreking noch anderszins is gebleken dat zij de notaris toen ook hebben verzocht te adviseren omtrent de berekening van de erfdelen van de stiefkinderen, overweegt de kamer dat er geen verplichting voor de notaris was om dat op eigen initiatief te doen.

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:53 Hof van Discipline 's Gravenhage 240034

    Klacht verwezen

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:48 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2051

    Klacht van een instelling en een deel van haar cliënten tegen een huisarts. De instelling had de huisartsenzorg voor haar cliënten ondergebracht bij de reguliere huisartsenpraktijk van de huisarts. De samenwerking tussen de instelling en de huisartsenpraktijk was vastgelegd in een overeenkomst. De huisarts heeft in verband met pensionering de overeenkomst met in achtneming van de contractueel bedongen opzegtermijn opgezegd. Klagers verwijten de huisarts dat hij de overeenkomst onterecht en eenzijdig heeft beëindigd, geen zorg heeft gedragen voor de overbruggingsperiode tot een nieuwe huisarts was gevonden, zich niet heeft ingespannen om naar alternatieven te zoeken en dat hij niet voorafgaand aan de opzegging een oplossing heeft proberen te vinden. Het Regionaal Tuchtcollege is van oordeel dat de instelling klachtgerechtigd is op grond van artikel 65 lid 1 sub c. Naar het oordeel van het regionaal tuchtcollege heeft de huisarts de overeenkomst met de instelling niet onterecht beëindigd. De huisarts heeft zich gehouden aan de overeengekomen opzegtermijn en hij had een gewichtige reden om op te zeggen, namelijk zijn aanstaande pensioen. Naar het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege heeft de huisarts ook zorgvuldig gehandeld bij het opzeggen van de overeenkomst, daarbij kan het de huisarts niet worden aangerekend dat zijn opvolgers (beklaagden in zaken C2023/2052 en C2023/2053) niet met de instelling in zee wilde gaan. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klagers tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:54 Hof van Discipline 's Gravenhage 240036

    Klacht verwezen