ECLI:NL:TADRSGR:2025:37 Raad van Discipline 's-Gravenhage 24-946/DH/DH

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2025:37
Datum uitspraak: 26-02-2025
Datum publicatie: 04-03-2025
Zaaknummer(s): 24-946/DH/DH
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat wederpartij in alle onderdelen kennelijk ongegrond. Van rauwelijks dagvaarden is geen sprake. Er was al maanden (door een ander) zonder succes met klager onderhandeld. De voorzitter acht het niet onbetamelijk dat verweerder niet nog een poging heeft gedaan. Dat verweerder geen verhinderdata heeft opgevraagd, is in de gegeven omstandigheden niet klachtwaardig. Er is geen sprake van onnodig grieven of van het doelbewust schetsen van een onjuist beeld.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 26 februari 2025
in de zaak 24-946/DH/DH naar aanleiding van de klacht van:

[…] B.V.
klager
gemachtigde: [Z]

over:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) van 18 december 2025 met kenmerk K235 2024 en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 03 tot en met 08 (inhoudelijk) en 1 tot en met 39 (procedureel).

1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 De gemachtigde van klager is middellijk bestuurder van klager.
1.2 In het verleden hebben klager en bedrijf O een samenwerking gehad betreffende de ontwikkeling en realisatie van een ontwikkelingsproject voor woningen. Op enig moment ontstond tussen klager en O een geschil. Ter beëindiging van het geschil is tussen klager en O in 2011 een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarbij aan klager een zekerheidshypotheek is verstrekt.
1.3 Verweerder treedt op als advocaat voor O en de daarmee samenhangende vennootschap VM.
1.4 Op 19 januari 2023 heeft verweerder curator mr. N benaderd over de kwestie en onder meer geschreven:
“Ik treed als advocaat op van de [O] te [plaats 1]. Uit het insolventieregister heb ik begrepen dat u de curator van [de gemachtigde van klager] bent. (…)
Inmiddels is het project al enige tijd gerealiseerd en zijn alle woningen verkocht. Thans dienen de gronden die bestemd zijn als openbaar gebied aan de gemeente te worden overgedragen. Daarbij zal ook de aan [klager] verleende hypotheek dienen te worden geroyeerd, nu [O] volledig aan haar verplichtingen jegens [klager] heeft voldaan.
[Notaris] te [plaats 2], die de leveringsakte met betrekking tot deze gronden zal passeren, behoeft van [klager] een volmacht om de hypotheek te kunnen doorhalen. De notaris weet echter niet waar zij [de gemachtigde van klager] kan bereiken. Zou u deze e-mail aan [de gemachtigde van klager] willen doorsturen, met het verzoek contact op te nemen met [mr. L] van [notaris]?”
1.5 De curator heeft op 20 januari 2023 aan verweerder laten weten dat hij het bericht heeft doorgezet naar de gemachtigde van klager.
1.6 Vervolgens is er tussen (de gemachtigde van) klager en notaris mr. L gecorrespondeerd. Bij brief van 20 juli 2023 schrijft mr. L aan klager:
“(…) voor zover wij begrepen hebben vanuit [O] hebben zij aan alle verplichtingen voldaan. Daarmee zou de zekerheid kunnen komen te vervallen.”
1.7 Op 29 september 2023 heeft verweerder, namens VM, een conceptdagvaarding uitgebracht.
1.8 Op 5 oktober 2023 heeft verweerder de conceptdagvaarding met dagbepaling en producties aan curator mr. N gestuurd, met het verzoek deze door te sturen aan de gemachtigde van klager. Mr. N heeft diezelfde dag bevestigd het bericht te hebben doorgestuurd naar het bij hem bekende e-mailadres van de gemachtigde van klager.
1.9 Op 9 oktober 2023 heeft verweerder, namens VM, klager in kort geding gedagvaard. In de dagvaarding is onder meer vermeld:
“13. Het enige dat nog rest is dat de gronden die bestemd zijn als openbaar gebied en als zodanig door VM zijn ingericht, aan de gemeente [L] dienen te worden geleverd. In de e-mail van [mr. S] van 20 juni 2023 wordt ook aangedrongen op levering van de gronden ten behoeve van het openbaar gebied. (…)
18. Complicerende factor daarbij is dat [de gemachtigde van klager] op 21 augustus 2018 in staat van faillissement is verklaard en niemand weet waar hij woont. Zelfs zijn curator weet dat niet en heeft uitsluitend een e-mailadres van hem.
19. Bij e-mail van 19 januari 2023 heeft [verweerder] dit probleem uiteengezet aan de curator van [de gemachtigde van klager], mr. [N], en heeft hij hem verzocht om zijn e-mail aan [de gemachtigde van klager] door te sturen, met het verzoek contact op te nemen met notaris [mr. L] van [notariskantoor] te [D]. Aan dat verzoek heeft [mr. N] voldaan.
20. Sindsdien is er contact tussen de notaris en [de gemachtigde van klager], maar zelfs na een uitgebreide briefwisseling is [de gemachtigde van klager] nog altijd niet bereid gebleken om namens [klager] de royementsvolmacht te ondertekenen en medewerking te verlenen aan de verkoop en levering. Wat de reden hiervan is, is VM niet bekend, aangezien de notaris hierover, gelet op de AVG, geen mededelingen mag doen aan VM.
Verweren [klager]
21. Gelet op het voorgaande, kan VM in deze dagvaarding niet de verweren van [klager] vermelden.
Spoedeisend belang
22. Nu [klager] geen medewerking verleent aan het doorhalen van haar eerste recht van hypotheek op de door VM aan de gemeente te leveren gronden en deze zodoende niet onbelast aan de gemeente kunnen worden geleverd en evenmin medewerking verleend aan de verkoop en levering van de gezamenlijke gronden aan de gemeente, heeft VM recht en een spoedeisend belang bij een voorziening in kort geding, temeer daar de gemeente op levering aandringt. (…)
26. Aangezien de kans groot is dat [klager] in rechte niet zal verschijnen en [de gemachtigde van klager] namens haar geen medewerking zal verlenen”
Als productie 13 is een e-mail van 20 juni 2023 van mr. S (namens de gemeente) aan verweerder gevoegd.
1.10 Bij brief van 9 oktober 2023 heeft de gemachtigde van klager aan O een eerste reactie gegeven op de dagvaarding en O aansprakelijk gesteld voor geleden en nog te lijden schade.
1.11 Op 12 oktober 2023 heeft verweerder in een e-mail aan de afdeling kort geding van de rechtbank onder meer geschreven:
“[De gemachtigde van klager] stelt dat ik heb nagelaten de verhinderdata van [klager] op te vragen. Dat is juist. De reden hiervan is dat [klager] het in het handelsregister opgegeven telefoonnummer niet opneemt en ik geen woonadres, telefoonnummer of e-mailadres van haar bestuurder, [de gemachtigde van klager], heb. Ook is mij niet bekend of [klager] wordt bijgestaan door een advocaat, in welk geval ik met deze advocaat de verhinderdata had kunnen afstemmen.
Toen ik op 29 september jl. een datum voor het kort geding heb aangevraagd, werd ik door een medewerker van de griffie gebeld met de vraag waarom ik de verhinderdata van [klager] niet had opgegeven. Ik heb toen toegelicht dat ik [de gemachtigde van klager] niet kon bereiken. Daarbij heb ik gevraagd of er in dat kader nog aanvullende acties van mij werden verlengd. Daarop heb ik niets meer van de griffie vernomen, maar ontving ik een e-mail met de dagbepaling.
De dagbepaling en de concept dagvaarding heb ik vervolgens aan de curator van [de gemachtigde van klager], mr. [N], gezonden, met het verzoek deze aan [de gemachtigde van klager] door te sturen, hetgeen hij heeft gedaan. (…)
De dagvaarding is vervolgens op 9 oktober jl. aan [klager] uitgebracht.
Dat er geen contacten met [de gemachtigde van klager] hebben plaatsgevonden is zodoende juist, maar dat komt doordat [de gemachtigde van klager] dat onmogelijk maakt.
In de afgelopen maanden is er door notaris [mr. L] van [notariskantoor] uitgebreid met [de gemachtigde van klager] gecorrespondeerd, waarbij [mr. L] heeft getracht in der medewerking van [klager] (de gemachtigde van klager] te krijgen aan de doorhaling van de hypotheek en de levering van de gemeenschappelijke gronden aan de gemeente [R]. Na vele maanden hierover het hebben gecorrespondeerd zonder enig zicht op een oplossing, heeft cliënte besloten een vordering in kort geding in te stellen. Van de correspondentie tussen notaris [mr. L] en [de gemachtigde van klager] kan ik u geen afschrift zenden, omdat de notaris mij daarvan geen afschriften wil toesturen in verband met de AVG. Zij zal uw rechtbank desgevraagd een en ander kunnen bevestigen. (…)
[Mr. L] heeft er alles aan gedaan om [de gemachtigde van klager] te overtuigen, maar [de gemachtigde van klager] laat zich niet overtuigen. Het laatste contact dat ik met [de gemachtigde van klager] heb gehad dateert van 12 jaar geleden. (…)
Als [klager] alsnog tot een minnelijke oplossing wenst te komen, dan staat cliënte daar uiteraard positief tegenover. [De gemachtigde van klager] zal daarover echter niet [O], maar ondergetekende dienen te benaderen.”
1.12 Bij brief van 18 oktober 202 heeft de gemachtigde van klager aan mr. L onder meer geschreven:
“Zoals dezerzijds eerder aan u meegedeeld (…) [notariskantoor] is in de onderhavige kwestie een zakelijke dienstverlener van [O]. Niet valt in te zien, waarom er voor (een notaris van) [notariskantoor] belemmeringen zouden bestaan om aan opdrachtgever [O] verslag uit te brengen betreffende de contacten die tussen u en mij hebben plaatsgevonden.”
1.13 Bij brief van 24 oktober 2023 heeft mr. L gereageerd op klagers brief en onder meer geschreven:
“In mijn brief van 13 december jl. heb ik uiteengezet wat mijn conclusie is en dat ik de opdracht teruggeef aan [O]. (…)
[O] heb ik op 13 september een e-mail gestuurd met de volgende inhoud:
Daarnet hebben wij elkaar al even telefonisch gesproken. Ik heb gisteren weliswaar een brief ontvangen van [de gemachtigde van klager], maar daarmee komen we inhoudelijk (nog) niets verder.
Ik ga hem vandaag een brief terugsturen dat het mij niet gelukt is om duidelijkheid te krijgen en dat ik [O] hiervan op de hoogte zal brengen. En dat ik daarbij meld dat [O] zelf met hem contact moet opnemen voor het vervolg.”
1.14 De zitting in het kort geding is gepland op 27 oktober 2023. Op 26 oktober 2023 heeft klager de rechter gewraakt. Bij beslissing van 31 oktober 2023 heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen.
1.15 Bij deurwaardersexploot van 8 november 2023 is klager opgeroepen om te verschijnen op de zitting van 17 november 2023.
1.16 Op 15 november 2023 heeft verweerder in een e-mail aan notaris mr. L onder meer geschreven:
“In de afgelopen maanden hebben wij meerdere malen telefonisch contact gehad over de medewerking door [klager] aan het royement van het aan haar verstrekte recht van hypotheek, alsmede aan de levering van door haar destijds aangekochte gronden aan de gemeente [L].
Vanaf januari jl. heeft u getracht [klager] tot medewerking te bewegen.
Diverse mailen heb ik u gevraagd naar de vorderingen en even zo vaak heeft u mij geantwoord dat er nog geen vorderingen waren gemaakt, maar dat u mij over de redenen daarvoor geen verdere mededelingen kon doen. (…)
In haar brief aan cliënte van 9 oktober jl. trekt [de gemachtigde van klager] in twijfel dat u mij in verband met de vertrouwelijkheid geen mededelingen kon of wilde doen over de inhoud van uw correspondentie met [klager]. (…)
Bij deze verzoek ik u mij te bevestigen dat u mij in verband met de vertrouwelijkheid over de inhoud van de correspondentie met [de gemachtigde van klager]/[klager] geen mededelingen wilde doen.”
1.17 Mr. L heeft diezelfde dag gereageerd en geschreven:
“Zonder verder in te gaan op de rest van uw e-mail (…) klopt het dat ik geen inhoudelijke mededelingen kan doen over correspondentie die gericht is aan één van partijen in verband met de geheimhoudingsplicht.”
1.18 Op 21 november 2023 is vonnis in kort geding gewezen. Uit het vonnis blijkt dat klager niet ter zitting is verschenen en dat tegen hem verstek is verleend.
1.19 Bij brief van 31 oktober 2023 (ontvangen op 8 november 2023) heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
1.20 Bij brief van 14 december 2023 heeft verweerder op de klacht gereageerd.
“En thans deugen ook notaris [mr. L] en ondergetekende weer niet.
[De gemachtigde van klager] is gewoon een querulant, die nalaat in de geëigende procedure verweer te voeren, maar vervolgens zijn gram probeert te halen in de klachtprocedure.”

2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende.
a) Handelen in strijd met gedragsregel 1: Verweerders opstelling en handelwijze wordt in strijd geacht met een betamelijke beroepsuitoefening. Daarnaast heeft verweerder in strijd gehandeld met de van toepassing zijnde wet- en regelgeving dat in verband met een kort geding de wederpartij om opgave van verhinderingen dient te worden verzocht. Verweerder heeft klager rauwelijks gedagvaard in kort geding.
b) Handelen in strijd met gedragsregel 5: Door verweerder is geen enkel initiatief ondernomen om te onderzoeken of een oplossing in der minne mogelijk is. Klager stelt dat uit niets blijkt dat klager niet tot overleg bereid zou zijn. Klager heeft mr. L een aantal vragen voorgelegd. O, noch verweerder, zijn bereid geweest de vragen van klager serieus te nemen.
c) Handelen in strijd met gedragsregel 6: Klager wordt als gevolg van verweerders opstelling en handelwijze genoodzaakt om kosten te maken. Daarnaast ontstaat er voor klager ook schade anderszins.
d) Handelen in strijd met gedragsregel 7: Verweerder heeft getracht om over klager en zijn gemachtigde een zo negatief mogelijk beeld te schetsen.
Aanvulling in repliek: verweerder heeft klager in zijn reactie op de klacht aangeduid als querulant en zich zo onnodig grievend tegenover klager uitgelaten. Ook verweerders stelling dat hij en notaris L ‘weer niet deugen’ getuigt niet van een professionele instelling.
e) Handelen in strijd met gedragsregel 8: Verweerder heeft welbewust en doelgericht tegenover (de griffie van) de rechtbank een onjuist beeld geschetst, onder meer door welbewust en doelgericht relevante feiten en omstandigheden onjuist te omschrijven en weer te geven. Klager heeft op onder meer het volgende gewezen:
- Er was er geen sprake van spoedeisendheid en dus geen aanleiding voor een kort geding. Uit niets blijkt dat de gemeente aandringt op levering.
- Verweerder heeft in de dagvaarding vermeld dat de notaris gelet op de AVG geen mededeling mocht doen aan VM over de contacten met klager. Klager kan zich dat niet voorstellen en de notaris heeft wel degelijk informatie verstrekt aan VM over de contacten.
- Onjuist is verder dat klager en zijn gemachtigde niet bereikbaar zijn en zich opzettelijk onbereikbaar houden. Het postadres van klager was bekend en er zijn ook brieven op dit adres bezorgd.
- Verweerder heeft in de dagvaarding melding gemaakt van een niet ter zake doend faillissement, alleen om een negatief beeld van klager (en/of zijn gemachtigde) te schetsen.
f) Handelen in strijd met gedragsregel 20: Een advocaat dient rekening te houden met de gerechtvaardigde belangen van de wederpartij die op verschaffing van stukken aanspraak heeft.

3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4 BEOORDELING
Toetsingskader
4.1 Het gaat om een klacht over advocaat van de wederpartij van klager. Voorop staat dat een advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.
4.2 Bij deze toetsing is de tuchtrechter niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen, gezien ook het open karakter van de wettelijke norm, daarbij wel van belang zijn. Of sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per geval beoordeeld.
Klachtonderdelen a), b) en c)
4.3 Klager verwijt verweerder allereerst dat die hem rauwelijks – zonder verhinderdata op te vragen en zonder een poging te doen tot minnelijk overleg – heeft gedagvaard. Vaststaat dat verweerder geen verhinderdata heeft opgevraagd. Hij heeft op 29 september 2023 een datum voor een kort geding gevraagd. De dagbepaling en conceptdagvaarding heeft hij aan de curator van de gemachtigde van klager gestuurd, met het verzoek deze aan de gemachtigde van klager door te sturen. Verweerder heeft de gemachtigde van klager ook in januari 2023 via de curator aangeschreven, omdat hij (en de notaris) kennelijk niet wisten hoe zij de gemachtigde van klager konden bereiken. Daarop is door (de gemachtigde van) klager niet richting verweerder gereageerd. De dagvaarding is vervolgens op 9 oktober 2023 uitgebracht op het in het handelsregister geregistreerde adres van klager. De gemachtigde van klager heeft vervolgens contact opgenomen met de rechtbank en gevraagd om een andere datum te bepalen. In reactie daarop heeft verweerder in een e-mail van 12 oktober 2023 aan de rechtbank toegelicht waarom hij geen verhinderdata heeft opgevraagd. De notaris heeft op 15 november 2023 aan verweerster bevestigd dat zij geen inhoudelijke mededelingen kan doen over correspondentie die gericht is aan één van de partijen in verband met de geheimhoudingsplicht. De voorzitter heeft geen reden om daaraan te twijfelen. Dat verweerder geen verhinderdata van (de gemachtigde van) klager heeft opgevraagd, acht de voorzitter in de gegeven omstandigheden dan ook niet klachtwaardig.
4.4 De voorzitter overweegt daarbij dat de notaris van (omstreeks) januari tot september 2023 heeft gecorrespondeerd met de gemachtigde van klager over medewerking aan het royement van het aan hem verstrekte recht van hypotheek. Uit de bij de dagvaarding gevoegde producties blijkt verder dat de gemeente in juni 2023 voortgang wenst waar het de levering van de grond betreft. Nu er al maanden – zonder succes – met klager was onderhandeld, acht de voorzitter het niet onbetamelijk dat verweerder niet nog een poging heeft gedaan om tot een minnelijke oplossing te komen.
4.5 Overigens is de zitting in kort geding – na afwijzing van het wrakingsverzoek – uiteindelijk gepland op 17 november 2023. De voorzitter kan niet vaststellen of bij het bepalen van die datum rekening is gehouden met de verhinderdata van klager. Klager had daarvoor echter al contact met de rechtbank over de datum voor de behandeling van het kort geding. Klager is bovendien behoorlijk opgeroepen. Van schending van fair play is niet gebleken. Dat klager kosten heeft moeten maken vanwege de door verweerder gestarte procedure, betekent niet dat verweerder onbetamelijk gehandeld heeft. Het is de voorzitter niet gebleken dat verweerder klagers belangen nodeloos of op ontoelaatbare wijze heeft geschaad. Deze klachtonderdelen zijn dan ook kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel d)
4.6 Het verwijt is dat verweerder zich onnodig grievend heeft uitgelaten, zowel in de dagvaarding als in zijn reactie op de klacht. De voorzitter stelt voorop dat volgens vaste jurisprudentie vrijheid van meningsuiting ook geldt voor advocaten. De voorzitter overweegt dat de dagvaarding zakelijk van toon en strekking is. Van onnodig grievende uitlatingen daarin is niet gebleken. Dat klager het met de stellingname niet eens is, is daarvoor onvoldoende.
4.7 Verweerder heeft de gemachtigde van klager in zijn reactie op de klacht aangeduid als “querulant”. De voorzitter overweegt dat een advocaat vrij staat zijn verweer te voeren op een wijze die hem goed dunkt, zolang de grenzen van de betamelijkheid niet worden overschreden. Hoewel verweerder zich in zijn reactie op de klacht zakelijker had kunnen opstellen, acht de voorzitter het gebruik van de term “querulant” niet klachtwaardig, mede gelet op de uitvoerige motivering van verweerder daarbij. Dat de gemachtigde van klager zich hierdoor gegriefd voelt, is mogelijk, maar de voorzitter acht het niet onnodig grievend. De voorzitter ziet in de verdere reactie op de klacht van verweerder geen onnodig grievende uitlatingen. Dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel e)
4.8 Het verwijt is dat verweerder welbewust en doelgericht een onjuist beeld heeft geschetst. De voorzitter gaat ervanuit dat klager hiermee zowel doelt op de dagvaarding, als op verweerders bericht aan de rechtbank van 12 oktober 2023. De voorzitter overweegt dat verweerder het standpunt van zijn cliënt naar voren heeft gebracht. Uit de overgelegde stukken blijkt niet dat verweerder daarbij (bewust) onjuistheden naar voren heeft gebracht. De voorzitter verwijst daarbij ook naar wat er onder 4.3 en 4.4 is overwogen over klagers (on)bereikbaarheid en het al dan niet mededeling doen door de notaris. Dat verweerder in zijn reactie op de klacht (bewust) een onjuiste voorstelling van zaken geeft, is de voorzitter evenmin gebleken. Dit klachtonderdeel is dan ook kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel f)
4.9 De voorzitter overweegt dat het aan klager is om zijn klacht te concretiseren en onderbouwen. Klager verwijt verweerder kennelijk dat hij geen rekening heeft gehouden met klagers gerechtvaardigde belang bij verschaffing van stukken. Over welke stukken klager niet beschikt, is de voorzitter niet duidelijk. Dat verweerder op dit punt klachtwaardig heeft gehandeld, kan de voorzitter niet vaststellen. Dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond

Aldus beslist door mr. H.C.A. de Groot, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 26 februari 2025.