ECLI:NL:TGZRAMS:2025:55 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7108
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2025:55 |
---|---|
Datum uitspraak: | 07-03-2025 |
Datum publicatie: | 07-03-2025 |
Zaaknummer(s): | A2024/7108 |
Onderwerp: | Grensoverschrijdend gedrag |
Beslissingen: | Gegrond, doorhaling inschrijving register |
Inhoudsindicatie: | Gegronde klacht tegen een internist. De klacht is ingediend door de IGJ en gaat om seksueel grensoverschrijdend gedrag jegens een AIOS en twee patiënten. Eén van deze patiënten heeft ook zelfstandig een klacht ingediend (A2024/7255). De internist heeft de gedragingen ontkend. Aan deze internist was in 2023 de maatregel van een schorsing voor de duur van één jaar opgelegd door het CTG naar aanleiding van een gegronde klacht over seksueel grensoverschrijdend handelen bij drie vrouwelijke co-assistenten. De klacht wordt gegrond verklaard, de verklaringen van de patiënten en de AIOS zijn geloofwaardig en komen op essentiële punten overeen met de gedragingen in de zaak van de co-assistenten. Het gedrag van de internist wordt door het college stuitend en onaanvaardbaar geacht. Doorhaling.Kenmerk: grensoverschrijdend gedrag |
A2024/7108
Beslissing van 7 maart 2025
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
Beslissing van 7 maart 2025 op de klacht van:
Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd,
gevestigd in Utrecht, klaagster, hierna ook: de IGJ,
gemachtigde: mr. I. de Groot, werkzaam in Utrecht,
tegen
A,
internist,
destijds werkzaam in B,
verweerder, hierna ook: de internist,
gemachtigde: mr. D. Zwartjens, werkzaam te Leiden.
1. De zaak in het kort
1.1 De IGJ ontving in de periode februari 2022 tot juni 2022 meerdere meldingen
over het gedrag
van de internist. Dit waren meldingen van een vrouwelijke arts-assistent in opleiding
voor
specialist (verder: de AIOS) en twee patiënten. De internist zou zich seksueel grensoverschrijdend
hebben gedragen richting de drie vrouwen. De IGJ heeft naar aanleiding van deze
meldingen een
onderzoek ingesteld en heeft haar bevindingen vastgelegd in een aantal rapportages.
Vervolgens is
deze tuchtklacht ingediend. De internist heeft alle beschuldigingen betwist.
1.2 Het college komt tot het oordeel dat de IGJ ontvankelijk is in haar klacht en
dat de klacht
in al haar onderdelen gegrond is. Hierna vermeldt het college eerst hoe de procedure
is verlopen.
Daarna licht het college de beslissing toe.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 11 april 2024;
- de brief van de IGJ met een bijlage, ontvangen op 30 april 2024;
- de brief van de IGJ van 24 mei 2024;
- een aanvullende bijlage bij het klaagschrift van de IGJ, ontvangen op 2 september
2024;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- een aanvullende bijlage bij het klaagschrift van de IGJ, ontvangen op 30 december
2024;
- twee aanvullende bijlagen bij het verweerschrift van verweerder, ontvangen op
8 januari
2025.
2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris
van het
college met elkaar in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben
zij geen gebruik
gemaakt.
2.3 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 17 januari 2025. Namens de IGJ
is verschenen
C en de gemachtigde van de IGJ. Ook de internist is verschenen, bijgestaan door
zijn gemachtigde.
De partijen en hun gemachtigden hebben hun standpunten mondeling toegelicht. De
gemachtigden hebben
pleitnotities voorgelezen en aan het college en de andere partij overhandigd.
3. De feiten
3.1 De internist werkte van 2003 tot november 2021 in het D in B. Eerst als internist-
intensivist op de intensive-care en later verrichtte hij werkzaamheden op de spoedeisende
hulp
(verder: SEH) en de polikliniek. Als onderdeel van de vakgroep interne geneeskundige
gaf hij, onder
andere, echo-onderwijs. Ook verrichtte hij endoscopieën.
3.2 Op 12 november 2021 meldden drie vrouwelijke co-assistenten dat de internist
op die dag
tijdens een lessituatie zich seksueel grensoverschrijdend had gedragen, waarbij
hij, onder andere,
tijdens het echo-onderwijs zonder de toestemming van de co-assistenten hun ondergoed
opzij heeft
geschoven en hun schaamstreek heeft aangeraakt. De co-assistenten hebben daarover
een klacht
ingediend bij dit college. Op 24 maart 2023 is door dit college deze klacht in al
haar onderdelen
gegrond verklaard en is aan de internist de maatregel van een doorhaling in het
register opgelegd.
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (CTG) heeft de klacht op 21 december
2023
eveneens gegrond verklaard, maar heeft in plaats van de maatregel van doorhaling
aan de internist
een schorsing voor de duur van één jaar opgelegd (ECLI:NL:TGZCTG:2023:171).
3.3 Op 17 november 2021 heeft een vrouw (geboren in 2001, verder: patiënte 1) samen
met haar
moeder een melding gemaakt van het gedrag van de internist tijdens een consult dat
had
plaatsgevonden op 12 november 2021. Patiënte 1 werd toen door de internist onderzocht
tijdens een
poliklinisch consult naar aanleiding van een gecompliceerde urineweginfectie waarvoor
zij eerder
één dag ter observatie was opgenomen geweest in het ziekenhuis. De internist zou
zich tijdens dit
consult (seksueel) grensoverschrijdend hebben gedragen. Naar aanleiding van dit
consult heeft
patiënte 1 een klacht ingediend bij de klachtencommissie van het ziekenhuis. Deze
klacht is op 31
mei 2022 gegrond verklaard. Zij heeft op 16 februari 2022 aangifte gedaan van deze
gebeurtenis bij
de politie.
3.4 Op 27 januari 2022 heeft een AIOS bij de Raad van Bestuur van het ziekenhuis
gemeld dat de
internist zich tijdens een onderwijsmoment op 11 november 2021 seksueel grensoverschrijdend
had
gedragen.
3.5 Een vrouw (geboren in 1995, verder: patiënte 2) was in de periode van juni 2021
tot en met
oktober 2021 onder behandeling van de internist. Zij heeft op 11 april 2022 aangifte
bij de politie
gedaan van seksueel grensoverschrijdend gedrag door de internist.
3.6 Patiënte 1 heeft op basis van de hiervoor onder 3.3 genoemde gebeurtenissen
zelfstandig een
tuchtklacht ingediend tegen de internist. Deze klacht is eveneens op de openbare
zitting van 17
januari 2025, maar niet gelijktijdig, behandeld.
4. De klacht en de reactie van de internist
4.1 De IGJ verwijt de internist dat hij:
a) zich ten aanzien van de AIOS (seksueel) grensoverschrijdend en onprofessioneel
heeft gedragen in
een opleidingssituatie en aldus in strijd gehandeld heeft met hetgeen een behoorlijk
beroepsbeoefenaar in een dergelijke functie en situatie betaamt;
b) tijdens de behandeling van patiënte 1 (seksueel) grensoverschrijdend en onzorgvuldig
heeft
gehandeld;
c) tijdens de behandeling van patiënte 2 (seksueel) grensoverschrijdend en onzorgvuldig
heeft
gehandeld.
4.2 De internist heeft het college verzocht de IGJ ten aanzien van het klachtenonderdeel
over
patiënte 1 niet-ontvankelijk te verklaren en de klacht dus niet inhoudelijk te behandelen,
voor
zover het college al afzonderlijk een beslissing heeft genomen over de zelfstandig
ingediende
klacht van patiënte 1. Voor het geval het college de klacht wel inhoudelijk gaat
beoordelen, heeft
de internist het college verzocht de klacht in alle onderdelen ongegrond te verklaren.
4.3 Het college gaat hierna verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
Ontvankelijkheid
5.1 Ten aanzien van het klachtenonderdeel betreffende patiënte 1 is door patiënte
1 zelf ook een
klacht bij dit college ingediend. De klacht van de patiënte 1 is afzonderlijk, maar
op dezelfde
zittingsdag, behandeld. De beslissing in die zaak wordt op dezelfde datum uitgesproken
als in deze
zaak. Dat bekent dat het college in de eerste plaats onder ogen moet zien of er
ten aanzien van het
deel van de klacht van de IGJ dat ziet op het feitencomplex dat ook wordt genoemd
in de klacht van
patiënte 1 sprake is van ne bis in idem. In artikel 51 BIG staat dat een nieuwe
berechting niet
mogelijk is als er al een onherroepelijk geworden tuchtrechtelijke eindbeslissing
is genomen. Het
college stelt vast dat er in deze zaken geen sprake is van zo’n onherroepelijke
eindbeslissing,
omdat beide zaken op dezelfde zittingsdatum zijn behandeld en de beslissing ook
op dezelfde datum
genomen is. Ook overigens is er geen rechtsregel die er aan in de weg staat om twee
klachten over
hetzelfde feitencomplex op dezelfde zitting te behandelen. Het college is daarom
van oordeel dat de
IGJ ook ten aanzien van patiënt 1 ontvankelijk is in haar klacht.
De criteria voor de beoordeling ten aanzien van patiënten 1 en 2
5.2 De vraag is of de internist de zorg aan beide patiënten heeft verleend die
van hem verwacht
mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende internist.
Bij de
beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen
en andere
professionele standaarden.
De criteria voor de beoordeling ten aanzien van de AIOS
5.3 De hierboven genoemde (eerste) tuchtnorm heeft enkel betrekking op de behandelrelatie
tussen
een beroepsbeoefenaar en een patiënt. Zoals reeds door het CTG in voornoemde uitspraak
in 2023
(ECLI:NL:TGZCTG:2023:171) is overwogen valt het onderwijs door een beroepsbeoefenaar
aan een AIOS
onder de tweede tuchtnorm, zoals genoemd in artikel 47 lid 1 onder b wet BIG, te
weten ‘enig ander
handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk beroepsbeoefenaar betaamt’.
Rapportages van de IGJ
5.4 Namens de internist is aangevoerd dat de verklaringen die aan de klachten
ten grondslag
liggen, te onduidelijk zijn en dat de rapportage waarop de klacht is gegrond, niet
op een
zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. In de zaak van patiënte 1 is verder aangevoerd
dat waar de
IGJ zich baseert op de verklaringen van deze patiënt, het in feite gaat om de verklaringen
van de
moeder van de patiënt, die op meerdere gelegenheden namens haar dochter het woord
heeft gevoerd.
5.5 Het college sluit aan bij de beslissing van 25 april 2024 van de voorzieningenrechter
in de
door de internist aangespannen zaak waarin – kortgezegd - door de internist werd
gevorderd dat de
rapportages niet zouden mogen worden gebruikt (rechtspraak.nl: ECLI:NL:RBDHA:2024:6149).
In deze
beslissing is in rechtsoverweging 4.8 overwogen dat in drie van de vier rapporten
in heldere
bewoordingen duidelijk is gemaakt welke gedragingen de internist verweten worden
en dat de
internist voldoende gelegenheid heeft gehad om daarop te reageren. De vierde rapportage
(die de
AIOS betrof) was gebrekkig tot stand gekomen volgens de voorzieningenrechter.
5.6 In het geval van het rapport betreffende patiënte 1 merkt het college daarbij
op dat
inderdaad uit de rapportage blijkt dat overwegend is gesproken met haar moeder.
In de eerste plaats
hecht het college belang aan de verklaring van de moeder, omdat zij bij het consult
aanwezig was en
de avond van het consult al door haar dochter is gebeld. Patiënte 1 heeft verder
op 16 februari
2022 aangifte gedaan bij de politie en bij die gelegenheid is zij zelf door de politie
verhoord.
Die verklaring en de verklaring van haar moeder zijn consistent, zoals blijkt uit
de aangifte
(productie 14 van de IGJ) en de citaten uit die aangifte zoals die op de zitting
zijn voorgelezen
door de gemachtigde van de internist.
5.7 Daarnaast is in de rapporten ook duidelijk omschreven op welke manier de internist
de
gelegenheid is gegeven om te reageren op de verklaringen en om daarbij zijn zienswijze
te geven.
5.8 Over het vierde rapport over de gebeurtenissen tussen de AIOS en de internist,
heeft de
voorzieningenrechter in voormelde uitspraak geoordeeld dat daarin hoor en wederhoor
niet goed
hadden plaatsgevonden. De IGJ heeft na deze beslissing dit rapport ingetrokken en
heeft een nieuw
rapport opgesteld waarin voldoende ruimte gecreëerd is voor de visie van de internist.
Het college
is van oordeel dat ook dit laatste rapport voldoende zorgvuldig is opgesteld.
5.9 Het rapport van emeritus professor E, dat door de internist in het geding is
gebracht, brengt
het college niet tot een ander oordeel. Dit rapport is geschreven vanuit het strafrechtelijk
gedachtengoed, dat een evident andere invalshoek kent dan het tuchtrechtelijk gedachtengoed.
In het
tuchtrecht komt een duidelijk grotere betekenis toe aan de omstandigheden van het
geval dan in het
strafrecht. Bovendien hanteren het strafrecht en het tuchtrecht verschillende beoordelingscriteria
en doelen. Binnen het strafrecht gaat het er immers om of hetgeen ten laste is gelegd
wettig en
overtuigend bewezen kan worden, en de beoordelingscriteria binnen het tuchtrecht
zijn of een
beroepsbeoefenaar heeft gehandeld conform een redelijk handelend beroepsgenoot.
5.10 Het college komt tot de slotsom dat de IGJ-rapporten voldoende helder zijn over
welke
gedragingen de internist verweten worden, en dat de internist ook voldoende gelegenheid
heeft gehad
om zijn visie daarop te geven.
Betrouwbaarheid van de verklaringen
5.11 Over de inhoudelijke waardering van de verklaringen overweegt het college
het volgende. De
internist betwist de verklaringen grotendeels. Hij heeft zich op het standpunt gesteld
dat er
daarmee sprake is van uiteenlopende lezingen over gebeurtenissen zonder steunbewijs
en dat in het
tuchtrecht in die gevallen over de gebeurtenissen geen oordeel kan worden gegeven.
5.12 Het college is van oordeel dat het hier om een andere situatie gaat dan waarin
er sec sprake
is van twee uiteenlopende lezingen over de feiten zonder steunbewijs. Het college
heeft in dit
verband vastgesteld dat het hier niet gaat om op zichzelf staande gebeurtenissen,
maar dat er een
duidelijk patroon zichtbaar is in de klachten tegen de internist.
5.13 Het gaat in deze klacht om verklaringen van twee jonge vrouwelijke patiënten
en een eveneens
jonge, vrouwelijke AIOS. De AIOS en patiënt 1 beschrijven ieder voor zich gebeurtenissen
tussen hen
en de internist op respectievelijk 11 en 12 november 2021. In de hiervoor genoemde
zaak van de drie
co-assistenten, ook jonge vrouwen, ging het ook om gebeurtenissen tussen hen en
de internist, eveneens op 12 november 2021. In het klachtenonderdeel van patiënte
2 ging het om gebeurtenissen tussen haar en de internist tijdens meerdere consulten
in 2021, gedurende een tijdsbestek van enkele maanden, waarvan het laatste consult
relatief kort voor die andere gebeurtenissen plaatsvond, te weten op 27 oktober 2021.
5.14 De klachten zijn bovendien door ieder van de drie betrokkenen onafhankelijk
van elkaar
ingediend. Patiënte 1 heeft kort na het consult een klacht ingediend bij de interne
klachtencommissie van het ziekenhuis en zij heeft vervolgens ook aangifte gedaan.
De AIOS heeft in
januari 2022 een klacht ingediend. Patiënte 2 heeft een klacht ingediend toen zij
in de media
hoorde dat een internist de toegang tot het ziekenhuis was ontzegd. In dat bericht
stond echter
geen enkele nadere informatie over de aard van de klachten.
5.15 Het college ziet in het dossier en ook anderszins geen aanleiding om te veronderstellen
dat
de drie betrokkenen op het moment van het indienen van de klachten inhoudelijk op
de hoogte zouden
zijn geweest van de gebeurtenissen bij elk van de anderen van hen.
5.16 Het college stelt tegen deze achtergrond vast dat de verklaringen van de twee
patiënten en de
AIOS elkaar op relevante en essentiële punten ondersteunen. Met name is opvallend
dat in veel
verklaringen dezelfde details worden genoemd, zoals dat de internist hun string
of slip (mediaal en
niet lateraal) wegtrok en al of niet tussen hun schaamlippen trok, dat zij hun benen
in
ongebruikelijke poses moesten houden en dat de internist zelf de gel wegveegde van
hun buik en
benen. Deze details komen voor een groot deel overeen met de details die genoemd
werden door de
drie co-assistenten in de zaak die heeft geleid tot eerder genoemde beslissing van
het CTG van 21
december 2023.
5.17 Ondanks dat de internist en patiënte 2, en de internist en de AIOS zich telkens
alleen in een
ruimte bevonden en in het derde geval de moeder van patiënte 1 zich weliswaar in
dezelfde ruimte
bevond, maar haar zicht daarbij was belemmerd door een scherm, en er per individueel
geval dus geen
steunbewijs van derden beschikbaar is, is het college van oordeel dat kan worden
uitgegaan van de
juistheid van de verklaringen, in hun onderlinge samenhang bezien. Het college hecht
dan ook geen
geloof aan de verklaringen van de internist over wat er zou zijn gebeurd.
5.18 Het college vindt extra steun voor deze opvatting in de grote vragen die worden
opgeroepen
bij nut en noodzaak van de door verweerder ingeplande onderzoeken bij de twee patiënten,
in beide
gevallen medische onderzoeken waarbij noodzaak, frequentie en aard daarvan volstrekt
niet duidelijk
is geworden, bij telkens jonge vrouwen zonder duidelijke en ernstige klachten. Dit
geldt ook voor
de vragen die worden opgeroepen door de wijze van onderwijs geven aan de AIOS. Het
college zal dit
per casus hierna kort toelichten.
Klachtonderdeel a) (seksueel) grensoverschrijdend gedrag tegenover de AIOS
5.19 De AIOS heeft verklaard dat zij tijdens een onderwijsmoment alleen was met
de internist,
nadat een andere AIOS werd weggeroepen. Door de internist werd, in samenspraak met
de AIOS,
besloten om het onderwijsmoment toch voort te zetten en verder te oefenen met echografie.
De
internist heeft tijdens de zitting toegelicht dat het echografieonderwijs in het
ziekenhuis nog in
de kinderschoenen stond en er niet per onderwijsmoment vaststond wat er uitgelegd
en geoefend zou
worden. Hij gaf aan dat hij aan wilde sluiten bij wat de
arts-assistenten tijdens de onderwijsmomenten wilden leren. Op het bewuste onderwijsmoment
van 11
november 2021 heeft de internist een echo gemaakt in de liesstreek van de AIOS.
5.20 Door de IGJ is in de eerste plaats geklaagd over het feit dat door de internist
e-FAST
onderwijs is gegeven aan de AIOS, terwijl dit niet tot het curriculum van een internist
behoort.
Het college overweegt daarover dat deze omstandigheid op zichzelf niet in de weg
hoeft te staan aan
het geven van e-FAST onderwijs en dat het gebruikelijk is dat op bepaalde momenten
artsen meer
uitleggen dan strikt is opgenomen in het curriculum. Dat de internist e-FAST onderwijs
heeft
gegeven maakt naar het oordeel van het college niet dat de internist daarmee tuchtrechtelijk
verwijtbaar heeft gehandeld.
5.21 Over het verrichtte lichamelijk onderzoek bij de AIOS stelt het college voorop
dat de
internist zich bewust had moeten zijn van de afhankelijke en hiërarchische verhouding
waarin de
AIOS zich ten opzichte van hem bevond. Bij één op één onderwijs wordt van een arts
verwacht dat
hij, mede gelet op de aard van hun onderlinge verhouding, kan inschatten dat een
onderzoek, waarbij
de intieme zones worden aangeraakt op dat moment niet gepast is. De AIOS heeft over
het uitvoeren
van de echo verklaard dat hij haar slip tussen haar schaamlippen heeft geschoven
en de echo-gel
zelf tussen haar benen heeft weggeveegd. De internist heeft naar het oordeel van
het college
daarmee ernstig misbruik gemaakt van de ontstane situatie en het college acht dit
grensoverschrijdende gedrag ontoelaatbaar.
Klachtonderdeel b) en c) (seksueel) grensoverschrijdend gedrag tegenover patiënten
1 en 2
5.22 Patiënte 1 is op 4 november 2021 gebeld door de internist, naar aanleiding
van haar bezoek op
de SEH op 1 november 2021. De internist heeft patiënte 1 tijdens dat bezoek niet
gezien of
behandeld, maar uit het medisch dossier blijkt dat zij onder supervisie van en in
overleg met de
internist is opgenomen. Bij patiënte 1 werd een urineweginfectie geconstateerd,
waarna zij met een
antibioticumkuur op 2 november 2021 uit het ziekenhuis werd ontslagen. De internist
heeft tijdens
de zitting toegelicht dat hij uit educatieve interesse zijn dossiers later nog eens
bekijkt en in
dit geval een afwijkende visie had op de het beleid van de collega-internist die
patiënte 1 op 2
november 2021 uit het ziekenhuis heeft ontslagen. Hij heeft patiënte 1 daarom op
eigen initiatief
gebeld, waarna op 12 november 2021 een poliklinisch consult met haar plaatsvond.
Tijdens dat
consult is door de internist gezocht naar verklaringen voor de oorzaak van de urineweginfectie,
omdat hij het opvallend vond dat er twee multiresistente bacteriestammen waren gevonden
bij patiënte 1, zij op 1 november 2021 erg ziek was, er sprake was van een bijzonder
beloop en de anamnese niet aansloot bij de
klinische bevindingen. Patiënte 1 heeft verklaard dat de internist tijdens het consult
op 12
november 2021, onder meer, een echo heeft gemaakt van haar buik en de lies, waarbij
de internist
haar slip tussen haar schaamlippen heeft getrokken en daarna zelf de echogel heeft
weggeveegd
tussen de benen van klaagster. Patiënte 1 voelde zich hierdoor volkomen overvallen
en verstijfde.
5.23 Patiënte 2 is op 10, 18, 25 en 30 juni 2021 en 27 oktober 2021 gezien door de
internist voor
onderzoeken. De internist heeft tijdens de zitting toegelicht dat hij het nodig
vond om patiënte 2
vaker uit te nodigen op de poli omdat hij op zoek was naar de oorzaken voor de klachten
van
algehele malaise waarmee patiënte 2 was verwezen. Zij voelde zich moe en futloos.
Tijdens deze
onderzoeken heeft de internist, onder andere, echo’s gemaakt van haar buik en liesstreek,
geluisterd naar haar hart en een rectaal toucher uitgevoerd. Omdat de internist
op de door hem
uitgevoerde echo’s de blaas niet kon zien, heeft hij patiënte 2 tot twee keer toe
gevraagd terug te
komen om opnieuw een echo te maken. Patiënte 2 heeft verklaard dat zij zich in deze
tijd veel
zorgen heeft gemaakt om haar gezondheid, omdat zij zo vaak onderzocht werd door
de internist.
Daarnaast heeft zij zich zeer ongemakkelijk gevoeld toen de internist geïrriteerd
raakte toen zij
tijdens één van de consulten haar BH niet uit wilde doen en de internist daarna
een rectaal toucher
uitvoerde. Patiënte 2 heeft ook verklaard dat de internist haar slip tussen haar
schaamlippen heeft
getrokken tijdens het uitvoeren van de echo in de lies.
5.24 Voorts heeft de internist bij beide patiënten geluisterd naar het hart op verdenking
van een
souffle (hartruisje). Patiënte 1 heeft daarover verklaard dat hij haar borst heeft
vastgepakt en
aan de kant heeft geschoven om te kunnen luisteren met zijn stethoscoop. Patiënte
2 heeft verklaard
dat zij haar BH moest uitdoen van de internist en dat zij had aangegeven dat niet
te willen. Daarop
heeft de internist, volgens haar, geïrriteerd haar BH weggeschoven en geluisterd
naar haar hart.
5.25 De internist heeft al het voorgaande betwist. Over patiënte 1 heeft hij ten
aanzien van het
maken van de echo aangegeven enkel een echo te hebben gemaakt van de onderbuik en
alleen op die
plek de slip naar beneden geschoven te hebben. Zoals hiervoor overwogen gaat het
college uit van de
geloofwaardigheid van de verklaringen van de patiënten over wat er tijdens afspraken
met de
internist gebeurde. Voor zover de internist over de situatie bij patiënte 1 heeft
betoogd dat hij
weliswaar de slip wat opzij heeft geschoven, maar dat hij dit dan heeft gedaan met
de reden om haar
ondergoed niet vies te maken met de echogel, overweegt het college - nog afgezien
van de daarvan
afwijkende lezing die klaagster over de handelingen heeft gegeven - dat dit doel
in geen enkele
verhouding staat tot het seksueel grensoverschrijdende effect bij het bereiken van
dat doel. Het
college acht deze gang van zaken met beide patiënten seksueel grensoverschrijdend
en ernstig
tuchtrechtelijk verwijtbaar.
5.26 Het college overweegt voorts dat het hoogst ongebruikelijk is om patiënten met
deze diagnoses
en deze klachten op eigen initiatief terug te laten komen op de poli, zeker nadat
patiënte 1 door
een andere internist al was ontslagen uit het ziekenhuis. Het college heeft bij
de klachten van de
patiënte 2, ook desgevraagd tijdens de mondelinge behandeling, geen redengevende
omstandigheden
gehoord of gezien die verklaren waarom zij vier keer in één maand gezien moest worden
door de
internist. Daar komt bij dat de polikliniekbezoeken bij patiënte 2 zich afspeelden
midden in de
covid-tijd en de ziekenhuizen zeer spaarzaam moesten omgaan met hun bezetting en
met het ontvangen
van patiënten.
5.27 Bovendien kan het college de internist in het geheel niet volgen in de door
hem geïnitieerde
onderzoeken bij beide patiënten. Het college bemerkt dat er geen enkele denkrichting
te zien is in
de onderzoeken van de internist en hij niet duidelijk heeft kunnen maken welke differentiaal
diagnose(s) hij heeft gehanteerd bij zijn onderzoeken. Voor het college is daardoor
in het geheel
niet inzichtelijk geworden waarom hij deze onderzoeken heeft gedaan. Zo heeft de
internist, naar
eigen zeggen, in het bijzonder aandacht besteed aan de palpabele colonlis bij patiënte
1 (een deel
van de darm in de linker onderbuik), maar dit onderzoek is vervolgens niet terug
te lezen in het
verslag van het consult. Dit gebrek aan duidelijkheid voor het ingezette beleid
is voor het college
onnavolgbaar, mede gelet op de klachten die geen aanleiding gaven tot de intensieve
onderzoeken en
daarnaast omdat niet duidelijk is geworden welke conclusies de internist verbond
aan zijn
bevindingen.
5.28 Het college overweegt ten aanzien van de situatie van patiënte 2 nog dat het
zeer
ongeloofwaardig is dat een internist met zoveel echografie-ervaring de blaas van
patiënte 2 niet
kon lokaliseren. De blaas is over het algemeen een van de makkelijkste organen om
te zien op een
echo en daarvoor maakt het, anders dan de internist heeft betoogd, niet uit of de
blaas gevuld is
of niet. Patiënten hoeven bovendien in beginsel geen wisselende houdingen aan te
nemen om de blaas
op de echo beter zichtbaar te maken. Het college komt tot de conclusie dat de internist
nodeloos
veel verschillende dingen heeft onderzocht en dat ook ten aanzien van de patiënte
2 niet is gewerkt
met een differentiaaldiagnose. De internist heeft tijdens de zitting desgevraagd
niet kunnen
verhelderen wat zijn visie en denkwijze is geweest achter al deze onderzoeken. Concluderend
heeft
de internist patiënte 2 voornamelijk onderzocht rondom haar intieme zones, zoals
bij haar borsten
en de schaamstreek. Ook acht het college een rectaal toucher in de situatie van
patiënte 2
volstrekt onnavolgbaar, mede gelet op het feit dat een dergelijk onderzoek voor
patiënten in het
algemeen als zeer belastend worden ervaren.
5.29 Het college stelt verder voorop dat artsen bij het luisteren naar het hart de
borst niet
vastpakken op de manier die patiënte 1 beschrijft, maar hoogstens de borst wat oplichten
om met de
stethoscoop op de goede plek te komen. De internist heeft patiënte 1 met zijn handelingen
overvallen en zonder aankondiging en bovendien op een onnodige manier haar borst
vastgepakt, wat
het college als seksueel grensoverschrijdend beoordeelt. Daar komt bij dat de internist
later heeft erkend dat hij zich had vergist en dat er bij deze patiënte geen hartruisje
te horen was geweest tijdens de beoordeling op de SEH en dat dit ook niet in het dossier
was vermeld. Het college vindt het onaannemelijk dat het hier om een vergissing ging,
omdat de internist op zitting heeft verklaard dat hij zijn consulten altijd goed en
zorgvuldig voorbereidt
en er in het verslag van het consult op de SEH staat vermeld: “C/ RR 111/71, pols
83, Cor: S1S2,
geen souffles, geen oedemen”. Daarnaast acht het college het moeilijk te volgen
dat de internist
bij patiënte 2 heeft willen focussen op het onderzoeken van het hartruisje, omdat
dit op geen
enkele wijze passend was bij de context van de beschreven klachten van patiënte
2.
5.30 De consistente en gedetailleerde verklaringen van patiënten 1 en 2, in combinatie
met het
ontbreken van medische indicaties om bovengenoemde onderzoeken te verrichten en
het feit dat de
internist daar op de zitting geen verhelderende uitleg over heeft kunnen geven,
maken naar het
oordeel van het college dat ook deze klachtonderdelen gegrond zijn. Het college
komt tot de
conclusie dat de internist bij zijn onderzoeken zonder medische redenen de intieme
delen van de
patiënten bij herhaling heeft aangeraakt. De internist heeft de patiënten overvallen
met de door
hem verrichte onderzoeken en hierbij seksueel grensoverschrijdend gehandeld.
5.31 Door de IGJ is tevens geklaagd dat de internist onvolledig en onzorgvuldig het
medisch
dossier voor wat betreft de echobeelden bijhield. Het college overweegt daarover
het volgende. In
de medische dossiers van beide patiënten heeft de internist de echobeelden niet
opgeslagen of
nauwkeurig beschreven. De internist heeft tijdens de zitting toegelicht dat hij
een echo als een
verlengstuk gebruikt van het gebruikelijke lichamelijk onderzoek. Het college acht
het in dat geval
niet nodig dat de internist elke echo die hij maakt opslaat voor het medisch dossier.
Dit laat
onverlet dat er van elk onderzoek wel een deugdelijk verslag moet worden gemaakt.
Het college stelt
vast dat de internist dat onvoldoende heeft gedaan. Bij patiënte 1 heeft hij, naar
eigen zeggen,
uitgebreid onderzoek gedaan naar de palpabele colonlis, waarover niets is terug
te lezen in het
verslag van het consult. Het verweer van de internist dat hij niets had gevonden
en het daarom niet
had genoteerd, houdt geen stand, nu het uitsluiten van mogelijke oorzaken de kern
is van de
verslaglegging volgens een differentiaaldiagnose. Ten aanzien van patiënte 2 overweegt
het college
dat de internist onvoldoende verslaglegging heeft gedaan van de volgens hem niet
in beeld te
brengen blaas van patiënte 2, en in het algemeen ook onvoldoende in de verslaglegging
heeft
opgenomen wat zijn visie en denkwijze is geweest achter al de onderzoeken waarvoor
hij – op zijn
eigen initiatief – patiënte 2 meerdere malen heeft willen onderzoeken.
Slotsom
5.32 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klacht van de IGJ in alle onderdelen
gegrond is.
Maatregel
5.33 Het college acht de wijze waarop de internist misbruik heeft gemaakt van de
uiterst kwetsbare
en afhankelijke situatie waarin de twee patiënten en de AIOS verkeerden stuitend.
Niet alleen als
zorgverlener, maar ook als opleider heeft de internist (seksueel) grensoverschrijdend
gedrag
vertoond, waarbij zijn gedragingen hebben bijgedragen aan een zeer onveilig klimaat
op de werkvloer
voor de AIOS.
5.34 Het gedrag van de internist in de tweede helft van 2021 blijkt ernstiger dan
aangenomen door
het CTG in 2023, nu het, anders dan het CTG heeft overwogen wel om meer gevallen
is gegaan dan
alleen de incidenten betreffende de drie co-assistenten. De internist heeft zich
in een zeer korte
periode, deels binnen twee dagen tijd, (seksueel) grensoverschrijdend gedragen tegenover
zes jonge
vrouwen. Tijdens de mondelinge behandeling bleef de internist desgevraagd de gebeurtenissen
ontkennen en heeft hij niet kunnen verklaren waarom er juist in deze periode zulke
klachten over
zijn handelen zijn ontstaan. Doordat de internist in deze houding heeft volhard
is niet
bespreekbaar kunnen worden wat hem heeft bewogen bij het door het college vastgestelde
grensoverschrijdende gedrag.
5.35 De wijze waarop de internist de kwetsbare en van hem afhankelijke patiënten
en de AIOS,
(allen grotendeels ontkleed, waarbij de AIOS tot hem in een
hiërarchische verhouding stond), heeft behandeld is onbegrijpelijk en onaanvaardbaar.
Meer in het
bijzonder verwijt het college de internist dat hij zich met zijn wijze van lichamelijk
onderzoek,
bij herhaling, (seksueel) grensoverschrijdend heeft gedragen. Hij heeft daarmee
het vertrouwen van
de patiënten en ook dat van de AIOS misbruikt en beschaamd en hun mentale gezondheid
geschaad. Ook
in algemene zin heeft hij het vertrouwen dat patiënten in zorgverleners moeten kunnen
hebben
ernstig beschaamd en daarmee schade aan de beroepsgroep toegebracht. Tevens heeft
de internist met
zijn gedragingen als opleider van de AIOS de kwaliteit van de individuele gezondheidszorg
ondermijnd. De internist heeft, ook ter zitting, niet het inzicht getoond dat zijn
gedragingen (bij
de beide patiënten en de AIOS en ook in hun onderlinge verband gezien) volstrekt
onaanvaardbaar
zijn. Het college zal aan de internist de maatregel opleggen van doorhaling van
de inschrijving in
het BIG-register.
Publicatie
5.36 Om redenen, aan het algemeen belang ontleend, zal deze beslissing zonder vermelding
van namen
of andere herleidbare gegevens worden gepubliceerd.
6. De beslissing
Het college:
- verklaart de klacht in alle klachtonderdelen gegrond;
- beveelt de doorhaling van de inschrijving van de internist in het BIG-register,
dan wel ontzegt
de internist, voor het geval hij op het moment van onherroepelijk worden van deze
beslissing niet
is ingeschreven in het BIG-register, het recht om wederom in dit register te worden
ingeschreven;
- schorst bij wijze van voorlopige voorziening de bevoegdheid van de internist
om aan de
inschrijving in het BIG-register verbonden bevoegdheden uit te oefenen totdat de
beslissing tot
doorhaling van de inschrijving onherroepelijk is geworden dan wel in beroep is vernietigd;
- bepaalt dat de beslissing ingevolge artikel 71 wet BIG in de Nederlandse Staatscourant
zal
worden bekend gemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan het tijdschrift
Medisch Contact.
Deze beslissing is gegeven door E.P. de Beij, voorzitter, G.F.H. Lycklama à Nijeholt,
lid-jurist,
H.R.H. de Geus, H.I.F. Roijen, en J.W.B. de Groot, leden-beroepsgenoten, bijgestaan
door
V.K.M. Hanssen, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2025.