ECLI:NL:TGZRAMS:2025:53 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7448
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2025:53 |
---|---|
Datum uitspraak: | 07-03-2025 |
Datum publicatie: | 07-03-2025 |
Zaaknummer(s): | A2024/7448 |
Onderwerp: | Onvoldoende informatie |
Beslissingen: | Ongegrond, kennelijk ongegrond |
Inhoudsindicatie: | Kennelijk ongegronde klacht tegen psychiater. Klacht van moeder, tevens mentor, over (versnelde opbouw) van clozapine aan met zorgmachtiging opgenomen zoon en weigering om met moeder te communiceren. Zoon is wegens schizofrenie en stoornis in het gebruik van cannabis in behandeling en er was sprake van ernstige psychische decompensatie. Moeder is ontvankelijk ondanks ontbreken machtiging, gezien toestand zoon. Besluit is weloverwogen genomen en moeder is geïnformeerd. Kennelijk ongegrond. Wel had de communicatie met moeder beter gekund.Kenmerk: onvoldoende informatie |
A2024/7448
Beslissing van 7 maart 2025
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM
Beslissing in raadkamer van 7 maart 2025 op de klacht van:
A,
wonende te B, klaagster,
tegen
C,
psychiater, werkzaam te D,
verweerster, hierna ook: de psychiater,
gemachtigde: mr. Y.R. Koorevaar, werkzaam te Amsterdam.
1. De zaak in het kort
1.1 De zoon van klaagster (hierna: de zoon) is wegens schizofrenie en een stoornis
in het gebruik
van cannabis sinds 2018 in behandeling bij de GGZ-instelling waar de psychiater
werkzaam is.
Vanwege psychotische decompensatie is de zoon in die instelling meerdere malen opgenomen
geweest
met een zorgmachtiging. Klaagster is mentor van de zoon. De psychiater was met enige
regelmaat
regiebehandelaar van de zoon op de High Intensive Care afdeling (HIC). Na een periode
van
afwezigheid werd de zoon begin juli 2023 weer opgenomen en werd de medicatie (clozapine)
opnieuw
opgebouwd. De psychiater besloot op 4 juli 2023 tot een versnelde opbouw: die dag
van 100 naar 150
mg per dag tot 250 mg per dag per 7 juli. Op 11 juli 2023 is de zoon in de ochtend
poliklinisch
behandeld voor een neusbloeding en om 17.00 uur is hij acuut ziek met koorts en
een gele huidskleur
naar de SEH gebracht. Die dag kreeg de zoon 225 mg/dag clozapine. De zoon heeft
een nacht op de IC
gelegen en is daarna op de PAAZ behandeld totdat hij op 20 juli 2023 via een openstaand
hek is
weggelopen. Klaagster heeft de psychiater vanaf 10 juli 2023 verschillende e-mails
gezonden.
1.2 Klaagster verwijt de psychiater dat zij de zoon op 11 juli 2023 een dubbele
dosis clozapine
intramusculair heeft toegediend en dat zij geweigerd heeft om met klaagster te communiceren.
De
psychiater heeft verweer gevoerd tegen de klacht.
1.3 Het college komt tot het oordeel dat de klacht wel ontvankelijk is, maar kennelijk
ongegrond.
‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen
en dat
duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna vermeldt het
college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna licht het college de beslissing
toe.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 19 juli 2024;
- de brief van klaagster, ontvangen op 21 augustus 2024;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- de bewijsstukken van klaagster voor het mondelinge vooronderzoek, ontvangen op
11 november 2024;
- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 19 november
2024;
- de brief van klaagster van 3 december 2024, met de bijlage;
- de brief van de gemachtigde van de psychiater van 17 januari 2025;
- de brief van de gemachtigde van de psychiater van 21 januari 2025 en het antwoord
van de
secretaris daarop.
2.2 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college
de zaak
beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig
waren.
3. De overwegingen van het college
Ontvankelijkheid
3.1 In artikel 65 lid 1 onder a Wet BIG is bepaald dat een tuchtklacht aanhangig
kan worden
gemaakt door een rechtstreeks belanghebbende. Bij een rechtstreeks belanghebbende
dient uiteraard
in de eerste plaats te worden gedacht aan de patiënt(e) van een aan tuchtrechtspraak
onderworpen
beroepsbeoefenaar. Ook anderen dan de patiënt(e) kunnen als rechtstreeks belanghebbenden
worden
aangemerkt. Tot die anderen behoren onder meer de wettelijk vertegenwoordigers van
de patiënt(e),
zoals zijn of haar mentor in geval van mentorschap. Hierbij geldt echter steeds
als uitgangspunt
dat de patiënt(e) die daartoe behoorlijk in staat is, zelf degene is die beslist
over het al of
niet indienen van een klacht met betrekking tot zijn of haar behandeling (zie CTG
1 oktober 2013,
ECLI:NL:TGZCTG:2013:110 en CTG 15 januari 2019, ECLI:NL:TGZCTG:2019:7).
3.2 Klaagster heeft het college desgevraagd medegedeeld dat zij ervan afgezien heeft
haar zoon
een machtiging te vragen voor het voeren van deze klachtprocedure en dat zij de
klacht dus niet
(mede) namens de zoon heeft ingediend. Voor zover zij klaagt over de communicatie
jegens haar als
moeder en mentor van de zoon, heeft zij bij de klacht een rechtstreeks eigen belang
en kan zij dan
ook in die klacht worden ontvangen. Voor zover de klacht betrekking heeft op de
behandeling van de
zoon door de psychiater, kan het college klaagster in dat klachtonderdeel zonder
machtiging van de
zoon alleen ontvangen als voldoende aannemelijk is dat de zoon zelf niet wilsbekwaam
is om over het
indienen van die klacht te beslissen. Klaagster is van mening dat de zoon niet in
staat is de
consequenties van de klacht te overzien.
3.3 Het college overweegt dat uit het medisch dossier blijkt dat bij de zoon sprake
is van een
complex ziektebeeld. In de periode die voor deze klachtzaak van belang is, was duidelijk
sprake van
ernstige psychische decompensatie, die ook heeft geleid tot onttrekking aan de noodzakelijke
zorg.
De zoon dacht tijdens zijn psychoses onder meer dat hij wordt vergiftigd door het
drinken van
kraanwater en ook overigens komt uit het medisch dossier naar voren dat hij de consequenties
van
gebeurtenissen in deze periode niet kon overzien. Periodiek moet voorgeschreven
medicatie de zoon
onder dwang worden toegediend, zo ook in juli 2023. Het college is hierom van oordeel
dat hij
vanuit zijn ziekte te beperkt in staat is om eigen keuzes te maken over zijn behandeling.
Het
college acht het acht het voor de thans aan de orde zijnde periode daarom niet aannemelijk
dat de
zoon zelf wilsbekwaam was om te kunnen beslissen over de indiening van een klacht
betreffende de
hem gegeven behandeling en in het bijzonder zijn medicatie. Op grond van het voorgaande
is het
college van oordeel dat klaagster ook in de klacht over de behandeling kan worden
ontvangen.
De criteria voor de beoordeling
3.4 De vraag is of de psychiater de zorg heeft verleend die van haar verwacht
mocht worden. De
norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende psychiater. Bij de
beoordeling wordt
rekening gehouden met de voor de psychiater geldende beroepsnormen en andere professionele
standaarden. Dat een zorgverlener beter anders had kunnen handelen is niet altijd
genoeg voor een
tuchtrechtelijk verwijt.
Beoordeling van de klacht
3.5 Het college stelt vast dat uit het medisch dossier blijkt dat de zoon op 11
juli 2023 geen
dubbele dosis clozapine heeft gekregen, in feite zelfs iets minder dan eigenlijk
de bedoeling was.
Uit het dossier blijkt voorts dat de psychiater op 4 juli 2023 het besluit om de
clozapine versneld
op te hogen weloverwogen heeft genomen, gelet op een toename van het psychotisch
gedrag van de zoon
en omdat hij gedrag vertoonde dat in het verleden een voorbode voor agressie was
gebleken. Het
college is van oordeel dat de hoeveelheid aan de zoon verstrekte clozapine niet
onverantwoord hoog
was. Dat de ziekenhuisopname van de zoon op 11 juli 2023 (mede) verband hield met
het gebruik van
de medicatie clozapine, is niet vastgesteld. Maar zelfs als dat wel zo zou zijn,
is sprake van een
ongebruikelijke bijwerking van de medicatie, waarop de psychiater niet bedacht hoefde
te zijn en
waarvan haar geen tuchtrechtelijk verwijt te maken valt.
3.6 De communicatie met klaagster heeft in de periode van 4 tot en met 11 juli 2023
via de
behandelend basisarts plaatsgevonden. Klaagster was blijkens het dossier op de hoogte
van het
behandelbeleid met clozapine - zo nodig met dwang, dus intramusculair - en stemde
daarmee in. Het
is niet ongebruikelijk dat de psychiater bij de communicatie met de familie van
patiënten wat meer
op de achtergrond blijft en die communicatie (grotendeels) overlaat aan de artsen
en verplegenden
die dagelijks bij de behandeling van de patiënten betrokken zijn. Het is ook tot
10 juli 2023 niet
gebleken dat klaagster behoefte had aan overleg met de psychiater.
3.7 Op 10 juli 2023 heeft klaagster per e-mail een collega van de psychiater benaderd
met het
verzoek om even pas op de plaats te maken met de ophoging van de medicatie, hierbij
in de
veronderstelling verkerend dat deze psychiater op dat moment regiebehandelaar was.
Deze collega
heeft klaagster geantwoord dat hij haar e-mail zou doorleiden aan de psychiater.
Klaagster heeft de
psychiater diezelfde dag ook nog zelf een e-mail gezonden. Ook op 12 juli 2023,
8 augustus 2023 en
31 augustus 2023 heeft klaagster de psychiater per e-mail benaderd. De psychiater
heeft op de
e-mails van klaagster niet gereageerd. De psychiater heeft aangevoerd dat zij in
principe niet per
e-mail communiceert tenzij dat expliciet is afgesproken, dat zij haar e-mailadres
niet aan
klaagster heeft gegeven en dat klaagster via de e-mail haar onvrede ongewenst en
ongevraagd heeft
geuit.
3.8 Het college overweegt als volgt. Uit het dossier blijkt dat de communicatie
tussen de
zorgverleners en klaagster niet soepel verliep, wat de onderlinge contacten natuurlijk
niet
makkelijker maakte. Duidelijk is dat klaagster het regelmatig niet eens was met
het door de
behandelaren uitgezette behandelbeleid voor de zoon en haar zorgen daarover niet
onder stoelen of
banken stak. De toonzetting van de e-mails van klaagster aan de psychiater vanaf
10 juli 2023 was
ook bepaald onaangenaam en nodigde niet uit tot een reactie daarop. Anderzijds bevatte
de e-mail
van 10 juli 2023 van klaagster aan de collega van de psychiater op normale toon
een concreet
verzoek en moest de zoon op 11 juli 2023 totaal onverwacht en met ernstige ziekteverschijnselen
in
het ziekenhuis worden opgenomen. Onder die omstandigheden was het naar het oordeel
van het college
beter geweest als de psychiater in die dagen toch een keer zelf contact had gezocht
met klaagster.
Zij had klaagster dan kunnen uitleggen dat en waarom zij niet per e-mail wenst te
communiceren. Ook
had zij vanuit haar invalshoek met klaagster kunnen bespreken wat er gebeurd was.
Ook omdat
klaagster niet alleen moeder, maar ook mentor is van de zoon, had dit in de gegeven
omstandigheden
- ondanks de afgegeven zorgmachtiging - voor de hand gelegen. De psychiater heeft
ook toegegeven
dat dit, hoewel in haar ogen onverplicht, achteraf beter was geweest. Het college
acht begrijpelijk
dat klaagster zich genegeerd heeft gevoeld. Het college is desondanks van oordeel
dat dat de
psychiater door niet te reageren op de e-mails van klaagster aan haar, mede gelet
op de inhoud en
toonzetting van die e-mails, niet zodanig verwijtbaar heeft gehandeld dat dit haar
tuchtrechtelijk
moet worden aangerekend.
3.9 De conclusie uit het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is.
4. De beslissing
De klacht is kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 7 maart 2025 door G.F.H. Lycklama à Nijeholt, voorzitter,
T.A. Wouters en C.M. Sonnenberg, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door N.A.M. Sinjorgo,
secretaris.