ECLI:NL:TADRARL:2025:64 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-594/AL/GLD
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2025:64 |
---|---|
Datum uitspraak: | 10-03-2025 |
Datum publicatie: | 11-03-2025 |
Zaaknummer(s): | 24-594/AL/GLD |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Beslissing op verzet |
Inhoudsindicatie: | Verzetbeslissing. Geen aanleiding om aan de juistheid van de voorzittersbeslissing te twijfelen. De voorzitter heeft bij de beoordeling van de klachtonderdelen de juiste maatstaf toegepast en rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval zoals die uit het klachtdossier blijken. Verzet is ongegrond. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 10 maart 2025
in de zaak 24-594/AL/GLD
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 23 september 2024 op de klacht van:
klaagster
vertegenwoordigd door:
over
verweerster
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 19 december 2023 is namens klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 9 augustus 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K 23/175 van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 23 september 2024 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaard.
1.4 Op 7 oktober 2024 is namens klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op dezelfde datum digitaal ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 20 januari 2025 . Daarbij is klaagster telefonisch vertegenwoordigd door de heer S. Verweerster was in persoon aanwezig.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift . Ook heeft de raad kennisgenomen van de namens klaagster overgelegde spreekaantekeningen en van hetgeen partijen ter zitting voor het overige naar voren hebben gebracht.
2. VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klaagster het niet eens is met de beslissing van de voorzitter. In dat verband stelt klaagster dat de voorzittersbeslissing de feiten en gedragsregels 8 en 20 onvoldoende onderkent. Volgens klaagster staat op grond van de stukken vast dat verweerster gedragsregels 8 en 20 lid 2 heeft geschonden door belangrijke informatie niet eerder aan de rechtbank te verstrekken.
Verder stelt klaagster dat in de voorzittersbeslissing niets wordt vermeld over een derde onderdeel van haar klacht over een door verweerster gestelde wijziging van een 10- persoonsbungalow naar een 8-persoonsbungalow. Volgens verweerster heeft zij dit standpunt namens haar cliënte ingenomen, maar uit een gespreksverslag van 3 januari 2023, dat eerder al aan de cliënte van verweerster is verstuurd, blijkt dat een wijziging van bungalow niet ter sprake is gekomen. Ook hiermee heeft verweerster volgens klaagster gedragsregel 8 geschonden.
2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klaagster niet in verzet op.
2.3 D e raad zal hierna op de verzetgronden ingaan.
3. FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.
4. BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad ziet op grond van de stukken en de ter zitting afgelegde verklaringen geen aanleiding om aan de juistheid van de voorzittersbeslissing te twijfelen. De namens klaagster aangevoerde verzetgronden slagen dan ook niet. De voorzitter heeft de stellingen van klaagster en de daarop gebaseerde klachtonderdelen beoordeeld. Daarbij is het de raad niet gebleken dat de voorzitter een klachtonderdeel in zijn beoordeling is vergeten. De omstandigheid dat klaagster het niet eens is met het oordeel van de voorzitter betekent niet dat de beoordeling van de voorzitter onjuist is. De voorzitter heeft bij de beoordeling van de klachtonderdelen de juiste maatstaf toegepast en rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval zoals die uit het klachtdossier blijken.
4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. P.F.A. Bierbooms , voorzitter, mrs. G.W. Roest en A.W. Siebenga, leden, bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken in het openbaar op 10 maart 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 10 maart 2025