ECLI:NL:TNORARL:2025:7 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/434223 KL RK 24-41

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2025:7
Datum uitspraak: 12-02-2025
Datum publicatie: 10-03-2025
Zaaknummer(s): C/05/434223 KL RK 24-41
Onderwerp:
  • Personen- en Familierecht, subonderwerp: Nalatenschap
  • Personen- en Familierecht, subonderwerp: Echtscheiding/verdeling
Beslissingen: Klacht gegrond met waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klagers verwijten de notaris dat hij weigert om, ondanks verzoek daartoe (jaarlijks), rekening en verantwoording af te leggen over de door hem in depot gehouden gelden. De kamer is van oordeel dat de notaris in dit geval, vooral nu klagers daarom (meermaals) hebben verzocht, een volledig mutatieoverzicht van het verloop van de door hem in depot gehouden gelden, inclusief vermelding van (negatieve) rente en overige (bank)kosten, aan klagers had moeten toesturen. Door dit niet te doen en een weigerachtige houding aan te nemen heeft de notaris niet gehandeld zoals een zorgvuldig notaris betaamt.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk: C/05/434223 / KL RK 24-41

beslissing van de kamer voor het notariaat

op de klacht van

1. [naam 1],

wonende te [woonplaats],

hierna afzonderlijk: klaagster sub 1,

2. [naam 2],

wonende te [woonplaats],

hierna afzonderlijk: klaagster sub 2,

3. [naam 3],

wonende te [woonplaats],

hierna afzonderlijk: klaagster sub 3,

4. [naam 4],

wonende te [woonplaats],

hierna afzonderlijk: klager sub 4,

5. [naam 5],

wonende te [woonplaats],

hierna afzonderlijk: klager sub 5,

6. [naam 6] ,

wonende te [woonplaats],

hierna afzonderlijk: klager sub 6,

kla(a)g(st)ers,

gemachtigde: mr. M.F. Le Coultre en klaagster sub 3,

tegen,

mr. [naam notaris],

notaris te [plaatsnaam].

Partijen worden hierna gezamenlijk klagers en de notaris genoemd.

1. Het verloop van de procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de klacht met bijlagen, per e-mail ontvangen op 29 maart 2024,

- het verweerschrift van de notaris van 25 juni 2024,

- repliek met bijlagen van 15 juli 2024,

- dupliek van 6 september 2024,

- het bericht van 15 januari 2025 van de gemachtigde van klagers,

- de brief van 16 januari 2025 van de notaris.

1.2. De klachtzaak is ter zitting van 27 januari 2025 behandeld. Daarbij zijn klaagster

sub 3, mede namens de kla(a)g(st)ers sub 1, 2, 5 en 6, en klager sub 4 verschenen. De notaris is ook verschenen en heeft zijn standpunt toegelicht mede aan de hand van een pleitnotitie.

2. De feiten

2.1. Klaagster sub 1 was gehuwd met [naam erflater] (hierna: erflater). Uit dit huwelijk zijn vijf kinderen geboren, waaronder kla(a)g(st)ers sub 3, 4, 5 en 6. Het huwelijk is op 7 april 2005 door echtscheiding beëindigd.

2.2. In het tussen klaagster sub 1 en erflater opgemaakte echtscheidingsconvenant is de notaris aangewezen als boedelnotaris.

2.3. In 2006 is erflater hertrouwd met klaagster sub 2.

2.4. Erflater is op 4 oktober 2013 overleden in [plaatsnaam] (België).

2.5. Op of omstreeks 2 november 2015 hebben klagers sub 4 en 6 ieder een bedrag van € 27.000,00 bij de notaris in depot gestort vanwege de overname van een tot de nalatenschap van erflater behorende boot. Daarnaast is eind 2016 een bedrag van € 183.537,26 bij de notaris in depot gestort.

2.6. Op 15 mei 2020 heeft de notaris per e-mail twee bijlagen met de omschrijving “uitbetaalde depotgelden” en “langlopende zaken nalatenschap” aan klaagster sub 3 toegestuurd. De bijlage “uitbetaalde depotgelden” betreft een overzicht van de mutaties van het in depot gestorte bedrag van € 183.537,26 over de periode van 22 november 2016 tot en met 31 oktober 2019. Daarop staat een eindsaldo van € 0,00 vermeld. De bijlage “langlopende zaken nalatenschap” betreft een overzicht van de mutaties van het in depot gestorte bedrag van € 54.000,00 over de periode van 2 november 2015 tot en met 31 december 2016. Daarop is een eindsaldo van € 21.145,60 vermeld.

2.7. Op 24 mei 2022 heeft een kantoorgenoot van de notaris een e-mail gestuurd naar de (toenmalige) advocaat van klagers waarin, voor zover van belang, is vermeld:

“(…) Bij ons in depot is nog een bedrag van ruim € 21.000,- toebehorende aan de nalatenschap en ruim voldoende voor het voldoen van de kosten van de verdelingsakte en de leveringsakte, namens de kinderen en mevrouw (….). De 50% van de kosten die mevrouw (…) zal moeten betalen dienen, na ontvangst van de nota, nog bij ons op de derdengeldenrekening te worden gestort. (…)”

2.8. Bij e-mail van 11 augustus 2023 heeft de gemachtigde van klagers de notaris verzocht om het verloop van de in depot gehouden gelden toe te sturen. Hierin is, voor zover van belang, het volgende vermeld:


“(…) Een van de onderdeeltjes die om afwikkeling vragen, zoals in Arnhem al gemeld, is het verloop van de onder jou als boedelnotaris gestorte gelden, primair ten behoeve van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap (….) en dus met inbegrip van de nalatenschapsgelden (…..), welke nalatenschap van die ontbonden huwelijksgoederengemeenschap (grotendeels) een onderdeel is gaan vormen.

Kan je mij, of anders aan belanghebbenden, die het dan wel aan mij zullen doorsturen, het verloop van de boedelrekening sturen? Graag per mail. Mochten daar dan vragen over zijn, dan neem ik aan dat je ook alle onderliggende stukken kunt produceren, maar wellicht zijn er geen vragen en dat bespaart dan onnodige energie. (…)”

2.9. Hierop is op 8 september 2023 door een kantoorgenoot van de notaris gereageerd

met de mededeling dat de notaris dit dossier niet meer behandelt en dat er nog een inhoudelijke reactie zou volgen. Deze reactie is uitgebleven.

2.10. Op 9 januari 2024 heeft de notaris, naar aanleiding van een vraag van een bij de afwikkeling van de nalatenschap van erflater betrokken Belgische notaris, aangegeven dat hij geen bemoeienis meer heeft met dit dossier.

3. De klacht

3.1. Klagers verwijten de notaris dat hij weigert om, ondanks verzoek daartoe (jaarlijks), rekening en verantwoording af te leggen over de door hem in depot gehouden gelden.

3.2. Klagers hebben hier bij repliek nog aan toegevoegd dat de notaris in zijn verweerschrift onnodig refereert aan een gesprek dat op 9 december 2020 zou hebben plaatsgevonden. Klagers hebben ter zitting echter aangegeven dat het niet hun bedoeling was om dit verwijt daadwerkelijk onderdeel uit te laten maken van de klacht. Dit verwijt zal daarom verder niet worden besproken.

4. Het verweer

De notaris heeft aangevoerd dat hij al op 15 mei 2020 rekening en verantwoording heeft afgelegd door toezending van de twee mutatieoverzichten aan klagers, zoals vermeld onder 2.6. Dit brengt volgens de notaris allereerst mee dat klagers de klacht niet binnen de vervaltermijn van drie jaren - en dus niet tijdig - hebben ingediend. Klagers zijn daarom in zijn ogen niet-ontvankelijk in hun klacht. Verder is de notaris van mening dat de klacht om voornoemde reden ongegrond moet worden verklaard.

5. De beoordeling

Ontvankelijkheid

5.1. De kamer is van oordeel dat de klacht van klagers wel kan worden ontvangen.

Klagers leggen aan hun klacht ten grondslag dat de notaris gehouden is jaarlijks en vooral nadat daarom is verzocht, rekening en verantwoording af te leggen over het bedrag dat nog steeds bij hem in depot staat. Volgens klagers betreft dit dus niet een eenmalige, maar een doorlopende jaarlijkse verplichting van de notaris waaraan hij alsnog zo spoedig mogelijk moet voldoen voor wat betreft het jaar 2023. Bovendien hebben klagers de notaris op 11 augustus 2023 verzocht om rekening en verantwoording af te leggen. Hieraan heeft de notaris geen gehoor gegeven. De klacht heeft betrekking op voornoemd nalaten van de notaris. Dit betekent dat de klacht binnen de in artikel 99 lid 21 Wna neergelegde vervaltermijn van drie jaren – en dus tijdig – is ingediend.

Inhoudelijke beoordeling van de klacht

5.2. Op grond van artikel 93 lid 1 Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen. De tuchtrechter toetst onder meer of hun handelen of nalaten in strijd is met het bepaalde in de Wna en de andere toepasselijke bepalingen. Ook kan de tuchtrechter toetsen of zij voldoende zorg in acht hebben genomen ten opzichte van de (rechts-)personen voor wie zij optreden en of zij daarbij hebben gehandeld zoals een behoorlijk beroepsbeoefenaar behoort te doen.

5.3. De kamer stelt bij de beoordeling van de klacht voorop dat er geen wettelijke verplichting bestaat op grond waarvan de notaris jaarlijks uit eigen beweging rekening en verantwoording af moet leggen over de door de notaris in depot gehouden gelden. Het is in de notariële praktijk echter wel gebruikelijk om jaarlijks, ook zonder dat daarom is verzocht, een volledig mutatieoverzicht van de in depot gehouden gelden te sturen naar de daartoe (potentieel) gerechtigde(n).

5.4. Vaststaat dat de notaris vanaf november 2015 gelden in depot houdt die mogelijk aan (één van) klagers toekom(t)en. Zoals de notaris terecht heeft aangevoerd, heeft hij op 15 mei 2020 twee – overigens vrij summiere – mutatieoverzichten aan klagers toegestuurd, waarop het verloop van de door hem in depot gehouden gelden is te zien zoals vermeld onder 2.6. Volgens de notaris heeft hij daarmee de gevraagde rekening en verantwoording afgelegd, aangezien er daarna ook geen mutaties meer zijn geweest. Dit betoog wordt niet gevolgd en dit zal hierna worden uitgelegd.

5.5. De kamer stelt vast dat op de twee overzichten alleen de mutaties tot en met 31 december 2016 respectievelijk 31 oktober 2019 staan vermeld. Wat er daarna per saldo is bijkomen dan wel is afgegaan is niet bekend (bij klagers). Er zullen in ieder geval mutaties zijn geweest in de vorm van (negatieve) rente en overige (bank)kosten. Daarom hebben klagers meermaals – in ieder geval per e-mail op 11 augustus 2023 – aan (een kantoorgenoot van) de notaris gevraagd om een overzicht te verstrekken van het (verdere) verloop van de in depot gehouden gelden. Volgens klagers hebben zij hierover ook (vaker) telefonisch contact opgenomen met (het kantoor van) de notaris.

5.6. De notaris heeft in dat kader aangevoerd dat hij op enig moment niet meer betrokken was bij de behandeling van het dossier van klagers en dat er meerdere behandelaars bij dit dossier betrokken zijn geweest. Voor zover de notaris hiermee heeft willen aanvoeren dat klagers niet bij hem moeten aankloppen, faalt dat verweer. Als door de notaris ter zitting is erkend staat vast dat dergelijke verzoeken om rekening en verantwoording af te leggen over de in depot gehouden gelden (formeel) bij hem terecht komen. De klacht van klagers richt zich dan ook terecht tegen de notaris. Desondanks heeft de notaris geen gehoor gegeven aan het verzoek van klagers. Sterker nog, ‘de deur is voor klagers dichtgegooid’ doordat is aangegeven dat de notaris niet meer betrokken is bij dit dossier, niet kenbaar is gemaakt wie dan wel de dossierbehandelaar is en vervolgens een aan klagers toegezegde inhoudelijke reactie is uitgebleven.

5.7. Naar het oordeel van de kamer had de notaris, vooral nu klagers daarom (meermaals) hebben verzocht, een volledig mutatieoverzicht van het verloop van de door hem in depot gehouden gelden, inclusief vermelding van (negatieve) rente en overige (bank)kosten, aan klagers moeten toesturen. Door dit niet te doen en een, zoals hiervoor onder 5.6. beschreven, weigerachtige houding aan te nemen heeft de notaris niet gehandeld zoals een zorgvuldig notaris betaamt.

Conclusie en maatregel

5.8. De conclusie is dat de notaris tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De klacht van klagers wordt daarom gegrond verklaard. Op de gegrondverklaring van een klacht volgt in beginsel een tuchtrechtelijke reactie. De kamer is van oordeel dat, gezien de aard en de ernst van het verwijt dat de notaris gemaakt moet worden, in dit geval kan worden volstaan met een waarschuwing. Daarbij is ook in aanmerking genomen dat de notaris ter zitting heeft erkend dat zijn handelwijze beter had gekund en dat hij in de toekomst ook jaarlijks een mutatieoverzicht van de door hem in depot gehouden gelden aan zijn cliënten zal toesturen.

Kostenveroordeling ten behoeve van klagers

5.9. Omdat de kamer de klacht gegrond verklaart, dient de notaris op grond van artikel 99 lid 5 Wna het door klagers betaalde griffierecht van € 50,00 te vergoeden.

5.10. De notaris wordt ook veroordeeld voor de kosten die klagers hebben moeten maken voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, vastgesteld op 1 punt voor het indienen van het klaagschrift met een waarde per punt van € 525,00 en een wegingsfactor 1. De kamer kent dus een bedrag van € 525,00 toe.

5.11. De notaris moet de hiervoor genoemde kosten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan klagers vergoeden. Klagers dienen daarvoor tijdig een rekeningnummer schriftelijk door te geven aan de notaris.

Kostenveroordeling ten behoeve van de kamer

5.12. De kamer ziet aanleiding om de notaris, gelet op artikel 103b lid 1 aanhef en sub b Wna en de richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat per 1 januari 2021, te veroordelen in de kosten die in verband met de behandeling van de zaak zijn gemaakt. Deze kosten worden vastgesteld op € 2.000,00, met een wegingsfactor 1, derhalve € 2.000,00. De kamer bepaalt dat deze kosten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing moeten worden betaald aan de kamer. De notaris ontvangt hiervoor een nota van het LDCR te Utrecht.

5.13. Al het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6. De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden

  • verklaart de klacht gegrond;
  • legt de notaris op de maatregel van waarschuwing;
  • veroordeelt de notaris tot betaling van het griffierecht van € 50,00 aan klagers op de wijze en binnen de termijn als hiervoor onder 5.11 bepaald;
  • veroordeelt de notaris tot betaling van de kosten van klagers, vastgesteld op een bedrag van € 525,00, op de wijze en binnen de termijn als hiervoor onder 5.11 bepaald;
  • veroordeelt de notaris tot betaling van de kosten in verband met de behandeling van de zaak, vastgesteld op een bedrag van € 2.000,00, op de wijze en binnen de termijn als hiervoor onder 5.12 bepaald.

Deze beslissing is gegeven door mr. M.J.C. van Leeuwen, voorzitter, mr. O. Nijhuis, mr. B.B. van Dis, mr. C.G. Zijerveld en mr. V. Oostra, leden, en in tegenwoordigheid van mr. L.E. de Jong, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 12 februari 2025.

De secretaris

De voorzitter

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.