ECLI:NL:TNORARL:2025:6 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/ 436010 KL RK 24-61
ECLI: | ECLI:NL:TNORARL:2025:6 |
---|---|
Datum uitspraak: | 10-02-2025 |
Datum publicatie: | 06-03-2025 |
Zaaknummer(s): | C/05/ 436010 KL RK 24-61 |
Onderwerp: | Personen- en Familierecht, subonderwerp: Nalatenschap |
Beslissingen: | Klacht gegrond met waarschuwing |
Inhoudsindicatie: | Klagers verwijten de notaris dat hij 1) de vertrouwelijkheid van zijn gesprek met één van de klagers heeft geschonden door de inhoud te delen met erflater, waardoor de relatie van klagers met erflater is verslechterd 2) een testament heeft opgesteld waarvan de inhoud niet overeenkomt met de wil van erflater 3) geen antwoorden geeft op vragen van klagers over de totstandkoming van zijn advies 4) niet wil antwoorden op de vraag of hij met erflater onder vier ogen heeft gesproken 5) niet antwoord op de door klagers aan hem gestelde vragen 6) bij de afwikkeling van de nalatenschap niet heeft gehandeld zoals van een redelijk handelend notaris mag worden verwacht en niet adequaat heeft gehandeld en niets gedaan om het conflict tussen de erfgenamen op te lossen. Klachtonderdelen 1, 2 en 3 ongegrond en klachtonderdelen 4, 5 en 6 gegrond. Maatregel: waarschuwing.De notaris had ervoor moeten kiezen om erflater onder vier ogen te spreken en extra stappen moeten nemen om te onderzoeken of erflater zijn wil onafhankelijk kon bepalen en deze in vrijheid kon uiten. Door de bedoelde stappen na te laten heeft de notaris onvoldoende gewaarborgd dat de testamenten van erflater wat inhoud en gevolgen betreft overeenstemden met zijn wil. De notaris heeft niet adequaat gereageerd op de door klagers gestelde vragen. Voor zover hier vragen bij zaten die hij niet kon beantwoorden wegens zijn geheimhoudingsplicht, had het op zijn weg gelegen dit aan klagers uit te leggen in plaats van zich te hullen in stilzwijgen. Dat de notaris hoopte dat de erfgenamen na de uitspraak van de kantonrechter nader tot elkaar zouden komen, is geen geldige reden voor het uitblijven van een reactie. De persoonlijke en zakelijke tegenslagen die de notaris in het afgelopen jaar heeft ervaren, zijn dat evenmin. |
KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN
Kenmerk: C/05/436010 / KL RK 24-61
beslissing van de kamer voor het notariaat
op de klacht van
1. [naam 1],
wonende te [woonplaats],
klager 1, tevens optredend in hoedanigheid van gemachtigde voor klagers 2 tot en met 5,
2. [naam 2],
wonende te [woonplaats],
klager 2,
3. [naam 3],
wonende te [woonplaats],
klager 3,
4. [naam 4],
wonende te [woonplaats],
klager 4,
5. [naam 5],
wonende te [woonplaats],
klager 5,
tegen
[naam notaris],
notaris te [plaatsnaam],
gemachtigde: mr. H. Hieltjes.
Partijen worden hierna respectievelijk klagers en de notaris genoemd.
1. Het verloop van de procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de klacht, met bijlagen, van 7 mei 2024,
- het verweer van de notaris, met bijlagen, van 21 augustus 2024,
- de pleitaantekeningen van klagers.
1.2. De klachtzaak is ter zitting van 2 december 2024 behandeld, waarbij zijn verschenen enerzijds klagers 1 en 2 en anderzijds de notaris en zijn gemachtigde.
2. De feiten
2.1. De heer [naam erflater] (hierna: erflater) is tot aan haar overlijden op 25 maart 2018 gehuwd geweest met [naam partner 1] (hierna: [partner 1]). Klagers zijn de kinderen van erflater.
2.2. Erflater heeft een jaar na het overlijden van [partner 1] een affectieve relatie gekregen met [naam partner 2] (hierna: [partner 2]).
2.3. Op 28 november 2019 heeft erflater een testament laten opstellen, waarin is bepaald dat klagers en [partner 2] ieder na zijn dood 1/6 deel van de erfenis zouden krijgen. Het testament is gepasseerd bij de notaris.
2.4. In december 2019 zijn erflater en [partner 2] gehuwd onder het maken van huwelijkse voorwaarden, inhoudende koude uitsluiting.
2.5. Op 15 juli 2020 heeft erflater zijn testament laten wijzigen. In dit gewijzigde testament is de wettelijke verdeling opgenomen, waardoor [partner 2] na zijn overlijden eigenaar zou worden van zijn gehele bezit en klagers hun erfdeel zouden verkrijgen in de vorm van een niet-opeisbare vordering op [partner 2]. Ook dit testament is gepasseerd bij de notaris.
2.6. Op 7 juni 2021 is erflater overleden.
2.7. Op 25 juni 2021 heeft een bespreking plaatsgevonden op het kantoor van de notaris waarbij aanwezig waren: de notaris, [partner 2], klagers en de gemachtigde van klagers, mevrouw [naam gemachtigde] (hierna: [naam gemachtigde]). Partijen hebben toen gesproken over de inhoud van het testament en de afwikkeling van de nalatenschap van erflater. [partner 2] heeft aangegeven dat zij zich niet in staat achtte om uitvoering te geven aan het executeurschap en stelde voor dat de notaris deze taak op zich nam. Partijen hebben vervolgens besloten dat de notaris en [naam gemachtigde] tot executeurs werden benoemd om samen de afwikkeling van de nalatenschap te regelen.
2.8. De notaris en [naam gemachtigde] hebben in het kader van de afwikkeling verschillende malen bij de erfgenamen om informatie gevraagd. Uiteindelijk is door de notaris een voorlopige boedelbeschrijving opgesteld. Deze boedelbeschrijving is met de erfgenamen gedeeld, met daarbij het verzoek om hun visie te geven en om de nog ontbrekende gegevens aan te leveren. De erfgenamen hebben de ontbrekende informatie niet verstrekt, waardoor de nalatenschap niet kon worden afgewikkeld.
2.9. Om de impasse te doorbreken heeft de notaris voorgesteld om de nalatenschap af te wikkelen volgens een voorstel van [partner 2]. Klagers hebben hierop een tegenvoorstel gedaan via notaris [naam notaris G]. Dit leidde niet tot overeenstemming.
2.10. De notaris heeft zich vervolgens tijdelijk teruggetrokken om partijen de ruimte te geven om samen tot een oplossing te komen. Op 29 maart 2023 heeft de notaris naar de stand van zaken geïnformeerd en bleek er nog geen overeenstemming te zijn bereikt.
2.11. Op 26 april 2023 heeft [partner 2] de kantonrechter verzocht om de notaris en [naam gemachtigde] te ontslaan als executeurs omdat zij – samengevat – in ernstige mate tekort zouden zijn geschoten in de uitoefening van het executeurschap. Hangende het onderzoek is de notaris geschorst als executeur. [naam gemachtigde] heeft op 4 mei 2023 zelf ontslag genomen.
2.12. Op 10 januari 2024 heeft de kantonrechter in zijn beschikking (hierna: de beschikking) de schorsing van de notaris als executeur opgeheven en geoordeeld dat de aan de notaris gemaakte verwijten afzonderlijk en ook in onderlinge samenhang bezien, niet kunnen leiden tot het oordeel dat sprake is van gewichtige redenen die moeten leiden tot het ontslag van de executeur.
2.13. Ten aanzien van het vaststellen van de boedelbeschrijving luidt de beschikking, voor zover hier van belang, als volgt:
“2.12. De kantonrechter stelt vast dat de gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting genoegzaam is gebleken dat de executeur voldoende inspanningen heeft verricht om de benodigde informatie te verkrijgen. Dit heeft veel tijd gekost waarbij de executeur geprobeerd om partijen nader tot elkaar te brengen, hetgeen niet heeft geresulteerd in overeenstemming tussen verzoekster en de belanghebbenden. De kantonrechter is van oordeel dat het niet de primaire taak van de executeur is een procedure jegens de erfgenamen te starten om over de schenkingen en/of geldleningen tussen erflater en erfgenamen duidelijkheid te verkrijgen. Deze kwesties kunnen worden betrokken bij de verdeling van de nalatenschap. Dit geldt eveneens voor het vaststellen voor de hoogte van de vordering van de erfgenamen op de langstlevende uit hoofde van het vooroverlijden van hun moeder. Een procedure ter vaststelling daarvan kan worden gevoerd door de belanghebbenden en is geen taak voor de executeur. De kantonrechter acht dit verwijt onvoldoende om te concluderen dat sprake is van een gewichtige reden die moet leiden tot ontslag van de executeur.”
2.14. Over de informatieplicht staat in de beschikking het volgende:
“2.23. De kantonrechter stelt vast dat de communicatie niet altijd even vlekkeloos is verlopen, echter dit is onvoldoende om aan te nemen dat de executeur dermate verwijtbaar heeft gehandeld dat deze schending van de informatieplicht voldoende grond zou bieden voor een gewichtige reden ten einde hem ontslag te verlenen”
2.15. Over de afwikkeling van de nalatenschap en de resterende werkzaamheden van de notaris staat in de beschikking het volgende:
“2.24. De kantonrechter stelt vast dat de voorlopige boedelbeschrijving, de status heeft gekregen van een definitieve boedelbeschrijving, waarbij een aantal posten niet concreet met bedragen kunnen worden ingevuld omdat hierover geen overeenstemming bestaat tussen verzoekster en de belanghebbenden. De executeur kan hierover op basis van de aan hem verstrekte en aangetroffen financiële gegevens geen definitief bedrag opnemen, waar het gaat over schenkingen en/of leningen van erflater aan zijn kinderen en de hoogte van de vordering op de langstlevende uit hoofde van het vooroverlijden van moeder van de belanghebbenden. De enige openstaande taak voor de executeur is het doen van aangifte erfbelasting waarvoor uitstel is gevraagd en verkregen. De executeur is nog in functie vanwege zijn plicht tot het doen van de aangifte erfbelasting. Voor het overige zijn de taken uit hoofde van de executele immers afgerond.”
2.16. Klagers hebben de notaris begin 2024 diverse e-mailberichten gestuurd. Daarin hebben zij de notaris onder meer gevraagd om voort te maken met de afwikkeling. Ook hebben zij vragen gesteld over het huwelijk van erflater met [partner 2] en navraag gedaan of erflater zich de gevolgen realiseerde die het huwelijk/het testament had voor de erfenis van klagers.
2.17. Klagers hebben van de notaris geen reactie ontvangen op voormelde e-mailberichten.
3. De klacht en het verweer
3.1. Klagers verwijten de notaris dat hij niet heeft voldaan aan zijn zorg- en geheimhoudingsplicht en dat hij bij de afwikkeling van de nalatenschap niet heeft gehandeld zoals van een notaris mag worden verwacht. De klacht valt uiteen in de volgende onderdelen:
1. de notaris heeft de vertrouwelijkheid van zijn gesprek met klager 4 geschonden en de inhoud daarvan in strijd met zijn geheimhoudingsverplichting gedeeld met erflater, waardoor de relatie van klagers met erflater is verslechterd,
2. de notaris heeft een testament opgesteld waarvan de inhoud niet overeenkomt met de wil van erflater,
3. de notaris gaf geen antwoorden op vragen van klagers over de totstandkoming van zijn advies,
4. de notaris heeft niet willen antwoorden op de vraag of hij met erflater onder vier ogen heeft gesproken; dit was gezien de omstandigheden een verplichte stap in het proces om tot een testament te komen,
5. de notaris antwoordt niet op de door klagers aan hem gestelde vragen,
6. de notaris heeft bij de afwikkeling van de nalatenschap niet gehandeld zoals van een redelijk handelend notaris mag worden verwacht en heeft niet adequaat gehandeld en niets gedaan om het conflict tussen de erfgenamen op te lossen.
3.2. Ter onderbouwing van hun klacht voeren klagers het volgende aan.
In oktober 2019 heeft klager 4 zich tot de notaris gewend toen duidelijk was dat erflater zijn testament wilde wijzigen. Klager 4 heeft bij de notaris haar bezorgdheid uitgesproken en aangegeven dat ze bang was dat erflater impulsief en onder druk handelde. Ze heeft de notaris gevraagd om dit gesprek vertrouwelijk te behandelen. Volgens klagers heeft de notaris de inhoud van dit gesprek echter gedeeld met erflater, waardoor de relatie met erflater is verslechterd en het conflict is verscherpt. Van een notaris mag op zijn minst worden verwacht dat hij het conflict niet verscherpt.
De notaris heeft in het najaar van 2023 tegen klager 2 gezegd dat de notaris de indruk had dat erflater niet heeft begrepen wat de gevolgen waren van de wijziging van zijn laatste testament, aldus klagers. Klagers verwijten de notaris dat hij niet reageert op de door hen gestelde vragen. Klagers gaan er daarom vanuit dat de notaris erflater niet of onvoldoende heeft gewezen op de reikwijdte van zijn handelen, wat in strijd is met de taak van de notaris. De notaris was ermee bekend dat erflater een ruim 80-jarige man was die, na een huwelijk van bijna 54 jaar, trouwde met [partner 2] die zich manipulatief toonde, en alle contacten met zijn kinderen verbrak. Dit raakt de kernwaarde van een notaris.
3.3. Op de toelichting van de klacht door klagers en het verweer daartegen van de notaris zal de kamer hierna, voor zover van belang voor de beoordeling, nader ingaan.
4. De beoordeling
4.1. Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.
Klachtonderdeel 1
4.2. Het eerste klachtonderdeel houdt in dat de notaris de vertrouwelijkheid van zijn gesprek met klager 1 heeft geschonden door de inhoud van dit gesprek te delen met erflater. Klagers stellen dat de notaris het gesprek met erflater heeft gedeeld, waarop erflater ‘in woede ontstak’ en de relatie tussen klagers en erflater vertroebeld raakte. De notaris heeft – ook op de zitting – betwist dat hij de inhoud van het gesprek met klager 1 heeft gedeeld met erflater. Klagers hebben vervolgens dit klachtonderdeel niet nader onderbouwd, bijvoorbeeld door toe te lichten uit welke woorden van erflater ze hebben afgeleid dat de notaris het gesprek wel met erflater heeft gedeeld. Dit had wel op hun weg gelegen gezien de (herhaalde) betwisting van de notaris. De kamer overweegt dat bij deze stand van zaken niet vastgesteld kan worden of de notaris de inhoud van het gesprek met erflater heeft gedeeld en zo ja, of de notaris hiermee tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Klachtonderdeel 1 zal daarom ongegrond worden verklaard.
Klachtonderdeel 2
4.3. Het tweede klachtonderdeel houdt in dat de notaris tegen klagers zou hebben gezegd dat de inhoud van het testament niet overeenstemt met de wil van erflater. Klagers verwijzen hiervoor naar een e-mail van 16 januari 2024 van klager 2 gericht aan de notaris, waarin zij aan de notaris vraagt hoe hij dit bedoelde.
4.4. De notaris heeft hierover verklaard dat hij niet heeft aangegeven dat hij dacht dat erflater de gevolgen van het laatste testament niet had gewild, maar alleen dat hij dacht dat erflater nooit gewild zou hebben dat de afwikkeling van de nalatenschap zo zou verlopen als deze op dat moment verliep.
4.5. De kamer overweegt dat klagers geen stukken in het geding hebben gebracht waaruit blijkt dat de notaris heeft verklaard dat erflater dit testament niet zou hebben gewild. Het geciteerde e-mailbericht betreft een bericht van klager 2 aan de notaris waarin wordt gesteld dat de notaris dit zou hebben gezegd. Gezien de gemotiveerde tegenspraak kan de juistheid van de klacht niet worden vastgesteld, ook omdat de notaris een aannemelijke verklaring (4.4) heeft gegeven voor een mogelijk misverstand aan de zijde van klagers. De kamer oordeelt dat er op dit klachtonderdeel geen sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen van de notaris en zal klachtonderdeel 2 ongegrond verklaren.
Klachtonderdeel 3
4.6. Aan het derde klachtonderdeel ligt het verwijt ten grondslag dat de notaris geen antwoorden heeft gegeven op vragen over de totstandkoming van zijn advies aan erflater. De notaris heeft in het verweerschrift aangegeven dat hij denkt dat klagers met het advies doelen op het vermeende advies van de notaris aan erflater om met [partner 2] te trouwen.
4.7. De kamer oordeelt hierover als volgt. Of de notaris erflater advies heeft gegeven om te trouwen met [partner 2], kan hier in het midden blijven. Een notaris is wettelijk verplicht om vertrouwelijke informatie die tijdens de uitvoering van zijn ambt wordt gedeeld, geheim te houden. Deze geheimhoudingsplicht betreft niet alleen de inhoud van de gesprekken met de erflater, maar ook de adviezen die mogelijk zijn gegeven. Het enkele feit dat de notaris geen antwoord heeft gegeven op de vragen van klagers hierover, levert geen onbehoorlijk handelen of nalatigheid van de notaris op. De kamer zal klachtonderdeel 3 ongegrond verklaren.
Klachtonderdelen 4, 5 en 6
4.8. Met klachtonderdeel 4 verwijten klagers de notaris dat hij niet heeft willen aangeven of hij in het proces om tot een testament te komen, erflater onder vier ogen heeft gesproken. Volgens klagers had dit, gezien de omstandigheden, wel gemoeten. In klachtonderdeel 6 wordt de notaris verweten dat hij niet correct heeft gehandeld bij de afwikkeling van de nalatenschap. Met klachtonderdeel 5 wordt de notaris verweten dat hij niet heeft geantwoord op de door klagers (in de e-mailberichten van 20 maart 2024 en twee aanvullende
e-mailberichten) gestelde vragen. De vragen van klagers in voornoemde e-mailberichten gaan – samengevat – over de totstandkoming van de testamenten van erflater en over de wijze waarop de nalatenschap door de notaris als executeur werd afgewikkeld, zodat er een zekere overlap is tussen de klachtonderdelen. Deze klachtonderdelen zullen daarom samen worden beoordeeld.
4.9. De notaris voert aan dat erflater en [partner 2] meerdere malen op zijn kantoor zijn geweest voor het bespreken en passeren van de testamenten van 28 november 2019 en 15 juli 2020. Zij hebben uitgelegd wat ze wilden wijzigen en waarom zij dit wilden. Erflater nam volgens de notaris bij de bespreking van zijn eigen testament zeer actief deel aan de gesprekken en [partner 2] stelde zich daarbij beide keren passief op. Erflater maakte bij beide besprekingen een goede en heldere indruk en de notaris had geen enkele reden om aan de wilsbekwaamheid van erflater te twijfelen. Bij de tweede wijziging van het testament heeft de notaris ook stilgestaan bij het feit dat erflater relatief recent zijn testament al had gewijzigd. De door erflater gegeven uitleg was voor de notaris begrijpelijk en er bestond, aldus de notaris, geen twijfel dat deze wijziging de wil van erflater betrof. De notaris heeft ook met erflater besproken wat de gevolgen zouden zijn van de door hem gewenste wijzigingen en erflater begreep dit. De notaris heeft ter zitting verklaard dat hij erflater op geen enkel moment onder vier ogen heeft gesproken: niet tijdens het passeren van het testament en niet tijdens de voorafgaande besprekingen.
4.10. De kamer stelt het volgende voorop. Volgens vaste rechtspraak is het de verantwoordelijkheid van de notaris om te waken voor de vrije en onafhankelijke wilsvorming van een testateur. De notaris dient dan ook al het nodige te doen om zich ervan te vergewissen dat de testateur bij het vormen en uiten van zijn wil niet op ongewenste wijze is beïnvloed door (de aanwezigheid van) een derde. Dat is niet anders in de situatie dat de derde de partner van de testateur is. Het wordt aan de notaris overgelaten om te bepalen op welke wijze hij uitvoering geeft aan deze verplichting. Een notaris voldoet in beginsel aan deze verplichting indien hij op enig moment bij de voorbereiding of het passeren van het testament met de testateur afzonderlijk de relevante aspecten van het testament bespreekt. Van de notaris die daarvoor niet kiest, mag worden verwacht dat hij zijn keuze en de daarbij gemaakte afwegingen achteraf (als daarover vragen rijzen) kan verantwoorden aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval. (zie hof Amsterdam 1 maart 2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:559).
4.11. De kamer is van oordeel dat de notaris er voor had moeten kiezen om erflater onder vier ogen te spreken, gelet op de volgende omstandigheden:
- Erflater was een tachtiger die – na een huwelijk van bijna 54 jaar – sinds korte tijd een nieuwe relatie had. Dit roept de vraag op in hoeverre erflater zelfstandig en zonder beïnvloeding beslissingen neemt. Het is niet ongewoon dat een nieuwe partner een grote invloed uitoefent op iemands testamentaire besluiten. Dit had de notaris moeten onderzoeken;
- Klager 1 heeft, toen duidelijk werd dat erflater in 2019 zijn testament wilde wijzigen, tegenover de notaris haar bezorgdheid uitgesproken dat erflater impulsief en onder druk van zijn nieuwe vriendin handelde. Dit had voor de notaris een reden moeten zijn om extra waakzaam te zijn;
- Het tweemaal wijzigen van het testament binnen een relatief korte periode (6 maanden) is een sterk signaal dat de erflater mogelijk onder druk stond. Ook dit had de notaris moeten onderzoeken;
- De onverdeelde nalatenschap van de overleden echtgenote van erflater speelde ook een rol in de nalatenschap van erflater. Dit raakte de rechten van de kinderen (klagers) en versterkte de noodzaak van onafhankelijk overleg met erflater.
4.12. Naar het oordeel van de kamer had de notaris, gezien deze omstandigheden, extra stappen moeten nemen om te onderzoeken of erflater zijn wil onafhankelijk kon bepalen en deze in vrijheid kon uiten. Een gesprek zonder aanwezigheid van derden (in dit geval: [partner 2]) was daarvoor geïndiceerd. Door de bedoelde stappen na te laten heeft de notaris onvoldoende gewaarborgd dat de testamenten van erflater wat inhoud en gevolgen betreft overeenstemden met zijn wil. De kamer is daarom van oordeel dat klachtonderdeel 4 gegrond is.
4.13. Ten aanzien van klachtonderdelen 5 en 6 acht de kamer het volgende van belang. De notaris heeft erkend dat hij, achteraf bezien, ten onrechte niet heeft gereageerd op de door klagers gestelde vragen. Hij heeft destijds de afweging gemaakt om een stap terug te doen, in de hoop dat de erfgenamen na de uitspraak van de kantonrechter nader tot elkaar zouden komen. Bovendien had de notaris, zo gaf hij aan, in het afgelopen jaar zowel privé als zakelijk de nodige tegenslagen gehad, al beseft hij wel dat dit geen excuus is voor zijn stilzitten.
4.14. De kamer is van oordeel dat de notaris in de gegeven situatie inderdaad, zoals hij zelf ook aangeeft, onvoldoende actie heeft ondernomen, door na te laten adequaat te reageren op de door klagers gestelde vragen. Voor zover hier vragen bij zaten die hij niet kon beantwoorden wegens zijn geheimhoudingsplicht, had het op zijn weg gelegen dit aan klagers uit te leggen in plaats van zich te hullen in stilzwijgen. Dat de notaris hoopte dat de erfgenamen na de uitspraak van de kantonrechter nader tot elkaar zouden komen, is geen geldige reden voor het uitblijven van een reactie. De persoonlijke en zakelijke tegenslagen die de notaris in het afgelopen jaar heeft ervaren, zijn dat evenmin. De notaris had de verantwoordelijkheid om de communicatie met de erfgenamen voort te zetten en hen te voorzien van de benodigde informatie, ongeacht zijn persoonlijke situatie. Juist de conflicten tussen de erfgenamen onderling zouden een reden moeten zijn om te reageren op de vragen van klagers en om het voortouw te nemen in de afwikkeling van de nalatenschap. De notaris heeft dan ook gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid die van hem mag worden verwacht en heeft daarom klachtwaardig gehandeld.
4.15. Gelet op het voorgaande zal de kamer de klachtonderdelen 4, 5 en 6 gegrond verklaren.
Conclusie en maatregel
4.16. Al met al blijkt uit het voorgaande dat de klacht deels gegrond zal worden verklaard. Naar het oordeel van de kamer is oplegging van een maatregel geïndiceerd. De gegronde klachtonderdelen zien op uit de Wna en daaraan gerelateerde regelgeving voortvloeiende kernwaarden in het notariaat zoals (de grootst mogelijke) zorgvuldigheid en deskundigheid. De kamer acht de maatregel van waarschuwing passend.
Kostenveroordeling ter behoeve van klagers
4.17. Omdat de kamer de klacht (deels) gegrond verklaart, dient de notaris op grond van artikel 99 lid 5 Wna het door klagers betaalde griffierecht van € 50,- aan hen te vergoeden. De kamer bepaalt dat voornoemd bedrag binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan klagers moet worden betaald.
4.18. De kamer ziet aanleiding om de notaris voorts, gelet op artikel 103b lid 1 aanhef en sub a Wna en de richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat per 1 januari 2021, te veroordelen in de kosten die klager in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken, forfaitair vastgesteld op een bedrag van € 50,-.
4.19. De notaris dient deze kosten en het griffierecht binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan klager te vergoeden. Klager dient daarvoor tijdig zijn rekeningnummer schriftelijk door te geven aan de notaris.
Kostenveroordeling ten behoeve van de kamer
4.20. Verder ziet de kamer aanleiding om de notaris, gelet op artikel 103b lid 1 aanhef en sub b Wna en de richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat per 1 januari 2021, te veroordelen in de kosten die in verband met de behandeling van de zaak zijn gemaakt. Deze kosten worden vastgesteld op € 2.000,-, met een wegingsfactor 1. De kamer bepaalt dat deze kosten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing moeten worden betaald aan de kamer. De notaris ontvangt hiervoor een nota van het LDCR te Utrecht.
4.21. Al het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.
5. De beslissing
De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden
- verklaart de klacht voor wat betreft de klachtonderdelen 1, 2 en 3 (zoals hiervoor weergegeven onder 3.1.) ongegrond;
- verklaart de klacht voor wat betreft de klachtonderdelen 4, 5 en 6 (zoals hiervoor weergegeven onder 3.1.) gegrond;
- legt de notaris op de maatregel van waarschuwing;
- veroordeelt de notaris tot vergoeding aan klagers van het griffierecht van € 50,- op de wijze en binnen de termijn als hiervoor onder 4.17. bepaald;
- veroordeelt de notaris tot vergoeding van de kosten van klager, vastgesteld op een bedrag van € 50,-, op de wijze en binnen de termijn als hiervóór onder 4.17. bepaald;
- veroordeelt de notaris tot betaling van de kosten in verband met de behandeling van de zaak, vastgesteld op een bedrag van € 2.000,-, op de wijze en binnen de termijn als bepaald onder 4.18.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.L. Braaksma, voorzitter, mrs. D. Vergunst, C.G. Zijerveld, leden, en in tegenwoordigheid van M.A.T. de Weerd LLB, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 10 februari 2025. | ||
De secretaris |
De voorzitter | |
Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam. | ||