ECLI:NL:TADRAMS:2025:40 Raad van Discipline Amsterdam 24-717/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2025:40
Datum uitspraak: 03-03-2025
Datum publicatie: 11-03-2025
Zaaknummer(s): 24-717/A/A
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Raadsbeslissing. Klacht over de dienstverlening door de eigen advocaat ongegrond. Dat verweerder klager op enig moment op onjuiste of onzorgvuldige wijze zou hebben bijgestaan en niets voor hem zou hebben willen doen, zoals klager verweerder verwijt, is de raad niet gebleken en klager heeft dit verwijt ook niet nader geconcretiseerd.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 3 maart 2025 in de zaak 24-717/A/A
naar aanleiding van de klacht van:

klager

over

verweerder
gemachtigde: mr. M.S. Kat

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 27 mei 2024 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 11 oktober 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2345459/JS/YH van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 20 januari 2025. Daarbij waren klager en verweerder met zijn gemachtigde aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4. Ook heeft de raad kennisgenomen van de nagezonden stukken van verweerder van 25 oktober 2024.

2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Verweerder heeft klager in procedures tegen de gemeente Amsterdam (hierna: de gemeente) bijgestaan als advocaat.
2.3 Klager en verweerder hebben in de periode van 19 juli 2023 tot en met 29 april 2024 via WhatsApp veelvuldig met elkaar gecommuniceerd.
2.4 Op 21 juli 2023 heeft de gemeente de bijstandsuitkering van klager ingetrokken.
2.5 In een e-mailbericht van 23 juli 2023 heeft verweerder een opdrachtbevestiging aan klager verstuurd. Hierna heeft verweerder namens klager een bezwaarschrift bij de gemeente ingediend tegen het intrekkingsbesluit. Ook heeft verweerder een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening bij de voorzieningenrechter gevraagd.
2.6 Op 6 oktober 2023 is het bezwaarschrift tegen het intrekkingsbesluit gegrond verklaard. In het besluit wordt een bedrag aan klager toegekend voor de periode van 23 juli 2023 tot en met 9 augustus 2023.
2.7 Bij besluit van 17 oktober 2023 is de bijstandsuitkering van klager over een eerdere periode van 20 april tot en met 17 juli 2023 herzien en teruggevorderd.
2.8 In een WhatsAppconversatie op 8 november 2023 heeft verweerder, in een reactie op berichten van klager, om 12:21 uur aan klager gestuurd:
“(…) Omdat ik ook met dit bericht wrijving voel vraag ik mij af of wij een goede match zijn. En of het niet beter is dat je een andere advocaat neemt. Misschien is dat het beste. Ik hoor graag van je. (…)
2.9 Omdat klager het niet eens was met de in het besluit van 6 oktober 2023 aan hem toegekende periode van het recht op bijstand, heeft verweerder hiertegen op 17 november 2023 beroep ingesteld. De opdrachtbevestiging voor deze kwestie is per WhatsApp aan klager verstuurd.
2.10 Op 22 november 2023 heeft klager een brief van de gemeente aan verweerder doorgestuurd, waarin aan klager, in navolging van het besluit van 17 oktober 2023, de oplegging van een boete wordt aangekondigd.
2.11 Op 27 november 2023 heeft verweerder namens klager een pro forma bezwaar ingediend tegen het besluit van 17 oktober 2023.
2.12 Op 27 en 28 november 2023 heeft verweerder in WhatsAppberichten contact opgenomen met een medewerkster van de gemeente (hierna: mevrouw W) en haar gevraagd om het boetetraject van klager aan te houden.
2.13 Op 4 januari 2024 heeft verweerder namens klager de gronden van het bezwaar ingediend, in aanvulling op het eerdere pro forma bezwaar tegen het besluit van 17 oktober 2023.
2.14 In een brief van 25 januari 2025 heeft de gemeente het besluit van 6 oktober 2023 gecorrigeerd en aan klager laten weten dat de terugvorderingsperiode zal gaan lopen vanaf 18 juli 2023, in plaats van de in het besluit genoemde 23 juli 2023.
2.15 In een brief van 23 april 2023 van de gemeente is klager verzocht het bij besluit van 17 oktober 2023 teruggevorderde bedrag te betalen, aangevuld met het verzoek tot terugbetaling van een schuld uit hoofde van de Tijdelijke overbrugginsregeling voor zelfstandig ondernemers (hierna: TOZO).
2.16 In een e-mailbericht van 29 april 2024 heeft een medewerker van de gemeente aan verweerder geschreven:
“Hierbij bevestig ik naar aanleiding van ons telefonisch gesprek dat wij in afwachting van de afhandeling bezwaar op beroep [klager] uitstel geven van betaling, ik zal dit ook aan hem bevestigen. Eveneens zal de afdeling Tozo verzoeken ook hiermee rekening te houden. (…).”
2.17 Op 29 april 2024 heeft verweerder zich teruggetrokken als advocaat van klager. Verweerder heeft die dag om 10:59 uur via de WhatsApp aan klager geschreven:
“Na dit gesprek en de scheldpartij trek ik mij terug als advocaat. Er loopt een bezwaarprocedure tegen de terugvordering die je kunt voortzetten met een andere advocaat. Die kan de toevoeging op zijn naam zetten. Ik zal je de stukken mailen en de gemeente inlichten dat ik je niet langer bijsta.”
2.18 Op 1 mei 2024 heeft verweerder in een e-mailbericht aan een klager geschreven:
“Zoals eerder aangegeven zend ik je bijgaand de stukken van het lopende bezwaar tegen de herziening en terugvordering van de bijstandsuitkering bij besluit van 17 oktober 2023.
De gemeente heeft de onderliggende stukken in deze procedure overigens nog niet naar mij verzonden. Er zal nog een hoorzitting ingepland worden. Daaraan voorafgaand dient de gemeente die stukken nog wel te verzenden. Mede aan de hand daarvan kunnen de gronden van bezwaar -zo nodig- worden aangevuld. Het is aan de opvolgend advocaat om dit op te pakken.
Ik beschikte wel reeds over de stukken in verband met de opschorting en beëindiging van de uitkering in juli 2023, zie bijlage. De betreffende beslissingen op bezwaar, met inbegrip van het aanvullende besluit d.d. 25 januari 2024, tref je eveneens bijgaand aan.
Verder was de gemeente voornemens om een boete op te leggen, zoals kenbaar gemaakt bij brief van 14 november 2023. Na een gesprek hierover met mevrouw [W] is afgesproken dit voornemen te parkeren in afwachting van de uitkomst van de lopende bezwaarprocedure tegen het terugvorderingsbesluit van 17 oktober 2023. Daarnaast heb ik met de heer [G] afgesproken dat het inningstraject eveneens wordt geparkeerd in afwachting van de uitkomst van het bezwaar tegen het terugvorderingsbesluit. Hierover had ik jou al telefonisch en via Whatsapp geïnformeerd.
Bijgaand tref je nog aan de toevoeging van de RvR met het verzoek deze te laten muteren door de opvolgend advocaat.
Inmiddels heb ik per email de gemeente laten weten dat ik jou niet langer bijsta, zie bijlage. Rest mij niet meer dan je succes te wensen met het verdere verloop van de lopende procedure.
Het staat de opvolgend advocaat vanzelfsprekend vrij om mij te benaderen mocht er behoefte zijn aan een toelichting.”
2.19 Op 27 mei 2024 heeft klager een klacht over verweerder ingediend bij de deken.

3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder dat hij hem niet adequaat heeft bijgestaan. Verweerder heeft klager beperkt in zijn zaak. Hij heeft niets willen doen en vervolgens hebben andere instanties het op moeten pakken omdat verweerder zijn werk niet wilde doen.
3.2 De raad zal hierna op de klacht ingaan.

4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5 BEOORDELING
5.1 De tuchtrechter toetst de kwaliteit van de dienstverlening door de eigen advocaat in volle omvang. Daarbij wordt rekening gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft bij de manier waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waarvoor hij bij de behandeling kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat daarbij heeft is niet onbeperkt. Deze vrijheid wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld. Volgens deze eisen dient zijn werk te voldoen aan de binnen de beroepsgroep geldende professionele standaard. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht.
5.2 Op grond van de inhoud van het klachtdossier stelt de raad vast dat verweerder klager heeft bijgestaan in een tweetal bezwaarprocedures tegen de gemeente. De eerste bezwaarschriftprocedure is op 6 oktober 2023 gegrond verklaard. De tweede procedure zag op een bezwaar tegen het terugvorderingsbesluit van 17 oktober 2023. Hiertoe heeft verweerder eerst op 27 november 2023 een pro forma bezwaarschrift ingediend, dat hij op 4 januari 2024 heeft aangevuld met gronden. Uit de inhoud van de overgelegde correspondentie blijkt dat verweerder in de tussentijd verschillende gemeentemedewerkers heeft benaderd om klager op die manier zo goed mogelijk te helpen. Dit heeft ertoe geleid dat er op 29 april 2024 uitstel van betaling aan klager is verleend, in afwachting van de afhandeling van het bezwaar tegen het terugvorderingsbesluit. Daarnaast heeft verweerder klager (om niet) geholpen bij het corrigeren van een in het besluit van 6 oktober 2023 genoemde periode. Nadat er tussen klager en verweerder in een eerder stadium al discussie was ontstaan over de aanpak van de zaak en verweerder hem op 8 november 2023 had bericht dat er mogelijk geen goede match tussen hen bestond, heeft verweerder zich uiteindelijk bij e-mailbericht van 29 april 2024 onttrokken als advocaat, waarna hij klager op 1 mei 2024 de stukken van het lopende bezwaar heeft toegestuurd.
5.3 De raad overweegt dat klager zijn klacht tegenover het verweer van verweerder onvoldoende heeft onderbouwd. Dat verweerder klager op enig moment op onjuiste of onzorgvuldige wijze zou hebben bijgestaan en niets voor hem zou hebben willen doen, zoals klager verweerder verwijt, is de raad niet gebleken en klager heeft dit verwijt ook niet nader geconcretiseerd. Verweerder heeft zich in zijn bijstand aan klager actief opgesteld, hij heeft klager betrokken in zijn handelen en hij heeft hem steeds op passende wijze geïnformeerd en op de hoogte gehouden. Daarnaast heeft verweerder er in de tweede procedure voor gekozen om de eigen bijdrage niet te innen, zodat de gemeente geen contact met klager hoefde te zoeken over diens financiële positie en klager niet nog eens onnodig werd belast. Toen hij bemerkte dat er wrijving in de communicatie met klager ontstond, heeft verweerder dit bij klager benoemd, waarna hij zich uiteindelijk op een passende wijze heeft onttrokken als zijn advocaat.
5.4 De raad concludeert op grond van het voorgaande dat van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door verweerder geen sprake is. De klacht is daarom ongegrond.

BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht ongegrond;

Aldus beslist door mr. W. Aardenburg, voorzitter, mrs. N.M.K. Damen en P.J. Mijnssen, leden, bijgestaan door mr. E.E. Wouters als griffier en uitgesproken in het openbaar op 3 maart 2025.


Griffier Voorzitter

Verzonden op: 3 maart 2025