ECLI:NL:TADRARL:2025:62 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-478/AL/MN
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2025:62 |
---|---|
Datum uitspraak: | 10-03-2025 |
Datum publicatie: | 11-03-2025 |
Zaaknummer(s): | 24-478/AL/MN |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Fouten |
Beslissingen: | Beslissing op verzet |
Inhoudsindicatie: | Verzet ongegrond. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 10 maart 2025
in de zaak 24-478/AL/MN
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 16 september 2024 op de klacht van:
klager
over
verweerder
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 16 augustus 2023 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 24 juni 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z 2257693/MK/SD van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 16 september 2024 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Op 16 oktober 2024 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 13 januari 2025 . Daarbij waren klager en verweerder aanwezig.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift .
2. VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
I) De feitenvaststelling door de voorzitter is onjuist.
II) De voorzitter heeft ten onrechte geoordeeld dat geen sprake is van vervalsing van een e-mail door verweerder.
2.2 Ter onderbouwing van verzetgrond II heeft klager gesteld dat de voorzitter geen acht heeft geslagen op de e-mails in het dossier waaruit blijkt dat de e-mail van 8 mei 2023, 11.48 uur, niet is verzonden door de taxateur en ook niet is ontvangen door DAS en mr. K.
3. FEITEN
3.1 De raad stelt in verzet de volgende feiten vast.
3.2 Klager huurde een woning van de heer N (de verhuurder). De verhuurder had het voornemen om de woning te verkopen en wenste medewerking van klager aan de voor verkoop noodzakelijke taxatie van de woning.
3.3 Op 21 april 2023 heeft de verhuurder, bijgestaan door verweerder, klager gedagvaard voor de kantonrechter (hierna: het eerste kort geding). De verhuurder heeft, zakelijk weergegeven, van klager medewerking aan de taxatie van de woning gevorderd.
3.4 Uit e-mails in het dossier blijkt dat verweerder met de gemachtigde van klager heeft getracht om te komen tot afspraken over taxatie van de woning en medewerking daaraan van klager.
3.5 In het dossier bevinden zich afschriften/versies van een e-mail van 8 mei 2023 van de taxateur aan verweerder en mevrouw K (de gemachtigde van de ex-partner van de verhuurder). De bij de klacht overgelegde versies hebben 11.48.59 uur als verzendtijdstip. De bij het antwoord overgelegde versie heeft 13.49 uur als verzendtijdstip. Alle versies van het bericht hebben de volgende inhoud:
“(…) Gelet op onderstaande mailwisseling en wederom allerlei opgeworpen problemen voor het verkrijgen van toegang blijf ik bij het teruggeven van de opdracht zoals ik per mail van 23 maart jl. heb aangegeven.
Het is een onwerkbare situatie waarbij de huurder zich opstelt als een betrokken partij, zonder opdrachtgever te zijn.
Het inplannen kost onevenredig veel tijd en inspanning met als gevolg dat het opstellen van een taxatie binnen de gestelde normen en eisen vooralsnog onmogelijk is. (…)”
3.6 Op 8 mei 2023 om 15.02 uur heeft verweerder onder meer het volgende geschreven aan de gemachtigde van klager:
“(…) Van de taxateur heb ik zojuist bijgevoegd mail ontvangen. Hij heeft naar aanleiding de berichten van uw client de opdracht (wederom) neergelegd. De zitting zal doorgang vinden. Van de rechtbank begreep ik dat uw client een uitstelverzoek heeft ingediend. Hierop is dezerzijds verweer gevoerd”
3.7 Op 19 mei 2023 heeft de kantonrechter de vordering van de verhuurder bij verstek toegewezen. Klager is veroordeeld om op straffe van verbeurte van een dwangsom zijn medewerking aan de taxatie van de woning te verlenen.
3.8 Klager heeft verzet ingesteld tegen het verstekvonnis.
3.9 Op 28 juli 2023 heeft de verhuurder, bijgestaan door verweerder, klager nog eens in kort geding gedagvaard (het tweede kort geding). De verhuurder heeft in deze procedure nogmaals medewerking van klager aan de taxatie van de woning en aan andere activiteiten in verband met de verkoop van de woning gevorderd.
3.10 Op 4 augustus 2023 is de woning getaxeerd.
3.11 Op 4 augustus 2023 om 13.53 uur heeft de taxateur het volgende aan klager geschreven:
“Naar aanleiding van uw verzoek aan te geven of wij een door onze verzonden mail in het archief hebben, van 8 mei 2023 om 11.48 uur, kan ik meedelen dat wij deze niet kunnen vinden.
E.e.a. wil niet zeggen dat dze niet door ons is verzonden”
3.12 Op 4 augustus 2023, 14.06 uur, heeft de taxateur het volgende aan klager gestuurd:
“Wij kunnen deze mail niet vinden, wel van 13.48 uur.“
3.13 Op 7 augustus 2023 heeft het kantoor van mevrouw K het volgende aan klager geschreven:
“Naar aanleiding van ons telefoongesprek bericht ik u als volgt. Inzake de betreffende e-mail van 8 mei 2023, 11.48:59 van [e-mailadres taxateur] kon ik deze niet terug te vinden in het dossier.”
3.14 Het tweede kort geding is op 8 augustus 2023 mondeling behandeld. Tijdens die mondelinge behandeling heeft klager gesteld dat verweerder de e-mail van 8 mei 2023 van de taxateur zou hebben vervalst.
3.15 Bij vonnis van 21 augustus 2023 (in het tweede kort geding) heeft de kantonrechter klager veroordeeld tot medewerking aan de taxatie en andere activiteiten in verband met de verkoop van de woning, op straffe van tijdelijke ontruiming van de woning.
3.16 Op 22 augustus 2023 heeft klager de hiervoor in 3.5 weergegeven e-mail naar DAS gestuurd met de volgende inhoud:
“zover bedankt voor uw moeite. Blad 2 treft een mailbericht aan waarvan ik de originele mail niet (weet niet waarom) in mijn account kan vinden. Wilt/kunt u voornoemde mail in mijn account plaatsen of naar mij mailen vanochtend voor 11:00 uur zodat ik de mail om 12:00 uur op de verzet zitting bij me heb.”
3.17 Dezelfde dag heeft een medewerker van DAS als volgt gereageerd:
“In het dossier is geen originele mail terug te vinden van bijgaande mail. Mogelijk hebben wij deze mail nooit ontvangen en is deze door [verweerder] geplakt in de mail die hij heeft verzonden aan dossiergroep@das.nl op 8 mei 2023 om 15.02 uur.”
3.18 Bij vonnis van 5 september 2023 heeft de kantonrechter klager niet‑ontvankelijk verklaard in zijn verzet (in het eerste kort geding).
4. KLACHT
4.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door het in rechte verstrekken van feitelijke informatie waarvan hij weet, althans behoort te weten, dat deze onjuist is.
4.2 De voorzitter heeft verder geoordeeld over twee “aanvullende verwijten”:
1. Verweerder heeft de kantonrechter op het verkeerde been gezet doordat hij een e-mail van de afdeling Vergunningen Toezicht & Handhaving van de gemeente Almere aan klager zou hebben weggelaten.
2. Verweerder heeft ten onrechte gebruikt gemaakt van een proces-verbaal van bevindingen van de politie.
5. BEOORDELING
Omvang verzet
5.1 Tegen het oordeel van de voorzitter over twee aanvullende verwijten komt klager in verzet niet op. Dit betekent dat het oordeel van de voorzitter over deze klachtonderdelen vast staat.
Feiten
5.2 De raad is met klager van oordeel dat de feitenvaststelling in de voorzittersbeslissing onvolledig is. De raad heeft dit verzuim hersteld door in deze beslissing op verzet de feiten zelfstandig vast te stellen. Dit herstel leidt niet tot de conclusie dat het verzet gegrond is, omdat de onvolledigheid van de feiten in de voorzittersbeslissing niet afdoet aan de juistheid van de beoordeling. De raad zal dit hierna toelichten.
Maatstaf in verzet
5.3 Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast, de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste feiten of tot een oordeel is gekomen dat door de feiten niet kan worden gedragen. Pas als de raad tot het oordeel komt dat sprake is van een gegrond verzet kan de raad overgaan tot inhoudelijke beoordeling van de klacht.
Verzet ongegrond
5.4 Naar het oordeel van de raad is de voorzitter terecht tot het oordeel gekomen dat niet kan worden vastgesteld dat verweerder de e-mail 8 mei 2023 heeft vervalst en dat de gegrondheid van de klacht dus ook niet kan worden vastgesteld.
5.5 Ter nadere toelichting op dit oordeel overweegt de raad dat vast staat dat de taxateur het bericht op 8 mei 2023 heeft verzonden. Dat blijkt immers uit het bericht van de taxateur zelf van 4 augustus 2023 (zie hiervoor in 3.12). De raad stelt ook vast dat er twee versies zijn van het bericht, namelijk een met een verzendtijdstip in de ochtend en een met een verzendtijdstip in de middag. De raad kan niet vaststellen wie of wat de oorzaak is van die twee versies. Met de voorzitter is de raad van oordeel dat in ieder geval niet kan worden vastgesteld dat sprake is van manipulatie door verweerder.
5.6 De stelling die klager in verzet heeft ingenomen dat (de cliënt van) verweerder belang had bij de door klager gestelde manipulatie van de e-mail volgt de raad niet. Volgens klager zou uit e-mails die aan de gewraakte e-mail vooraf gingen blijken dat hij met de taxateur was gekomen tot een afspraak voor het taxeren van de woning en ontnam deze afspraak het belang van de verhuurder bij voortzetting van het eerst kort geding. Deze stelling vindt geen enkele steun in de hiervoor weergegeven feiten. Integendeel, uit het dossier blijkt dat klager, zelfs na het verstekvonnis, niet wilde meewerken aan de taxatie en dat daarom de taxateur zijn opdracht had teruggegeven. Het verzet wordt daarom verworpen.
5.7 De raad is kortom van oordeel dat de door klager aangevoerde gronden van verzet niet slagen. De voorzitter heeft de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond verklaard.
5.8 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. G.F.
van den Berg, voorzitter, mrs.
P.Th. Mantel, N.C. Milani,
J.G. Molenaar en Y.M. Nijhuis
, leden, bijgestaan door mr.
A. Tijs als griffier en
uitgesproken in het openbaar
op 10 maart 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 10 maart 2025