ECLI:NL:TGZCTG:2025:29 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2390
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2025:29 |
---|---|
Datum uitspraak: | 19-02-2025 |
Datum publicatie: | 05-03-2025 |
Zaaknummer(s): | C2024/2390 |
Onderwerp: | Overige klachten |
Beslissingen: | Niet-ontvankelijk |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen huisarts. De voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege heeft klaagster kennelijk niet-ontvankelijk verklaard in de klacht omdat klaagster in het aanvullend klaagschrift niet ofonvoldoende antwoord gegeven op de door secretaris van het Regionaal Tuchtcollege gestelde vragen. Hierdoor is naar het oordeel van de voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege niet duidelijk geworden wat de rol van de huisarts is geweest, wat hij volgens klaagster niet goed heeft gedaan en wanneer dit precies heeft plaatsgevonden. Klaagster heeft beroep ingesteld tegen deze beslissing. Het Centraal Tuchtcollege verklaart klaagster niet-ontvankelijk in het beroep omdat het beroepschrift niet voldoet aan de daaraan gestelde eisen. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2024/2390 van:
A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,
tegen
C., arts, tot en met 1 januari 2022 met specialisatie huisarts,
werkzaam te D., verweerder in beide instanties, gemachtigde:
mr. S.J. Muntinga.
1. Verloop van de procedure
A. - hierna klaagster - heeft op 8 december 2023 bij het Regionaal Tuchtcollege
te Zwolle tegen C. - hierna de arts - een klacht ingediend. De voorzitter van dat
College heeft bij beslissing van 5 maart 2024, onder nummer Z2023/6699, klaagster
kennelijk niet-ontvankelijk verklaard in de klacht. Klaagster is van die beslissing
tijdig in beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in beroep ingediend. Vervolgens
heeft klaagster nog enkele foto’s in het geding gebracht. De zaak is in beroep behandeld
ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 19 februari 2025, waar
zijn verschenen klaagster en de arts, laatstgenoemde bijgestaan door mr. S.J. Muntinga.
De zaak is over en weer toegelicht. Klaagster heeft dat gedaan aan de hand van spreekaantekeningen
die zij aan het Centraal Tuchtcollege heeft overgelegd. Na afloop van de mondelinge
behandeling op 19 februari 2025 heeft het Centraal Tuchtcollege, na beraadslaging
in raadkamer, in het openbaar mondeling uitspraak gedaan. Hetgeen hierna volgt is
een schriftelijke uitwerking van die uitspraak.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag
gelegd.
“2. DE OVERWEGINGEN
Een klaagschrift moet voldoen aan een aantal krachtens de wet gestelde eisen. Omdat
het inleidend klaagschrift niet aan die eisen voldoet, heeft de secretaris van het
college klaagster bij brief van 16 januari 2024 gevraagd om een aantal vragen te beantwoorden
en een termijn gegeven voor het indienen van een aanvullend klaagschrift. Op 9 februari
2024 is het aanvullend klaagschrift van klaagster ontvangen.
Klaagster heeft in het aanvullend klaagschrift niet of onvoldoende antwoord gegeven
op de gestelde vragen. Hierdoor is niet duidelijk geworden wat de rol van aangeklaagde
is geweest, wat hij volgens klaagster niet goed heeft gedaan en wanneer dit precies
heeft plaatsgevonden.
Vanwege deze gebreken is de voorzitter van oordeel dat klaagster kennelijk niet-ontvankelijk
is.”.
3. Beoordeling van het beroep
3.1 Klaagster heeft een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van het
Regionaal Tuchtcollege waarbij zij in haar klacht kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard.
3.2 Voordat het Centraal Tuchtcollege toekomt aan de vraag of het Regionaal
Tuchtcollege wel of niet een juiste beslissing heeft genomen in deze zaak, moet worden
beoordeeld of klaagster in het beroep kan worden ontvangen.
3.3 Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat in het beroepschrift van klaagster
de beroepsgronden niet, althans niet duidelijk, zijn omschreven, nu het niet aangeeft
waarom klaagster het met de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege niet eens is.
Het beroepschrift van klaagster voldoet dus niet aan de in artikel 73 lid 2 Wet BIG
juncto artikel 19 lid 1 onder c Tuchtrechtbesluit BIG gestelde eisen.
3.4 Dit betekent dat klaagster niet-ontvankelijk wordt verklaard in het beroep.
De beslissing van de voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege blijft daarmee in stand.
4. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verklaart klaagster niet-ontvankelijk in het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: R.C.A.M. Philippart, voorzitter; E.F. Lagerwerf-Vergunst
en R.A. van der Pol, leden-juristen en O.T.M. Schouten en D. van Sleeuwen, leden-beroepsgenoten,
bijgestaan door N. Germeraad-van der Velden, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 19 februari 2025.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.