ECLI:NL:TADRARL:2025:68 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-834/AL/GLD/D
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2025:68 |
---|---|
Datum uitspraak: | 11-03-2025 |
Datum publicatie: | 10-03-2025 |
Zaaknummer(s): | 24-834/AL/GLD/D |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Dekenbezwaar. Verweerster heeft de belangen van enkele cliënten veronachtzaamd door niet of slecht bereikbaar te zijn. Zij heeft ook beroepsfouten gemaakt. Omdat dit alles zich afspeelde in een periode waarin verweerster te maken had met ingrijpende persoonlijke omstandigheden, volstaat de raad met een berisping. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem‑Leeuwarden
van 10 maart 2025
in de zaak 24-834/AL/GLD/D
naar aanleiding van de klacht van:
de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Gelderland
ambtshalve
over
verweerster
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 14 november 2024 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een bezwaar ingediend over verweerster.
1.2 Het bezwaar is behandeld op de zitting van de raad van 13 januari 2025. Daarbij waren de deken, bijgestaan door mr. R., en verweerster aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier. Ook heeft de raad kennisgenomen van het verweerschrift van verweerster.
2. FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.1 Op of omstreeks 9 november 2022 is verweerster haar eigen kantoor gestart.
2.2 Verweerster heeft de volgende twee websites in gebruik: www.(...)advocatuur.nl en www.advocaat(...).nl.
2.3 Op 10 november 2022 is verweerster uitgenodigd om haar Opgave Nieuw Kantoor (hierna: ONK) in te vullen.
2.4 Op 1 februari 2023 heeft de deken verweerster verzocht haar opgave Centrale Controle op de Verordening (hierna: CCV-opgave) over 2022 te doen. Op 8 maart 2023 en 5 april 2023 heeft de deken verweerster herinneringen gestuurd. Op 8 mei 2023 heeft de deken verweerster een vooraankondiging tot het opleggen van een last onder dwangsom gestuurd.
2.5 Op 22 mei 2023 heeft de heer M bij de deken een klacht ingediend tegen verweerster. M beschrijft dat verweerster hem heeft bijgestaan tijdens een zitting in juni in een procedure tegen DUO. Tijdens de zitting heeft de rechter verzocht om nadere informatie en de zaak aangehouden. M klaagt dat hij sindsdien geen contact meer heeft gehad met verweerster.
2.6 Op 5 juni 2023 heeft de deken verweerster een last onder dwangsom opgelegd in verband met het niet doen van CCV-opgave.
2.7 Op 8 juni 2023 heeft de heer W bij de deken een klacht ingediend over verweerster. W beschrijft dat hij in september 2021 bij verweerster is geweest om een echtscheidingsprocedure te beginnen, maar dat hij niets van verweerster heeft vernomen over de stand van zaken ondanks zijn pogingen om contact met haar te krijgen.
2.8 Op 12 juli 2023 heeft de heer H bij de deken een klacht ingediend over verweerster. H stelt dat verweerster niet heeft gedaan wat ze zou doen, namelijk verzet aantekenen in een procedure tegen de ex-partner van H.
2.9 Op 25 juli 2023 heeft verweerster de CCV-opgave over 2022 ingediend. De vraag (op het CCV-formulier: “Was u in 2022 advocaat-stagiaire en stond u het gehele jaar korter dan 36 maanden op het tableau?” heeft verweerster met ja beantwoord.
2.10 Op 27 juli 2023 heeft de deken het kantoor van verweerster bezocht. Het verslag van het gesprek vormt onderdeel van het klachtdossier.
2.11 Op 2 augustus 2023 heeft de deken verweerster onder meer het volgende geschreven:
“In de bijlage* treft u het verslag aan van ons gesprek op 27 juli jl. Naar aanleiding van dit gesprek hebben wij nog de volgende opmerkingen.
Wij vinden de huidige situatie van uw kantoor ronduit zorgwekkend. Vanwege de financiële situatie bent u kennelijk genoodzaakt om de huur van uw kantoorruimte op te zeggen en om vanuit huis te gaan werken. Tevens bent u op zoek naar een alternatieve inkomstenbron. Daarnaast bent u -wat u uiteraard niet te verwijten valt- vanwege uw persoonlijke omstandigheden zelf ook kwetsbaar.
U heeft op dit moment geen waarnemer, die tijdens uw (eventuele) afwezigheid zaken kan behandelen. U heeft meer dan 20 lopende procedures met veelal kwetsbare cliënten. In het geval dat u uitvalt, is er dus geen advocaat die deze procedures kan voortzetten. Evenmin kunnen de dossiers gemakkelijk worden ingezien door een waarnemer, omdat deze niet goed toegankelijk zijn. Dat is niet in het belang van uw cliënten.
Daarnaast maken wij ons zorgen over het feit dat er door uw cliënten drie klachten tegen u zijn ingediend. Deze komen erop neer dat u slecht bereikbaar bent en/of ze niet op de hoogte houdt van de stand van zaken. Ook wij constateren dat u niet goed voor ons bereikbaar bent en dat u gewenste informatie niet, dan wel slechts gedeeltelijk, verstrekt. In dat kader wijzen wij u op Gedragsregel 29. Op grond daarvan bent u verplicht om de deken aanstonds alle gevraagde inlichtingen te verstrekken.
Gelet op uw huidige situatie willen wij u nogmaals in overweging mee geven om serieus na te denken of uw praktijk wel toekomstbestendig is. (…)
Waarneming
U bent verplicht om een waarnemer te hebben. Wij hebben afgesproken dat u zo spoedig mogelijk, doch vóór uiterlijk 18 augustus a.s. een schriftelijk bindende afspraak aangaat met een andere advocaat ter zake een vervangingsregeling. Ter kennisname heb ik een brief* van de deken gericht aan eenmanskantoren toegevoegd. Gelieve ons binnen voornoemde termijn de naam van uw vervanger mede te delen.
Indien dit onverhoopt voor uw vakantie nog niet geregeld is, verzoeken wij u vriendelijk aan ons door te geven op welke wijze wij toegang kunnen verkrijgen tot uw dossiers (inloggegevens, contactgegevens van de verhuurder van uw bedrijfsruimte, etc.). Wij zullen u hierover deze week nog bellen. (…)
Opgave Nieuw Kantoor (ONK)
Wij hebben u diverse malen tevergeefs verzocht om de ONK in te vullen. Tijdens ons gesprek hebben wij afgesproken dat u ons de ingevulde ONK uiterlijk 4 augustus 2023 stuurt.
Website
Wij hebben u verzocht uw beide websites conform de richtlijn implementatie dienstenregeling per direct aan te passen. In bijlage* treft u deze richtlijn aan. Wij zullen voorafgaande aan het gesprek controleren of u de website heeft aangepast. (…)”
2.12 Op 4 augustus 2023 heeft verweerster de ONK ingediend.
2.13 Op 26 september 2023 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de deken en verweerster.
2.14 Op 16 november 2023 heeft de deken aan verweerster onder meer geschreven dat de door haar verstrekte dossiers zijn beoordeeld en dat deze beoordeling geen aanleiding heeft gegeven tot nader onderzoek.
2.15 Op 6 februari 2024 heeft mevrouw B bij de deken een klacht ingediend tegen verweerster. B beschrijft dat verweerster haar zou bijstaan in een proces om haar naam aan te passen, maar dat de communicatie met verweerster moeizaam verloopt.
2.16 Op 12 juni 2024 heeft mr. A in een bericht aan de deken laten weten dat hij al een tijd probeert contact te leggen met verweerster en dat hij zich zorgen maakt over haar welzijn. Iets meer dan een uur later heeft mr. A de deken laten weten dat het contact met verweerster is hersteld en dat het gebrekkige contact berustte op een misverstand.
2.17 Op 14 juni 2024 heeft verweerster het volgende geschreven aan de deken:
“In deze kwestie zijn meerdere partijen betrokken. Waardoor vermoed ik het misverstand is ontstaan.
De heer A(…) heeft de zaak waargenomen dan wel overgenomen van zijn collega, waarmee ik eerder overleg heb gehad. Daarnaast is tussen mevrouw Van Z(…) en een derde partij rechtstreeks contact geweest en zijn tussen hen afspraken gemaakt. Daarbij is onduidelijkheid ontstaan over een type overeenkomst die is opgesteld en een factuur die (voor zover bij mij bekend) zou worden toegezonden.
Daar zijn vervolgens door mij vragen over gesteld welke inmiddels zijn beantwoord door de heer A(…) en er is een nieuwe overeenkomst opgesteld. Zodat de verwachting is dat deze zaak snel afgerond kan worden.
Kortom, ik vermoed dat door wisselingen en door contacten met verschillende partijen en mensen het misverstand is ontstaan. Dit is ook besproken tussen de heer A(…) en mij waarna hij inderdaad - zoals blijkt uit zijn mail - u kenbaar heeft gemaakt dat sprake was van een misverstand, waar ik mij aldus bij aansluit.”
2.18 Bij brief van 28 augustus 2024 heeft de deken verweerster gevraagd om informatie te verstrekken in verband met de klachten van W en H. In de brief schrijft de deken het volgende over een signaal van mr. A, en stelt daar vervolgens enkele vragen over:
“Mr. A(…) benaderde ons bij e-mail van 12 juni 2024 dat hij al enige tijd geen contact met u kon krijgen terwijl er gepoogd werd een minnelijke oplossing te bereiken. U gaf vervolgens aan dat er door wisselende contacten een misverstand was ontstaan.”
2.19 Op 5 september 2024 heeft de deken verweerster verzocht te reageren op de brief van 28 augustus 2024.
2.20 Op 10 september 2024 heeft verweerster het volgende geantwoord:
“Op 16 november 2023 heb ik van u of uw voorganger bericht ontvangen dat er geen verdere vragen waren naar aanleiding van de bestudeerde dossiers. De vragen die u nu stelt gaan wederom om dossiers die destijds zijn aangeleverd en waar dus al een beoordeling en al een gesprek over heeft plaatsgevonden. Ik zou u dan ook graag willen verwijzen naar onze eerdere gesprekken en terugkoppeling over deze dossiers.
De vraag die overblijft, is de vraag naar aanleiding van het signaal van mr. A(…). In mijn mail aan u heb ik aangegeven dat het om een misverstand ging. Tot deze conclusie zijn mr. A(…) en ik gekomen nadat ik hem telefonisch heb gesproken. In mijn mail aan u van 14 juni jl. heb ik u zo goed mogelijk getracht een weergave van de situatie geven.
In navolging daarop kan ik u berichten dat ik aldus contact heb gehad met het kantoor van mr. A(…)”
2.21 Op 13 september 2024 heeft de deken het volgende aan verweerster geschreven:
“(…) U geeft aan dat u niet bereid bent om antwoord te geven op (aanvullende) vragen van de deken en verwijst u naar uw eerdere toelichting en gesprekken over deze dossiers. Ik wijs u erop dat u dient mee te werken aan een onderzoek van de deken. Graag ontvang ik alsnog antwoord op de vragen in mijn brief aan u van 28 augustus jl. over de dossiers W(…) en H(…). Mogelijk ten overvloede wijs ik u op Gedragsregel 29 en op artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht.
Daarnaast wil ik u erop wijzen dat voorafgaand aan uw reactie opnieuw een herinnering nodig was. U had niet tijdig gereageerd op mijn brief aan u van 28 augustus jl. U heeft vaker niet tijdig gereageerd op berichten en verzoeken van de deken. Nu laat u vragen onbeantwoord en moet daar weer over worden gecommuniceerd. Daarmee respecteert u de positie van de deken onvoldoende en u belast het Ordebureau onnodig.
Mede gelet op het bovenstaande heeft de deken besloten over te gaan tot het indienen van een dekenbezwaar. Indien u de vragen onbeantwoord laat zal de deken dit expliciet onder de aandacht van de tuchtrechter brengen. (…)”
2.22 Op 13 september 2024 heeft verweerster als volgt gereageerd:
“(…) Het is niet juist dat ik de vragen niet wens te beantwoorden, alleen zijn ze allemaal in onze gesprekken al beantwoord, hierover heb ik fysieke en telefonische gesprekken met u beiden gevoerd, is hierover mailcontact geweest en heb ik in november 2023 een bericht ontvangen dat het onderzoek was afgerond. Ik ben er thans vanuit gegaan dat uw mail op een misverstand duidde. Enkel het bericht ten aanzien van de mail van mr. A(…) was een nieuwe vraag. Zoals u bekend, heb ik die getracht zo goed en volledig mogelijk te beantwoorden evenals in mijn eerdere mail hierover aan u.
Als de Deken een Dekenbezwaar indient, krijg ik daar dan bericht van? Ik neem aan dat ik daartegen verweer mag voeren, kunt u mij uitleggen hoe die kwestie vervolgens zal verlopen?”
2.23 De rechtbank heeft op 11 maart 2024 een beschikking gegeven in een familiezaak, waarin de man werd bijgestaan door verweerster. In de beschikking staat dat binnen de wettelijke termijn van de zijde van de man geen verweerschrift is ontvangen. Verweerster heeft namens de man beroep ingesteld tegen de beschikking. Uit de beschikking van 28 februari 2024 van het gerechtshof blijkt dat het griffierecht niet (tijdig) is voldaan. De man is op die grond niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep en hij is veroordeeld in de kosten van de vrouw. Het hof overweegt verder nog:
“Daarnaast is het vaste rechtspraak dat een advocaat uit hoofde van diens functie ervan op de hoogte moet zijn dat het griffierecht tijdig moet worden betaald, ook als daarvoor niet tijdig een nota wordt ontvangen.”
2.24 Op 6 juni 2024 heeft verweerster aan de deken geschreven dat zij de proceskosten waarin haar cliënt is veroordeeld door het hof voor haar rekening heeft genomen.
3. bezwaar
3.1 Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. De deken verwijt verweerster het volgende.
a) Verweerster heeft onvoldoende voortvarend gereageerd op verzoeken van of namens de deken om de ONK en de CCV-opgave over 2022 in te vullen.
b) Verweerster heeft gehandeld in strijd met artikel 7.4 lid 2 van de Verordening op de Advocatuur (hierna: Voda).
c) Verweerster heeft niet gezorgd voor een goede vervanging door een advocaat.
d) Verweerster is onaanvaardbaar slecht bereikbaar.
e) Verweerster heeft meerdere beroepsfouten gemaakt.
f) Verweerster heeft haar cliënten niet goed geïnformeerd over de kansen en risico’s van een zaak en zij heeft haar cliënten niet voldoende op de hoogte gehouden van de voortgang hun zaken.
g) Verweerster heeft in strijd met gedragsregel 29 niet meegewerkt aan een onderzoek van de deken.
3.2 De stellingen die de deken aan de bezwaren ten grondslag heeft gelegd worden hierna, voor zover van belang, besproken.
4. VERWEER
4.1 Verweerster heeft aangevoerd dat zij, kort nadat zij als zelfstandig ondernemer van start was gegaan, geconfronteerd werd met verschillende ingrijpende persoonlijke omstandigheden die (ook) haar advocatenpraktijk in negatieve zin hebben beïnvloed. Verweerster heeft ook verklaard dat het beter gaat en dat haar privéleven in rustiger vaarwater terecht is gekomen.
4.2 Het verweer dat verweerster tegen de afzonderlijke bezwaaronderdelen heeft aangevoerd zal hierna, waar nodig, worden besproken.
5. BEOORDELING
Maatstaf
5.1 De tuchtrechter dient bij de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht het aan de advocaat verweten handelen of nalaten te toetsen aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen, waaronder de kernwaarden zoals omschreven in artikel 10a Advocatenwet. De tuchtrechter toetst daarbij of de advocaat heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijke handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. De tuchtrechter is daarbij niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen wel van belang zijn, gezien ook het open karakter van de behoorlijkheidsnorm in artikel 46 Advocatenwet. Of sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per geval beoordeeld.
Bezwaar a ) ONK en CCV
5.2 Uit de feiten blijkt dat dat verweerster de opgaves ONK en CCV 2022 te laat heeft ingediend en dat zij niet (voortvarend) heeft gereageerd op de herinneringen van de deken. Verweerster heeft ook erkend dat zij op dit punt tekort is geschoten. Het niet voldoen aan deze verplichtingen die vanuit de orde van advocaten wordt opgelegd is naar het oordeel van de raad onbetamelijk en bezwaar a is dan ook gegrond.
Bezwaar b) Websites
5.3 Verweerster maakt gebruik van twee websites. Volgens de deken voldeden deze websites niet aan artikel 7.4, lid 2 Voda en hij heeft verweerster daar in juli 2023 op gewezen. Haar toezeggingen om werk te maken van de websites is verweerster volgens de deken slechts gedeeltelijk nagekomen.
5.4 De website www.advocaat(...).nl heeft verweerster in november 2023 overeenkomstig de aanwijzingen van de deken aangepast. Deze website is door de deken vervolgens gecontroleerd en akkoord bevonden. Dit is ook de website die verweerster thans in BAR heeft geregistreerd.
5.5 Volgens de deken heeft verweerster de website www.(...)advocatuur.nl nog altijd niet conform artikel 7.4, lid 2 Voda aangepast.
5.6 De raad overweegt dat in artikel 7.4 Voda is bepaald dat, zakelijk weergegeven, advocaten informatie moeten verstrekken over hun praktijk. Het doel van de bepaling is dat voor cliënten en derden duidelijk is met wie ze te maken hebben en waar de advocaat te bereiken is. De raad wijst erop dat artikel 7.4 Voda niet voorschrijft dat de informatie verstrekt moet worden via een website (hoewel dat natuurlijk wel voor de hand ligt) en ook niet hoe die website ingericht moet worden.
5.7 Tussen partijen is niet in geschil dat de website www.advocaat(...).nl aanvankelijk niet voldeed, maar in november 2023 een jaar voor het indienen van het dekenbezwaar naar tevredenheid van de deken was aangepast. Reeds hierom acht de raad het bezwaar ten aanzien van deze website ongegrond. De raad neemt daarbij nog in aanmerking dat niet is gesteld en ook niet is gebleken wat er precies schortte aan deze website.
5.8 Voor de website www.(....)advocatuur.nl geldt dat deze in aanbouw is en dat verweerster via deze website (dus) niet de in artikel 7.4 Voda voorgeschreven informatie verstrekt en via deze website niet (goed) bereikbaar is. Dit is echter onvoldoende om te concluderen tot gegrondheid van het bezwaar. De raad acht namelijk doorslaggevend dat verweerster via haar andere website wel voldoet aan de voorschriften. De raad zal bezwaar b ongegrond verklaren.
Bezwaar c ) Waarneming
5.9 Tussen partijen is niet in geschil dat verweerster vanaf het moment dat zij november 2022 haar eigen praktijk startte tot medio augustus 2024 geen waarnemer had. Het organiseren van waarneming is vereist, ter bescherming van zowel de advocaat als zijn cliënten. De deken heeft verweerster daarom diverse malen gewezen op de noodzaak van het vinden van een waarnemer. Het heeft echter bijna twee jaar geduurd voor dat verweerster had voorzien in waarneming door advocaten die werkzaam zijn de rechtsgebieden waarin verweerster ook werkzaam is.
5.10 Naar het oordeel van de raad is het onbetamelijk en onzorgvuldig dat een advocaat die alleen praktijk voert zo lang niet voorziet in deugdelijke waarneming. De raad neemt in aanmerking dat het risico dat met het organiseren van waarneming wordt verkleind, namelijk dat cliënten de dupe worden van uitval van hun advocaat, zich in het geval van verweerster heeft gerealiseerd en dat cliënten van verweerster zijn benadeeld. De raad verklaart bezwaar c daarom gegrond.
Bezwaar d) Bereikbaarheid
5.11 Tussen partijen is niet in geschil dat verweerster onaanvaardbaar slecht bereikbaar is geweest voor haar cliënten. Het blijkt immers uit de door verweerster niet weersproken klachten van klagers M, W en B (zie hiervoor in 2.5, 2.7 en 2.15).
5.12 Naar het oordeel van de raad behoort een advocaat bereikbaar te zijn voor cliënten. Niet bereikbaar zijn ook niet reageren op berichten van cliënten is onzorgvuldig en onbetamelijk en bezwaar b naar het oordeel van de raad gegrond.
5.13 Bij de beoordeling van dit bezwaar laat de raad het signaal van mr. A buiten beschouwing. Uit de verklaringen van zowel mr. A als verweerster blijkt immers dat sprake was van een misverstand dat spoedig na het signaal uit de wereld is geholpen.
Bezwaar e ) Beroepsfouten
5.14 Uit de hiervoor onder 2.23 weergegeven feiten blijkt dat verweerster in één zaak twee beroepsfouten heeft gemaakt, namelijk het niet voeren van verweer in eerste aanleg en het niet tijdig betalen van griffierecht in het beroep in dezelfde zaak. Verweerster heeft daarmee de belangen van haar cliënt ernstig benadeeld en onzorgvuldig en onbetamelijk gehandeld. Verweerster heeft het verwijt dat de deken haar maakt op dit punt ook erkend. Bezwaar e is gegrond.
Bezwaar f ) Informatie aan cliënten
5.15 Volgens de deken heeft verweerster haar client (uit bezwaar e) niet goed geïnformeerd. Volgens de deken blijkt uit door verweerster ter beschikking gestelde stukken dat zij haar cliënt niet op deskundige wijze heeft geadviseerd en geïnformeerd over de proceskansen en -risico’s en evenmin een schriftelijk plan van aanpak heeft gemaakt.
5.16 Naar het oordeel van de raad vindt dit verwijt onvoldoende steun in de stukken die aan de raad zijn overgelegd en het bezwaar is daarom in zoverre ongegrond.
5.17 De deken verwijt verweerster verder dat zij haar cliënt (uit bezwaar e) niet heeft gewezen op de (fatale) termijn voor het indienen van het verweer bij de rechtbank en de gevolgen wanneer deze termijn niet zou worden behaald.
5.18 Daargelaten dat de raad aan de hand van de informatie in het dossier niet kan toetsen in hoeverre verweerster de man heeft geïnformeerd, is de raad van oordeel dat dit verwijt geen zelfstandige betekenis heeft naast het reeds gegrond verklaard bezwaar e. Bezwaar is gelet op een en ander ongegrond.
Bezwaar g ) Niet meewerken aan dekenonderzoek
5.19 De deken stelt dat zij verweerster tijdens het kantoorbezoek op 27 juli 2023 en in de brief van 2 augustus 2023 heeft gevraagd om dossiers ter beschikking te stellen. Volgens de deken heeft verweerster dat met een beroep op de Avg geweigerd. Vervolgens heeft verweerster stukken aangeleverd waaruit belangrijke gegevens zijn weggelakt. De deken heeft verder gevraagd om het dossier als bedoeld in bezwaar e, maar ook aan dat verzoek heeft verweerster niet voldaan.
5.20 Verweerster heeft aangevoerd dat zij tijdens de gesprekken die zij met de deken heeft gevoerd de vragen van de deken uitvoerig heeft beantwoord. Zij heeft de dossiers waarin de deken inzage wilde digitaal ter beschikking gesteld. Het ging (in ieder geval) om de dossiers waarin klachten waren ingediend. In overleg met en na toestemming van de deken heeft verweerster geanonimiseerde dossiers verstrekt. Verweerster heeft erop gewezen dat deze onder de feiten genoemde klachten allemaal zijn ingetrokken en dat zij met elk van deze cliënten in overleg is gegaan. In november 2023 heeft de deken laten weten dat beoordeling van deze dossiers geen aanleiding gaf voor nader onderzoek. Niettemin ging het tijdens een gesprek met de deken in april 2024 weer over deze dossiers. In augustus 2024 stelde de deken vragen over de dossier, die echter al aan de orde waren geweest in andere overleggen tussen verweerster en (medewerkers van) de deken. Verweerster ging ervan uit dat de vragen berustten op een misverstand.
5.21 De raad stelt vast dat de verklaring van verweerster steun vindt in de feiten (2.14, 2.21 en 2.22). De raad kan gelet op het over en weer gestelde en de feiten niet vaststellen dat de deken verweerster vragen heeft gesteld, die zij onbeantwoord heeft gelaten. De raad kan dus niet vaststellen dat verweerster heeft geweigerd om (voortvarend) mee te werken aan het onderzoek door de deken. De raad zal bezwaar g daarom ongegrond verklaren.
6. MAATREGEL
6.1 Verweerster heeft de belangen van haar cliënten veronachtzaamd. Zij was voor haar cliënten slecht bereikbaar en heeft in één dossier twee opeenvolgende beroepsfouten gemaakt. Verweerster had niet voorzien in haar waarneming, terwijl zij alleen praktijk voert en door verschillende ingrijpende persoonlijk omstandigheden uitviel. Het gaat om ernstige tekortkomingen, zodat een maatregel op zijn plaats is.
6.2 De raad heeft echter ook oog voor de ingrijpende persoonlijke omstandigheden waaraan verweerster is blootgesteld. Verweerster heeft ook inzicht getoond in haar handelen. Zij heeft zich ingespannen om haar privésituatie te verbeteren en zij heeft maatregelen genomen om haar praktijkvoering te versterken en te verbeteren. Verweerster heeft het met de cliënten die over haar hebben geklaagd bijgelegd. Verder is verweerster een beginnend advocaat ondernemer, zonder tuchtrechtelijke antecedenten. Dit alles maakt dat de raad volstaat met een berisping.
6.3 Ondanks de verbeteringen in het privéleven en de praktijk van verweerster heeft de raad nog altijd zorgen over de kwetsbaarheid van de persoon van verweerster en haar praktijk. De bereidheid van de deken om verweerster te helpen en de situatie rondom haar praktijk te monitoren neem deze zorg enigszins weg. Wat er na deze uitspraak zal gebeuren in dat kader is naar het oordeel van de raad echter te vaag.
6.4 De raad geeft de deken en verweerster daarom in overweging om concrete afspraken te maken over enerzijds dat wat de deken zal toetsen en wanneer en anderzijds dat wat verweerster nog wil verbeteren en wat daarbij het tijdspad zal zijn. Het zal zowel de praktijk van verweerster als toezicht van de deken goed doen als duidelijk wordt wat de deken en verweerster over en weer van elkaar verwachten.
7. GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Omdat raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
- € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
- € 500,- kosten van de Staat.
7.2 Verweerster moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder a en b genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart onderdelen a, c, d en e van het bezwaar gegrond;
- verklaart onderdelen b, f en g van het bezwaar ongegrond;
- legt aan verweerster de maatregel van berisping op;
- veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.2 .
Aldus beslist door mr. G.F. van den Berg , voorzitter, mrs. P.Th. Mantel, N.C. Milani, Y.M. Nijhuis en J.G. Molenaar , leden, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken in het openbaar op 10 maart 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 10 maart 2025