ECLI:NL:TGZRAMS:2025:51 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7194

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2025:51
Datum uitspraak: 07-03-2025
Datum publicatie: 07-03-2025
Zaaknummer(s): A2024/7194
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht tegen psychiater over verplichte zorg in de vorm van een gedwongen opname en toedienen antipsychotica, nadat eerder de medicatie was afgebouwd. Het college oordeelt dat de ontregeling van klager zodanig was, dat niet meer met rust en gesprekken kon worden volstaan. Een minder bezwarend alternatief was niet voor handen.Kenmerk: onjuiste behandeling

A2024/7194
Beslissing van 7 maart 2025

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
AMSTERDAM


Beslissing in raadkamer van 7 maart 2025 op de klacht van:


A,
(destijds) verblijvende te B,
klager,


tegen


C,
psychiater,
werkzaam te B,
verweerder, hierna ook: de psychiater,
gemachtigde: mr. F. Westenberg, werkzaam te Zwaag.


1. De zaak in het kort
1.1 Klager is op 1 december 2022 met psychotische verschijnselen opgenomen in een GGZ-instelling. Er werd een zorgmachtiging afgegeven, die doorliep tot en met 2 juli 2023. Op 15 februari 2023 is klager overgeplaatst naar de afdeling waar de psychiater werkzaam is. Klager en de psychiater hebben afspraken gemaakt. In het kader daarvan is de medicatie afgebouwd en heeft diagnostisch onderzoek naar de diagnose ASS (autismespectrumstoornis) plaatsgevonden, waarmee die diagnose werd bevestigd. Behandeling vond verder op vrijwillige basis plaats en daarom is geen verlenging van de zorgmachtiging gevraagd. De psychiater zag vanaf eind oktober 2023 aanleiding om klager opnieuw medicatie aan te bieden vanwege een psychose. Klager was het daarmee niet eens, mede omdat zijns inziens de aanwezigheid van ASS een psychose zou uitsluiten. Op 5 december 2023 heeft de psychiater een beoordeling voor een crisismaatregel voor klager gevraagd en verkregen. Daarna heeft de rechtbank een zorgmachtiging voor zes maanden verleend voor alle vormen van verplichte zorg.

1.2 Klager verwijt de psychiater dat hij ten onrechte is overgegaan tot het verlenen van verplichte zorg in de vorm van een gedwongen opname en dat hij klager onnodig en onrechtmatig antipsychotica heeft toegediend, terwijl klager juist 9 maanden zonder psychotische belevingen op de afdeling had verbleven. De psychiater heeft verweer gevoerd tegen de klacht.

1.3 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna licht het college de beslissing toe.

2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 13 mei 2024;
- het verweerschrift met de bijlagen;

2.2 Partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.

2.3 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren.


3. De overwegingen van het college
De criteria voor de beoordeling
3.1 De vraag is of de psychiater de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende psychiater. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de psychiater geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden.

Beoordeling – verplichte zorg en medicatie nodig?
3.2 Het college is van oordeel dat uit het medisch dossier voldoende blijkt dat klager vanaf oktober 2023 in toenemende mate (weer) psychotische verschijnselen vertoonde. Dit heeft tot incidenten buiten de instelling geleid, waarbij een handgemeen is ontstaan en klager een winkelverbod heeft gekregen. Het college is van oordeel dat onder die omstandigheden het aanvragen van een crisismaatregel op 5 december 2023 noodzakelijk was om klager de benodigde – en tot dusverre vergeefs op vrijwillige basis aangeboden – medicatie te kunnen geven en daarbij zo nodig dwang toe te passen. Ook het opnieuw aanvragen van een zorgmachtiging om te waarborgen dat klager de medicatie zou blijven innemen acht het college gerechtvaardigd, omdat uit het dossier blijkt dat klager weerstand bleef bieden tegen de medicatieverstrekking.

3.3 Het college is van oordeel dat de psychiater de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De psychiater heeft getracht een goede werkrelatie met klager op te bouwen en is niet alleen in het voorjaar 2023, maar ook na afgifte van de nieuwe zorgmachtiging bereid geweest om klager tegemoet te komen in zijn wens om geen, althans zo weinig mogelijk medicatie te gebruiken. Het college begrijpt dat de medicatie in dat kader in de loop van 2024 weer kon worden afgebouwd. Ten tijde van het aanvragen van de crisismaatregel eind 2023 was de ontregeling van klager echter zodanig, dat niet meer met rust en gesprekken kon worden volstaan. Een minder bezwarend alternatief dan het geven van verplichte zorg en verplichte medicatie met de crisismaatregel en de daarop volgende zorgmachtiging was dan ook niet voor handen. Op grond van het voorgaande is de klacht kennelijk ongegrond.


4. De beslissing

De klacht is kennelijk ongegrond.


Deze beslissing is gegeven op 7 maart 2025 door G.F.H. Lycklama à Nijeholt, voorzitter,
T.A. Wouters en C.M. Sonnenberg, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door N.A.M. Sinjorgo, secretaris.