ECLI:NL:TADRARL:2025:69 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-858/AL/MN

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2025:69
Datum uitspraak: 10-03-2025
Datum publicatie: 11-03-2025
Zaaknummer(s): 24-858/AL/MN
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Verweerster heeft klager, een aannemer, onvoldoende geïnformeerd en geadviseerd over het aansprakelijk stellen en in vrijwaring oproepen van een onderaannemer. Hiermee heeft verweerster de belangen van klager geschaad. Verweerster is verder niet welwillend geweest bij het overdragen van dossiers van klager aan een opvolgend advocaat. De raad legt een berisping op.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem‑Leeuwarden

van 10 maart 2025

in de zaak 24-858/AL/MN

naar aanleiding van de klacht van:

klager

gemachtigde:

over

verweerster

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Op 30 december 2023 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2 Op 21 november 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z 2291162/FM/SD van de deken ontvangen.

1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 13 januari 2025. Daarbij waren klager en verweerster aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier.

2. FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

Algemeen

2.1 Klager drijft een eenmanszaak in, onder meer, verkoop en installatie van keukens en sanitair.

De vordering van de familie C

2.2 Medio 2021 heeft klager met de familie C een overeenkomst gesloten tot (in ieder geval) uitbouw van de woning. Voor de uitbouw heeft klager een onderaannemer ingeschakeld.

2.3 Op 10 november 2021 heeft de familie C klager aansprakelijk gesteld voor schade als gevolg van niet nakoming van de overeenkomst. Op 12 november 2021 heeft klager de aansprakelijkstelling van de familie C doorgestuurd naar de onderaannemer. In zijn bericht stelt klager dat hij voornemens is om de schade van de familie C te verhalen op de onderaannemer.

2.4 Uit het rapport van 20 mei 2022 van een in opdracht van de familie C door een bouwexpert uitgevoerd onderzoek blijkt, zakelijk weergegeven, dat de uitbouw gebrekkig is.

2.5 Op 14 september 2022 heeft de familie C klager gedagvaard. Bij verstekvonnis van 26 oktober 2022 is de vordering van de familie C toegewezen en is klager veroordeeld tot betaling van ruim € 40.000,- te vermeerderen met rente en kosten. Klager heeft het verstekvonnis op 2 november 2022 naar verweerster gestuurd. Op 15 november 2022 heeft klager stukken gebracht bij het kantoor van verweerster.

2.6 Klager heeft, bijgestaan door verweerster, op 29 november 2022 tegen het verstekvonnis verzet ingesteld.

2.7 Bij brief van 1 december 2022 aan klager heeft verweerster de opdracht in de zaak tegen de familie C bevestigd.

2.8 Op 7 maart 2023 is de zaak tussen klager en de familie C mondeling behandeld, in aanwezigheid van klager en verweerster.

2.9 Bij verzetvonnis van 19 april 2023 is de vordering van de familie C tot een bedrag van ruim € 30.000,- toegewezen (exclusief rente en kosten).

2.10 Op 11 mei 2023 heeft de familie C de vonnissen van de rechtbank (verstek en verzet) aan klager laten betekenen.

2.11 Op 5 juni 2023 heeft verweerster het volgende geschreven aan klager:

“Ik denk dat het zaak is dat heel gewoon geschakeld wordt met de aansprakelijkheidsverzekeraar, zodat de executoriale verkoop kan worden voorkomen. De daadwerkelijke executie zal enige tijd in beslag nemen. Wellicht dat u in de tussentijd grote stappen kan maken met de aansprakelijkheidsverzekering om de vordering te voldoen.”

2.12 Bij brief van 12 december 2023 heeft mr. Y, namens klager, verweerster aansprakelijk gesteld voor schade die het gevolg is van, zakelijk weergegeven, ontoereikende bijstand in de kwestie met de familie C.

2.13 Op 7 februari 2024 is de woning van klager geveild.

De zaak tegen S

2.14 Bij brief van 19 januari 2023 heeft verweerster aan klager bevestigd dat zij de zaak tegen onderneming S in behandeling zal nemen. Klager verweet S, een leverancier, dat S niet leverde.

2.15 Op 2 maart 2023 heeft verweerster namens klager een brief met aansprakelijkstelling voor een schadebedrag van € 75.369,76 gestuurd naar S.

2.16 Op 22 juni 2023 is S failliet verklaard.

2.17 Op 7 september 2023 heeft klager een e-mail gestuurd aan verweerster met als onderwerp “inzake S(…)” en als bijlage “Faillissementsbrief [klager] 89860 met handtekening.pdf”. De inhoud van de mail is als volgt:

“Bijgaand in de bijlage treft u de brief van [geschillencommissie] die wij vandaag hebben ontvangen. Dit is dus het gevolg van niet de verplichtingen kunnen nakomen richting de klanten doordat S(…) weigert onderdelen te leveren. Dat is dus ook de reden waarom de zaak S(…) urgentie had. Dit is het voorgekomen doordat de klanten klacht hebben ingediend. Daarbij komt ook nog de vordering van de curator van S(…). Daarbij komt ook nog de schade die wij hebben geleden waarvan u een overzicht van ons hebt ontvangen. Deze zaak had de urgentie moeten krijgen om te om te voorkomen dat het uit de hand loopt. Wij zitten nu met nog meer problemen dan voorheen.”

2.18 Op 8 september 2023 heeft verweerster als volgt gereageerd:

“Op het moment dat de zaak was voorgelegd bevond S(…) zich al in een situatie van waarschijnlijk faillissement of uitstel van betaling. Vandaar dat zij niet reageerden op schrijven van onze kant. Het procederen had al veel eerder moeten hebben plaatsgehad. Gelukkig maar dat er op dat moment niet geprocedeerd is, nu de proceskosten nimmer op hen verhaald had kunnen worden. Ik had al sterk het vermoeden dat deze situatie aan de hand was. Ik kan wel samen met jullie kijken hoe de schade te beperken.”

De zaak tegen W

2.19 Op 10 januari 2023 heeft een geschillencommissie een bindend advies gegeven in een geschil tussen klager en W. Op 26 januari 2023 heeft klager deze beslissing van de geschillencommissie naar verweerster gestuurd.

2.20 Op 4 maart 2023 heeft klager de beslissing van de geschillencommissie nog eens naar verweerster gestuurd. Uit het begeleidende bericht blijkt dat het de wens is van klager om de kwestie met W voor te leggen een de rechtbank.

2.21 In een bijlage bij een e-mail van 10 maart 2023 aan verweerster heeft klager “het verhaal van W(…)” uiteengezet. Het geschil tussen klager en W, een particuliere klant van klager, vloeide voort uit het uitblijven van levering door S. Op 11 maart 2023 heeft verweerster klager laten weten dat zij de stukken inzake W zal bestuderen en erop terug zal komen.

2.22 Op 16 maart 2023 heeft de geschillencommissie het volgende aan klager geschreven:

“Wij hebben een beroep op de nakomingsgarantieregeling ontvangen van consument [W]. Graag verwijzen wij u naar de bijlage voor meer informatie. Volgens de consument heeft u de bovengenoemde bindend advies (nog) niet uitgevoerd. Ervan uit gaande dat de informatie van de consument juist is, stellen wij u nog eenmaal in de gelegenheid de verplichtingen zelf na te komen. U heeft hiervoor nog tot 31 maart 2023 de tijd. Uw bericht zien wij graag voor 31 maart 2023 tegemoet.”

2.23 Op 4 april 2023 heeft verweerster een bedrag van € 532,40 bij klager in rekening gebracht in de zaak tegen W.

2.24 Op 17 juli 2023 heeft klager verweerster het volgende bericht gestuurd in de zaak W:

“Met als bijlage stuur ik u een kopie van een screenshot van de review die vandaag door W(…) is geplaatst. Blijkbaar weet hij niet van ophouden. Deze zaak heeft nu hoge prioriteit omdat wij in de offerte fase zijn met onze klanten voor een zeer hoge omzet. De review moet zsm weg. Zoals bij het geval van C(…) heeft ons heel veel geld gekost. Ik zal ook meteen beginnen met aanvullen van de stucen. Wat ons betreft kan hij direct aansprakelijk worden gesteld. Zoals u ziet, nu al hebben 6 mensen zijn review geliked.”

Overname dossiers

2.25 Op 9 oktober 2023 heeft klager verweerster gevraagd om toezending van kopieën van de dossiers in de zaken tegen de familie C, S en W. op 11 oktober 2023 heeft klager een rappel naar verweerster gestuurd.

2.26 Op 13 oktober 2023 heeft klager aan verweerster laten weten dat hij de machtigingen inzake W(…) en S(…) intrekt en verzocht om beide dossiers naar mr. Y te sturen.

2.27 Op 18 oktober 2023 heeft mr. Y aan verweerster laten weten dat klager hem heeft gevraagd om de bijstand in de kwestie met de familie C van verweerster over te nemen.

2.28 Op 19 oktober 2023 heeft mr. Y verweerster per e-mail gevraagd wanneer hij de stukken kan verwachten en erop gewezen dat klager belang heeft bij een spoedige aanpak in het dossier.

2.29 Op 23 oktober 2023 heeft mr. Y verweerster verzocht om toezending van de dossier inzake W en S.

2.30 Op 29 november 2023 heeft mr. Y aan klager laten weten dat hij van verweerster “de andere twee dossiers” nog niet heeft ontvangen. Mr. Y geeft klager als suggestie om de dossiers nog eens op te vragen bij verweerster en om een klacht bij de deken in het vooruitzicht te stellen.

2.31 Op 4 december 2023 heeft klager bij verweerster gevraagd om overlegging van de dossiers: Uitbouw van C(…), Review van C(…), W(…) en S(…).

2.32 Op 5 december 2023 heeft verweerster het volgende geschreven aan klager:

“Ik heb u vaker in de gelegenheid gesteld om de stukken op kantoor te komen ophalen. U heeft meermalen aangegeven dit te zullen doen, maar u verschijnt niet. Ik stel u nogmaals in de gelegenheid om de stukken bij mij op kantoor te komen ophalen. Graag verneem ik van u wanneer u langskomt, zodat ik de stukken kan klaarleggen.”

2.33 Op 8 december 2023 heeft verweerster het volgende geschreven aan mr. Y:

“Van uw clienten blijf ik emails ontvangen dat u niet beschikt over de volledige dossiers. Voor zover bij mij bekend heb ik u alle stukken toegezonden waarover ik beschik. Uw clienten beschikken zelf ook over alle stukken. Mocht u uw werkzaamheden niet kunnen voortzetten omdat u stukken mist, dan verneem ik dat graag van u. Ook heb ik uw clienten meermalen de gelegenheid gegeven om stukken op kantoor te komen ophalen, maar zij hebben van deze gelegenheid nimmer gebruik gemaakt.”

2.34 Op 11 december 2023 heeft mr. Y het volgende aan verweerster geschreven:

‘Van client heb ik begrepen dat hij enige tijd geen e-mails naar u heeft verzonden. Client heeft daarnaast u verzocht om ook twee andere dossiers over te dragen, hetgeen niet is gedaan. Ook heb ik van client begrepen dat hij niet meermaals in de gelegenheid is gesteld om stukken bij u op kantoor op te halen. Wat er ook van zij, ik heb van u een aantal stukken ontvangen ter zake van het dossier C(…). Heeft u voor mij een afschrift van de overige twee dossiers?”

3. KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende.

a) Verweerster heeft in een van de zaken die zij voor klager heeft behandeld verzuimd om de onderaannemer aansprakelijk te stellen, dan wel in vrijwaring op te roepen.

b) Verweerster heeft zich niet voorbereid op de zitting.

c) Verweerster heeft geen hoger beroep ingesteld.

d) Verweerster heeft in de overige twee zaken niets gedaan.

e) Verweerster heeft geweigerd om de overige twee zaken over te dragen aan de opvolgend advocaat.

f) Verweerster heeft verzuimd om bij de rechtbank het proces-verbaal op te vragen.

g) De administratie van verweerster was niet op orde was. Er stonden fouten in de declaraties.

3.2 De stellingen die klager aan de klacht ten grondslag heeft gelegd worden hierna, voor zover van belang, besproken.

4. VERWEER

4.1 Verweerster heeft tegen de klacht gemotiveerd verweer gevoerd dat hierna, voor zover van belang, zal worden besproken.

5. BEOORDELING

Maatstaf

5.1 De raad neemt bij de beoordeling van de klacht als uitgangspunt dat, gezien het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet, de tuchtrechter mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd. Bij deze beoordeling geldt dat de tuchtrechter rekening houdt met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waar hij voor kan komen te staan zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (zie Hof van Discipline 5 februari 2018 ECLI:NL:TAHVD:2018:32). Daarbij wordt opgemerkt dat binnen de beroepsgroep wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden. Het hof toetst daarom of verweerder heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijke handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. (HvD 3 april 2020, ECLI:NL:TAHVD:2020:80).

Klachtonderdeel a) geen vrijwaring

5.2 Naar het oordeel van de raad is klachtonderdeel a gegrond. De informatie uit het door klager aan verweerster aangeleverde dossier, waar het expertiserapport onderdeel van vormde, gaf voldoende aanknopingspunten om te veronderstellen dat de onderaannemer (mede) aansprakelijk was voor de schade van de familie C. Verweerster had klager daarover derhalve moeten adviseren en zij had haar advies aan klager schriftelijk moeten vastleggen. Verweerster had klager moeten wijzen op de goede en kwade kansen van aansprakelijkstelling van en een vrijwaringsvordering tegen de onderaannemer. Als het, zoals verweerster stelt, de wens was van klager om af te zien van aansprakelijkstelling of vrijwaring van de onderaannemer dan had verweerster ook dat schriftelijk moeten vastleggen. Verweerster heeft dit alles niet gedaan. De raad kan bij deze stand van zaken niet vaststellen of verweerster klager afdoende heeft geïnformeerd en geadviseerd in relatie tot de mogelijke vordering op de onderaannemer en ook niet dat klager van de mogelijkheid van vrijwaring heeft afgezien. Dit komt voor risico van verweerster, gelet op de op haar rustende verplichting om belangrijke informatie schriftelijk te bevestigen.

5.3 Verweerster heeft nog aangevoerd dat klager haar niet (expliciet) opdracht heeft gegeven tot aansprakelijkstelling of vrijwaring van de onderaannemer. Zij gaat daarmee voorbij aan haar positie als dominus litis. Het ontbreken van een opdracht verontschuldigt verweerster dus niet.

Klachtonderdeel b) onvoorbereid op zitting

5.4 Klager heeft gesteld dat verweerster te laat op de zitting op 7 maart 2023 verscheen. Volgens klager was verweerster niet goed voorbereid, zij moest telkens worden gecorrigeerd, en had zij niet de juiste stukken bij zich.

5.5 Verweerster heeft aangevoerd dat klager kort voor de zitting een pakket stukken aanleverde dat door verweerster moest worden geordend en bestudeerd. Zij had op de zitting alle stukken bij zich die klager had aangeleverd en zij heeft die ook ter zitting aangevoerd. Van gebrekkige voorbereiding was volgens verweerster geen sprake. Klager beriep zich op feiten of stukken waarvan verweerster niet op de hoogte was en kwam ook met nieuwe feiten op de proppen. Ook de wederpartij beriep zich op feiten waarvan verweerster niet op de hoogte was, omdat zij immers niet bij het voortraject betrokken was.

5.6 Gelet op de tegenstrijdige verklaringen van partijen over de gang van zaken op de zitting kan de raad niet vaststellen dat verweerster onvoldoende voorbereid was. Klachtonderdeel b zal daarom als onvoldoende feitelijk onderbouwd ongegrond worden verklaard.

Klachtonderdeel c) geen beroep

5.7 Klager heeft gesteld dat hij na de zitting op 7 maart 2023 en ook na de betekening van het vonnis van 19 april 2023 met verweerster heeft afgesproken dat beroep ingesteld zou worden. Dat heeft verweerster echter niet gedaan, omdat dat volgens haar “zonde van de tijd en het geld zou zijn”.

5.8 Verweerster heeft aangevoerd dat klager haar niet heeft gevraagd om beroep in te stellen. Verweerster heeft het vonnis met klager besproken en heeft hem beroep afgeraden, omdat zij de haalbaarheid ervan gering inschatte en omdat klager ook verwikkeld was in andere procedures tegen andere partijen.

5.9 De raad overweegt dat verweerster haar advies over het al dan niet instellen van beroep schriftelijk had moeten vastleggen. Dat is niet gebeurd. De raad kan bij deze stand van zaken niet vaststellen of verweerster klager afdoende heeft geïnformeerd en geadviseerd ter zake. Zoals hierover overwogen dient een advocaat belangrijke informatie immers schriftelijk te bevestigen. Verweerster heeft dit nagelaten en dit komt voor haar risico. Klachtonderdeel c is gegrond.

Klachtonderdeel d) niets gedaan in zaken W en S

De zaak tegen S

5.10 Naar het oordeel van de raad heeft klager zijn stelling dat verweerster niets heeft gedaan in de zaak tegen S onvoldoende feitelijk onderbouwd. Uit de feiten blijkt dat verweerster S op 2 maart 2023 een aansprakelijkstelling heeft gestuurd. Dat zij klager geen afschrift van deze brief heeft gestuurd is weliswaar onzorgvuldig, maar rechtvaardigt niet de conclusie dat de brief niet verzonden is.

5.11 De raad heeft onvoldoende grond om vast te stellen dat verweerster in de zaak tegen S niets, althans te weinig heeft gedaan en klachtonderdeel d is in zoverre ongegrond.

De zaak tegen W

5.12 Verweerster heeft aangevoerd dat zij was begonnen met het opstellen van gronden tegen het besluit van de geschillencommissie toen de zaak een onverwachte wending nam. Op 16 maart 2023 had klager namelijk een bericht ontvangen, waaruit bleek dat W gebruik wenste te maken van de nakomingsgarantie. Klager zou dus in de gelegenheid gesteld worden om de werkzaamheden bij W af te ronden en de procedure bij de rechtbank zou zodoende voorkomen kunnen worden. Verweerster heeft klager geadviseerd om de werkzaamheden bij W af te ronden en zij ging ervan uit dat dit ook was gebeurd omdat klager het onderwerp niet meer ter sprake bracht. Het enige dat verweerster van klager ontving was een bericht over een negatieve review van W en zij heeft daarop uitgelegd dat zij niet bij machte was om verwijdering daarvan te bewerkstelligen.

5.13 Naar het oordeel van de raad kan niet worden vastgesteld dat verweerster niets, althans te weinig heeft gedaan voor klager in de kwestie tegen W. Klachtonderdeel d is ook in zoverre ongegrond.

Klachtonderdeel e) dossiers S en W niet overgedragen

5.14 De raad stelt op grond van de hiervoor weergegeven feiten vast dat verweerster de stukken uiteindelijk heeft overgedragen aan de nieuwe advocaat van klager. Zij heeft dus niet geweigerd om de stukken over te dragen. Dit neemt niet weg dat de raad uit de stukken en het verhandelde ter zitting heeft afgeleid dat verweerster zich in verband met de overdracht van dossier niet welwillend heeft opgesteld. Van de uitleg van verweerster dat de stukken vrij snel na het verzoek om dossieroverdracht op het secretariaat van haar kantoor klaar lagen voor klager om af te halen, ziet de raad geen bewijs. Verweerster lijkt bovendien het overdragen van dossiers te zien als een gunst aan de opvolger, maar dat is het niet. Een advocaat is simpelweg verplicht om het dossier binnen bekwame tijd aan een opvolgend advocaat over te dragen indien daarom wordt verzocht. Het gebrek aan welwillendheid maakt dat de raad klachtonderdeel e gegrond zal verklaren.

Klachtonderdeel f) niet opvragen proces-verbaal

5.15 Klager heeft gesteld dat hij verweerster heeft verzocht om het proces-verbaal op te vragen bij de rechtbank. Verweerster heeft aangevoerd dat zij dit heeft gedaan, maar dat de rechtbank vroeg om opgave van een reden. Klager heeft vervolgens zelf het proces-verbaal opgevraagd en zonder voorbehoud ontvangen.

5.16 De raad heeft geen redelijke grond om te twijfelen aan de verklaring van verweerster dat zij het proces-verbaal wel heeft opgevraagd maar niet ontving zonder opgaaf van reden. De raad verwerpt ook de stelling van klager dat verweerster hem op dit punt onjuist heeft geïnformeerd. De raad zal klachtonderdeel f ongegrond verklaren.

5.17 De raad voegt toe dat vast staat dat klager het proces-verbaal uiteindelijk ontvangen heeft en dat hij dus niet in zijn belangen is geschaad.

Klachtonderdeel g) administratie niet op orde

5.18 Klager heeft gesteld dat er fouten zaten in de declaraties van verweerster, maar ook dat verweerster de declaraties aanpaste als klager haar wees op deze fouten. Gelet op dat laatste kan de raad niet vaststellen dat klager in zijn belangen is geschaad door op dit punt onbetamelijk handelen van verweerster. Klachtonderdeel g is ongegrond.

6. MAATREGEL

6.1 Verweerster heeft klager niet voldoende geïnformeerd en geadviseerd over een mogelijke acties tegen de onderaannemer en over het al dan niet instellen van hoger beroep in de procedure tegen C. Verweerster heeft klager ontoereikende bijstand verleend en heeft daarmee de belangen van klager geschaad. Omdat het tekortschieten van verweerster verband houdt met de kernwaarde deskundigheid acht de raad de maatregel van berisping op zijn plaats.

7. GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1 Omdat de raad de klacht gedeeltelijk gegrond verklaart, moet verweerster op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door.

7.2 Omdat raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:

  1. € 50,- aan forfaitaire reiskosten van klager,
  2. € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
  3. € 500,- kosten van de Staat.

7.3 Verweerster moet het bedrag van € 50,- aan forfaitaire reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klager. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door.

7.4 Verweerster moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klachtonderdelen a, c en e gegrond;

- verklaart klachtonderdelen b, d, f en g ongegrond;

- legt aan verweerster de maatregel van berisping op;

- veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager;

- veroordeelt verweerster tot betaling van de reiskosten van € 50,- aan klager, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;

- veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4 .

Aldus beslist door mr. G.F. van den Berg , voorzitter, mrs. Y.M. Nijhuis en J.G. Molenaar , leden, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken in het openbaar op 10 maart 2025.

Griffier Voorzitter

Verzonden op: 10 maart 2025