Zoekresultaten 3851-3900 van de 44614 resultaten

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:255 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-983/AL/MN

    Naar het oordeel van de raad heeft verweerster voldoende met haar cliënt gecommuniceerd over haar plotselinge afwezigheid. De raad is van oordeel dat wanneer een advocaat gaandeweg tot het oordeel komt dat een andere insteek noodzakelijk is, het onvermijdelijk is deze koers te kiezen in weerwil van de inhoud van de opdrachtbevestiging. Hier wreekt zich wel dat verweerster haar eerst nogal algemene opdrachtbevestiging op verzoek van klager heeft herschreven tot een wel heel specifieke opdrachtbevestiging. Het had de voorkeur verdiend indien verweerster het doel van klager had verwoord, in plaats van een juridische route die zij nog niet goed doordacht had. Dat het gewijzigd inzicht eerst na zeven maanden is gekomen, verdient ook geen schoonheidsprijs. Dit is echter geen onderdeel van de klacht. Dat klager met de gewijzigde koers niet heeft willen instemmen, zoals hij aan verweerster heeft gemaild, is denkbaar, maar maakt niet dat verweerster van de hiervoor geschetste handelwijze een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Van een kwalitatief onvoldoende processtuk is de raad evenmin gebleken. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:235 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5524

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een arts. De arts heeft geassisteerd bij een operatie aan een trigger finger. Klaagster heeft meerdere klachten over de behandeling en de rol van de arts daarbij. Het college overweegt dat het op de weg van de plastisch chirurg lag om klaagster te informeren over de door de arts uit te voeren handelingen. Dat dit niet is gebeurd levert geen tuchtrechtelijke verwijtbaarheid ten aanzien van de arts op. Het wel of niet onder bloedleegte opereren is de beslissing van de plastisch chirurg. Nu de plastisch chirurg niet onder bloedleegte opereerde heeft de arts logischerwijs geen manchet bij klaagster omgedaan. De toegepaste plaatselijke verdoving is een gebruikelijke en geschikte wijze van verdoving. De klacht is kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:192 Raad van Discipline Amsterdam 23-288/A/A 23-289/A/A/D

    Raadsbeslissing; klacht en dekenbezwaar. Klacht is grotendeels niet-ontvankelijk vanwege overschrijding driejaarstermijn en voor het overige ongegrond. Dekenbezwaar is in alle onderdelen gegrond. Het betreft het handelen van de advocaat van de wederpartij in een familierechtzaak. De raad is van oordeel dat verweerster de belangen van klaagster op ontoelaatbare wijze heeft geschaad. Verweerster heeft in strijd met de norm van artikel 46 Advocatenwet gehandeld door klaagster een echtscheidingsconvenant te laten ondertekenen, zonder de (laatst bekende) advocaat van klaagster hierover te benaderen of bij die advocaat na te gaan of zij klaagster nog bijstond. Verder is niet gebleken dat verweerster voorafgaand aan het ondertekenen van het echtscheidingsconvenant heeft gecontroleerd of klaagster de Nederlandse taal voldoende machtig was en of zij de inhoud van het echtscheidingsconvenant had begrepen. Daarnaast heeft verweerster een echtscheidingsverzoek bij de rechtbank ingediend zonder de (laatst bekende) advocaat van klaagster hierover te informeren of bij haar te verifiëren of zij klaagster nog bijstond. Tot slot heeft verweerster klaagsters handtekening op de akte van berusting gelegaliseerd, terwijl deze niet in bijzijn van verweerster is gezet en de identiteit aan de hand van een paspoort of ID kaart is gecontroleerd. Met dit laatste handelen heeft verweerster in strijd met de waarheid een verklaring afgelegd en daarmee ook de kernwaarde integriteit ernstig geschaad. Gelet op de ernst en omvang van de verweten gedragingen en rekening houdend met het recente tuchtrechtelijke verleden van verweerster, acht de raad een voorwaardelijke schorsing in de praktijkuitoefening voor de duur van 26 weken noodzakelijk en passend.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:186 Raad van Discipline Amsterdam 23-648/A/DH/W

    Wraking kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:236 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5403

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een plastisch chirurg. Klager is door de plastisch chirurg geopereerd aan de rechterhand vanwege Carpaal Tunnel Syndroom. Volgens klager heeft hij daarbij de midden zenuw gekrabd of beschadigd waardoor Sudeckse-dystrofie is ontstaan. Het college kan niet vaststellen dat de plastisch chirurg tijdens de ingreep onzorgvuldig heeft gehandeld. Uit het dossier volgt dat de klachten van pijn, tintelingen, verminderd gevoel en kracht na de ingreep waren verbeterd, wat niet past bij beschadiging van een zenuw. Het college kan verder niet vaststellen dat de plastisch chirurg een boze indruk maakte tijdens de ingreep. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:193 Raad van Discipline Amsterdam 23-322/A/A

    Raadsbeslissing; ongegronde klacht over de advocaat van de wederpartij. Verweerder heeft duidelijk gecommuniceerd onder welke voorwaarden zijn cliënte bereid was over een schikking na te denken. Dat klager de antwoorden van verweerder daarbij te kort vindt of niet begrijpt, is aan hem, maar uit deze correspondentie volgt in ieder geval niet dat verweerder zich niet of onvoldoende constructief zou hebben opgesteld in de schikkingsonderhandelingen. Klachtonderdeel a) is daarom ongegrond. Klager heeft de vermeende grievende uitlatingen onvoldoende geconcretiseerd en hij heeft ook niet onderbouwd waarom de uitlatingen grievend zouden zijn. Klachtonderdeel b) is ongegrond. Het in klachtonderdeel c) aan verweerder gemaakte verwijt is in de procedure reeds door hem rechtgetrokken en dit kan hem nu dan ook niet meer worden verweten. Klachtonderdeel c) is eveneens ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:187 Raad van Discipline Amsterdam 23-613/A/A

    Voorzittersbeslissing; Kennelijk ongegronde klacht over de advocaat wederpartij. Met het toezenden van een concept-faillissementsrekest heeft verweerder in het belang van zijn cliënte gehandeld en geen onevenredig nadeel aan klaagster toegebracht. Verweerder heeft toereikend toegelicht dat zijn cliënte een gerechtvaardigd belang had voor het verder druk uitoefenen op klaagster. Klaagster had niet gereageerd op de sommaties van verweerder. Andere pogingen tot contact waren niet gelukt. Het betrof bovendien een substantiële vordering. In die omstandigheden is het toezenden van een concept-faillissementsrekest geen ongebruikelijke handelwijze.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:237 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5434

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een plastisch chirurg. De plastisch chirurg heeft klaagster gezien wegens problemen met borstprothesen. Enkele weken daarna wordt tijdens een second opinion kanker geconstateerd. Klaagster verwijt de plastisch chirurg a) nalatigheid omdat hij de diagnose heeft gemist en b) dat hij haar onheus heeft bejegend. Gelet op de uitkomst van de echo was er op dat moment geen noodzaak verder onderzoek te doen. Onheuse bejegening kan niet worden vastgesteld. Beide klachtonderdelen kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:194 Raad van Discipline Amsterdam 23-330/A/A

    Raadsbeslissing; klacht over advocaat van de wederpartij ongegrond. De raad concludeert dat is voldaan aan de in gedragsregel 15 cumulatief genoemde uitzonderingsbepalingen en dat verweerder aldus geen instemming aan klaagster hoefde te vragen. Van een overtreding van gedragsregel 15 door verweerder is daarom dan ook geen sprake.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:188 Raad van Discipline Amsterdam 23-624/A/A

    Voorzittersbeslissing; Kennelijk ongegronde klacht over de advocaat van de wederpartij. Van het innemen van ongefundeerde stellingen uitsluitend om klaagster in kwaad daglicht te stellen is geen sprake.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2023:115 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-425/DB/LI

    Raadsbeslissing. Klacht over eigen advocaat over de kwaliteit van de dienstverlening. Niet gebleken dat de berekeningen van de legitieme portie incorrect waren, noch dat het aantal gefactureerde uren niet klopte. Het verwijt dat klager de conceptbrief aan de wederpartij volledig heeft moeten herschrijven mist feitelijke grondslag. Verweerster heeft de brief weliswaar in overleg met klager aangepast, maar definitieve versie lag qua structuur en inhoud geheel in lijn met het aanvankelijk door verweerster opgestelde concept, terwijl de door verweerster gemaakte typfouten weliswaar slordig, maar niet van dien aard zijn dat verweerster daarvan een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Van het feit dat verweerster zelf heeft gefungeerd als klachtenfunctionaris kan haar geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:252 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-575/AL/OB/W

    Wrakingsverzoek. De wrakingskamer van de Raad van Discipline verklaart het wrakingsverzoek ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:189 Raad van Discipline Amsterdam 23-647/A/A

    Voorzittersbeslissing; Kennelijk niet-ontvankelijke klacht vanwege het ontbreken van een rechtstreeks eigen belang.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2023:116 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-307/DB/LI

    Verzetbeslissing. De voorzitter heeft bij de beoordeling van de klacht de juiste maatstaf toegepast en voorts rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:253 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-177/AL/MN

    Verweerder heeft de jongmeerderjarige dochter bijgestaan in een geschil over levensonderhoud met haar vader (klager). Naar het oordeel van de raad heeft verweerder zich onvoldoende ingespannen om te proberen om met klager tot een regeling te komen. Dit terwijl verweerder wist dat de onderlinge verstandhouding slecht was en ook wist dat de omstandigheden gewijzigd waren, zoals klager ook heeft laten weten. Verweerder heeft aan klager aangekondigd dat hij rechtsmaatregelen zou gaan treffen bij uitblijven van betaling. Klager kan dan ook niet zijn overvallen door de procedure, terwijl de cliënte van klager daar ook belang bij had. Het verdient wellicht niet de schoonheidsprijs dat verweerder niet meteen een afschrift van zijn verzoekschrift aan klager heeft gestuurd, maar dat alleen maakt nog niet dat het verweerder in het belang van zijn cliënte niet vrij stond om die procedure te starten. Deels gegrond. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:176 Hof van Discipline 's Gravenhage 220317

    Klacht over de eigen advocaat. Hoger beroep klager. Verweerder heeft met klager een afspraak gemaakt dat hij hem in de voorfase zou bijstaan, zonder dat klager was voorgelicht over het feit dat hij ook in die fase mogelijk recht had op gefinancierde rechtsbijstand. Klager heeft geen afstand gedaan of kunnen doen van het recht op gefinancierde rechtsbijstand. Verweerder heeft met zijn handelen de kernwaarde (financiële) integriteit geschonden. Klacht in zoverre alsnog gegrond. Waarschuwing en proceskostenveroordeling.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2023:117 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-663/DB/LI

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de wederpartij over een drietal openbare betekeningen deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:190 Raad van Discipline Amsterdam 23-139/A/A

    Raadsbeslissing; ongegronde klacht over advocaat van de wederpartij. Een VOF moet zich als rechtspersoon kunnen laten vertegenwoordigen door een advocaat, ook als de VOF een vordering meent te hebben op één van haar vennoten. In dit geval was G bevoegd de VOF te vertegenwoordigen en verweerder als advocaat in te schakelen. Wat hier ook van zij, vaststaat dat verweerder zich uiteindelijk heeft teruggetrokken als advocaat van de VOF en dat hij de betreffende facturen aan de VOF heeft gecrediteerd. De raad is van oordeel dat hiermee de door klaagster gestelde (vermeende) bezwaren tegen het optreden van verweerder voor de VOF reeds door verweerder zijn weggenomen. Dat verweerder G hierna is blijven bijstaan als advocaat kan hem daarbij naar het oordeel van de raad evenmin tuchtrechtelijk worden verweten. Dit onderdeel is door klaagster ook niet nader onderbouwd. Uit iets blijkt dat sprake was van een belangenconflict. De klacht is ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:254 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-163/AL/GLD

    Raadsbeslissing. Schikkingsonderhandelingen. Verweerder heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door de e-mails aan de rechter over te leggen en de inhoud daarvan te vermelden in zijn pleitnota en de memorie van grieven, terwijl hij daar geen toestemming voor had van klager 1. Het verweer van verweerder dat de e-mail niet moet worden beschouwd in het kader van klassieke schikkingsonderhandelingen als bedoeld in gedragsregel 27 maar in het kader van een schuldsaneringsaanbod aan de schuldeisers van klager 2 volgt de raad niet. In de bewuste e-mail zitten te veel elementen van de klassieke schikkingsonderhandelingen als bedoeld in gedragsregel 27 om deze slechts als aanbod aan schuldeisers in het kader van schuldsanering te beschouwen. Ook de andere e-mail valt gelet op de inhoud daarvan onder het verbod van gedragsregel 27. Dit klachtwaardige handelen van verweerder raakt aan schending van de kernwaarde integriteit. Berisping.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:177 Hof van Discipline 's Gravenhage 220200

    Klacht voormalig advocaat in hoedanigheid van (voormalig) deken. De raad heeft de klacht ongegrond verklaard. Het hof bekrachtigt de beslissing van de raad.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:234 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5523

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een plastisch chirurg. Klaagster heeft meerdere klachten over de operatie aan een trigger finger. Het college overweegt dat het niet noodzakelijk is om een operatie als deze onder bloedleegte uit te voeren. Dat de plastisch chirurg het te opereren gebied niet bloedleeg heeft gemaakt is dan ook niet onzorgvuldig. Hetzelfde geldt voor de verdoving. Het was niet medisch noodzakelijk om een extra verdoving te geven. Op basis van de overgelegde foto’s concludeert het college dat de plastisch chirurg de wond zorgvuldig heeft gehecht en daarbij een gebruikelijke techniek heeft toegepast. De overige klachtonderdelen zijn ook ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2023:118 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-678/DB/LI

    Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat in hoedanigheid van deken kennelijk ongegrond. De voorzitter is van oordeel dat uit de overlegde stukken niet is gebleken dat verweerster, door de wijze waarop klager door haar en de medewerker(s) van het ordebureau is geïnformeerd en te woord gestaan, zich zodanig heeft gedragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:191 Raad van Discipline Amsterdam 23-221/A/A

    Verzet. De raad verklaart het verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:185 Raad van Discipline Amsterdam 23-616/A/NH

    Voorzittersbeslissing; klacht over advocaat van de wederpartij in beide onderdelen niet-ontvankelijk vanwege het overschrijden van de termijn zoals bepaald in artikel 46g lid 1 onder a Advocatenwet.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:178 Hof van Discipline 's Gravenhage 230095

    Klacht over eigen advocaat. De raad heeft de klacht ongegrond verklaard. Verweerder heeft als ‘dominus litis’ de ruimte klager bij te staan op een wijze die hem goeddunkt. Verweerder is daarom niet verplicht gevolg te geven aan verzoeken van klager om de door hem gewenste standpunten in te nemen. Het hof bekrachtigt de beslissing van de raad.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:171 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5301

    Gedeeltelijk gegronde klacht tegen een tandarts. De tandarts heeft op 17 maart 2017 twee verstandskiezen bij klager verwijderd. Nadien heeft klager pijnklachten gekregen. Volgens klager is de tandarts onzorgvuldig geweest, heeft hij zijn informatieplicht geschonden, is de dossiervorming onvolledig en onzorgvuldig en heeft hij zich zowel in de klachtenprocedure als de geschillenprocedure niet toetsbaar opgesteld. De tandarts heeft het klaagschrift gemotiveerd betwist. Voor wat betreft de dossiervoering verklaart het college de klacht gegrond. Voor het overige wordt de klacht ongegrond verklaard. Het college ziet af van het opleggen van een maatregel, onder andere nu de tandarts heeft verklaard zijn dossiervoering inmiddels te hebben aangepast en de dossiervoering een ondergeschikt onderdeel van de klacht is.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:172 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5644

    Klacht tegen verzekeringsarts. Klager is in bijzijn van klaagster door de verzekeringsarts op het spreekuur gezien in het kader van een WIA-beoordeling. Klaagster was als partner van klager aanwezig bij het spreekuur. Na afloop van het spreekuur en op basis van de beschikbare informatie concludeerde de verzekeringsarts dat een aanvullende psychiatrische/neuropsychologische expertise nodig was om een volledig beeld te kunnen krijgen van klagers gezondheidssituatie. Hierop heeft de verzekeringsarts een verwijzing gestuurd naar een expertisebureau. Ook heeft de verzekeringsarts met het expertisebureau een voorlopig medisch onderzoeksverslag gedeeld. De klacht gaat over het gedrag van de verzekeringsarts tijdens het spreekuur, de verwijzing voor expertise, het delen van het onderzoeksverslag en de inhoud van het onderzoeksverslag. Het college komt tot het oordeel dat de verzekeringsarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De klacht van klaagster is deels niet-ontvankelijk en voor het overige is de klacht (van zowel klaagster als klager) ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:250 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-505/AL/OV

    Herstelbeslissing.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:251 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-192/AL/NN

    Klacht over eigen advocaat. Verweerster heeft in een grote en voor haar cliënte belangrijke zaak volstrekt onvoldoende regie gevoerd en heeft haar cliënte niet goed geïnformeerd. Ook heeft zij een inhoudelijke fout gemaakt en heeft zij het dossier niet tijdig aan de opvolgende advocaat verstrekt. Verweerster heeft hiermee artikel 46 Advocatenwet en gedragsregel 16 geschonden. Het handelen van verweerster is ook in strijd met de kernwaarde deskundigheid. De raad rekent dat verweerster zwaar aan. Bij de bepaling van de maatregel weegt ook het uitgebreide tuchtrechtelijke verleden van verweerster zwaar mee. Verweerster is al vele malen door de tuchtrechter veroordeeld en aan verweerster is meermaals een berisping en een voorwaardelijke schorsing opgelegd. Deze uitspraken hebben er kennelijk niet toe geleid dat verweerster haar handelen heeft verbeterd. Gelet op de ernst van het handelen en het justitiële verleden van verweerster is de raad van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere maatregel dan een geheel onvoorwaardelijke schorsing. De raad zal verweerster een schorsing voor de duur van 4 weken opleggen.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2023:114 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-327/DB/LI/D

    Dekenbezwaar. Derdengelden. Wwft. Verweerder heeft meerdere gedragsregels en bepalingen van de Voda en de Wwft geschonden en bovendien financieel niet integer gehandeld in de zin van artikel 10a lid 1 aanhef en sub d van de Advocatenwet. Met het gegrond bevonden tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen heeft verweerder volstrekt onvoldoende invulling gegeven aan zijn onafhankelijke positie als advocaat en zich onvoldoende dominus litis getoond. Verweerder heeft met zijn handelen, dat gedurende geruime tijd heeft voortgeduurd en in meerdere dossiers heeft plaatsgevonden, het vertrouwen in de advocatuur geschaad. De raad acht de maatregel van een onvoorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk passend bij de gegrond bevonden tuchtrechtelijke verwijten. Daarbij speelt mee dat verweerder, ofschoon hij spijt heeft betuigd, er, zowel voorafgaand aan als op de zitting van de raad, gelet op de wijze waarop hij verweer heeft gevoerd en ingekleed, weinig blijk van heeft gegeven de ernst van zijn handelen werkelijk in te zien. De raad is van oordeel dat verweerder de door hem gevoerde verweren onvoldoende heeft onderbouwd, terwijl de bevindingen van de Unit FTA en de daaraan verbonden tuchtrechtelijke verwijten van de deken daartoe wel noopten. Het verweer van verweerder, dat bij hem onvoldoende kennis aanwezig was over de regelgeving omtrent het in ontvangst nemen en betalen van derdengelden en de uit de Wwft voortvloeiende verplichtingen, overtuigt niet. De gegrond bevonden tuchtrechtelijke verwijten zien op een dermate lange periode en op een zodanig groot aantal mutaties dat de raad het ongeloofwaardig acht dat een advocaat - zeker met de ervaring en de kennis die verweerder inmiddels had opgedaan - zich bij geen van de verrichte transacties bewust is geweest van de geldende wet- en regelgeving. Alles afwegend is de raad van oordeel dat een schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van 26 weken passend en geboden is. Daarbij houdt de raad rekening met het feit dat aan verweerder recent een schorsing voor de duur van 6 weken, waarvan 4 weken voorwaardelijk, is opgelegd (zie: Raad van discipline ’s-Hertogenbosch van 21 augustus 2023, ECLI:NL:TADRSHE:2023:100).

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:248 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-791/AL/MN

    Raadsbeslissing. Procedures tussen een stichting en de voorzitter L. enerzijds en klager, de voormalig directeur-bestuurder, anderzijds. Verweerder stond de stichting bij en klager klaagt daar over. Met betrekking tot de vraag of verweerder de stichting mocht bijstaan, neemt de raad als uitgangspunt dat het niet aan de tuchtrechter is om een oordeel te geven over de bevoegdheid van L. om de stichting te vertegenwoordigen. Dat zou anders kunnen zijn als er sprake is van een ‘evident onrechtmatige vertegenwoordiging’, zoals door klager is gesteld. Daarvan is op grond van de stukken echter niet gebleken. Integendeel, de stelling van verweerder dat L. die bevoegdheid wel had, wordt bevestigd door het vonnis in kort geding van de rechtbank Amsterdam en het arrest van het hof Amsterdam. De raad is daarom van oordeel dat verweerder er terecht van is uitgegaan dat L. de stichting mocht vertegenwoordigen en bevoegd was om aan verweerder een opdracht te geven om de stichting te vertegenwoordigen. Zelfs in het geval een rechter (in een andere procedure) over de vertegenwoordigingsbevoegdheid van L. een andere beslissing zal nemen, kan niet de conclusie worden getrokken dat verweerder deze opdracht niet had mogen aannemen. De raad verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:249 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-039/AL/NN

    Klacht over het handelen van de advocaat van de wederpartij in een procedure bij een klachtencommissie. De raad is van oordeel dat verweerder beter andere, minder stevige en grievende bewoordingen, had kunnen gebruiken. Daarbij acht de raad van belang dat het gebruik van deze woorden niet noodzakelijk was voor zijn gevoerde verweer en deze kwalificaties bovendien niet in de onderliggende stukken voorkomen. De raad is echter van oordeel dat het gebruik van deze woorden desondanks niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is. Daarbij acht de raad van belang dat de gekozen bewoordingen ongelukkig zijn, maar verweerder in zijn verweerschrift wel heeft beschreven (met verwijzing naar onderliggende stukken) hoe hij tot die kwalificaties is gekomen. Verder neemt de raad in aanmerking dat verweerder heeft erkend dat deze bewoordingen tegen de grens of wellicht over de grens zijn en hij hiervoor zijn excuses aan klager heeft aangeboden. Bovendien heeft klager in zijn reactie op de klacht voorgesteld om - op het moment dat de procedure bij de klachtencommissie nog niet was afgerond en de klachtencommissie nog geen uitspraak had gedaan - de betreffende passage in het verweerschrift bij de klachtencommissie aan te passen. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:229 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5518

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een huisarts. Klaagster dient een klacht in namens haar minderjarige dochter. Klaagster verwijt de huisarts dat er zonder nader onderzoek en zonder haar dochter gezien te hebben een diagnose is gesteld via de telefoon. Het college overweegt dat de triage door de praktijkassistente aan de telefoon is uitgevoerd conform de NHG-triagewijzer. Er is gevraagd naar de aanwezigheid van alarmsymptomen en hiervan was geen sprake. Gelet op de gemelde klachten van enkel hoesten en verhoging, kon de assistente daarom volstaan met een telefonisch consult en een zelfzorgadvies. Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:230 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5528

    Gedeeltelijk gegronde klacht tegen een huisarts. Klaagster is tijdens een vakantie in het buitenland gevallen, waarbij letsel aan haar enkel is ontstaan. Terug in Nederland heeft klaagster zich tot haar huisarts gewend. Klaagster is van opvatting dat de huisarts haar (klachten) niet serieus heeft genomen. Klaagster verwijt de huisarts onder meer dat zij aanvankelijk geen gehoor heeft gegeven aan haar verzoek om het verslag van de foto door te sturen aan de fysiotherapeut van klaagster. Het college overweegt dat een patiënt recht heeft op inzage in en een afschrift van zijn medisch dossier (art. 7:456 BW). Vanaf het moment dat klaagster liet weten een afschrift van de rapportage van de radioloog te willen ontvangen, lag het op de weg van de huisarts om dit verzoek te honoreren. Het uitblijven van een afspraak voor het herstelgesprek is, zoals de huisarts ter zitting ook desgevraagd heeft erkend, geen reden dan wel excuus om het verslag van de radioloog niet spoedig aan klaagster toe te zenden. Dat de huisarts dit niet heeft gedaan, kan haar worden aangerekend. Dit klachtonderdeel is dan ook gegrond. De klacht is voor het overige ongegrond verklaard. De geconstateerde tekortkoming is naar het oordeel van het college niet zodanig dat een maatregel moet worden opgelegd. Klacht gedeeltelijk gegrond verklaard. Geen maatregel.

  • ECLI:NL:TACAKN:2023:53 Accountantskamer Zwolle 22/1303 Wtra AK

    Klacht is gedeeltelijk niet-ontvankelijk en gedeeltelijk ongegrond. Betrokkene is mede-bestuurder (geweest) van een holding en de stichting administratiekantoor die de aandelen in deze holding houdt. De moeder van klaagster heeft alle certificaten in de holding. Klaagster verwijt betrokkene dat zij als toekomstig houdster van een deel van de certificaten wordt benadeeld, doordat er onjuiste convenanten zijn gesloten en er verkeerde afspraken met de Belastingdienst zijn gemaakt. Betrokkene heeft volgens klaagster geweigerd zijn fouten te corrigeren. Ook verwijt klaagster betrokkene dat zij aan de schandpaal is genageld, dat hij heeft gedreigd met een tuchtklacht en dat zijn declaraties niet juist zijn.De Accountantskamer heeft overwogen dat de moeder van klaagster eerder een klacht tegen betrokkene heeft ingediend, waarbij zij onder meer heeft geklaagd over de declaraties van betrokkene. Voor zover de klacht ziet op dezelfde declaraties is de klacht niet-ontvankelijk, omdat niet voor de tweede maal over dezelfde gedraging van betrokkene mag worden geklaagd. De klacht is voor het overige ongegrond, omdat klaagster de door haar gemaakte verwijten niet aannemelijk heeft gemaakt.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:231 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4887

    Ongegronde klacht en deels klaagster niet ontvankelijk. Klaagster vindt dat de orthopedisch chirurg (ook verweerder) en zijn collega een onjuiste behandelwijze hebben gekozen bij de operatie aan haar rechter knie. Bij klaagster was sprake van een volledig gescheurde voorste kruisband van oudere datum en een recent gescheurde meniscus. Naar de mening van klaagster had tegelijk met de ingreep aan de meniscus ook de voorste kruisband moeten worden gecorrigeerd. Voorts verwijt klaagster de orthopedisch chirurg dat hij geen profylactische antistolling heeft voorgeschreven en hij bij de nacontroles geen trombose heeft gediagnosticeerd of vermoed. Tenslotte verwijt klaagster het ziekenhuis in het algemeen een onvoldoende medische behandeling te hebben gegeven. Met betrekking tot de ontvankelijkheid oordeelt het college de klacht niet ontvankelijk te verklaren voor zover die is gericht tegen het handelen van verweerders collega en voor zover die is gericht tegen het ziekenhuis in het algemeen. De overeengekomen operatie was, gezien klaagsters situatie, een vaker gekozen behandeling en redenen waarom verweerder op dat moment anders hadden moeten beslissen zijn het college, ook niet in hetgeen klaagster daarover aanvoert, niet gebleken. Dit klachtonderdeel zal dan ook ongegrond worden verklaard. Verweerder heeft naar het oordeel van het college met betrekking tot het niet voorschrijven van tromboseprofylaxe volgens de richtlijn gehandeld en was er in dit geval ook geen reden om daar van af te wijken, ook niet in de door klaagster genoemde omstandigheid dat zij rookt en anticonceptie gebruikt. Tenslotte oordeelt het college dat niet kan worden vastgesteld dat verweerder tijdens de nacontroles aanwijzingen voor trombose heeft gemist. Klaagster niet ontvankelijk voor zover de klachtonderdelen zijn gericht op het handelen van verweerders collega en het ziekenhuis in het algemeen, klacht voor het overige ongegrond.

  • ECLI:NL:TACAKN:2023:54 Accountantskamer Zwolle 23/12 Wtra AK

    Ongegronde klacht over een samenstelopdracht. Klagers hebben naar het oordeel van de Accountantskamer niet aannemelijk gemaakt dat betrokkene de opdracht had de jaarrekeningen van de vennootschappen samen te stellen voorafgaand aan boekjaar 2017. Een collega van betrokkene (fiscalist) heeft aangiften Vennootschapsbelasting over de voorgaande boekjaren verzorgd, waarmee klagers voorzien waren van ‘jaarcijfers’. Zijn werkzaamheden vallen niet onder de verantwoordelijkheid van betrokkene. De gestelde fouten in de jaarrekeningen 2017 zijn door klagers onvoldoende onderbouwd.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:232 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5337

    Deels gegronde klacht tegen een arts, waarschuwing. Klaagster was onder behandeling bij de arts vanwege al langer bestaande pijnklachten in de onderrug die toenamen. Klaagster was tevens bekend met een paniekstoornis en stond ten tijde van de behandeling door de arts onder behandeling van een psycholoog in verband met PTSS-klachten. Onderzoek wees uit dat er sprake was discopathie L4-5 en in mindere mate op niveau L3-4. Een geplaatst caudaal epiduraal blok was maar tijdelijk effectief. De arts heeft advies gevraagd aan een orthopedisch chirurg. In augustus 2021 vonden er voorlichtingsconsulten plaats bij de arts inzake een mogelijke spondylodese operatie. Klaagster verwijt de arts dat hij haar ten onrechte niet op de hoogte heeft gesteld van het advies van een door de arts geconsulteerde orthopedisch chirurg, zonder overleg een tweede discogram heeft afgezegd, telefonisch overleg heeft gevoerd met de echtgenoot van klaagster, zonder dat klaagster hiervoor toestemming had gegeven en klaagster ten onrechte heeft doorverwezen naar een psychiater. Met betrekking tot het eerste klachtonderdeel kan het college de daaraan ten grondslag gelegde feiten niet vaststellen. Met betrekking tot het tweede klachtonderdeel oordeelt het college dat de arts weliswaar wat explicieter had kunnen zijn in zijn berichtgeving maar dit niet dusdanig verwijtbaar is dat dit tot gegrondverklaring van dit klachtonderdeel moet leiden. De arts erkent dat hij telefonisch overleg heeft gevoerd met de echtgenoot over de behandeling aan klaagster, zonder dat klaagster hiervoor toestemming had gegeven. Het college is van oordeel dat dit behoudens bepaalde, uitzonderlijke gevallen, die hier niet van toepassing waren niet is toegestaan. Dit klachtonderdeel is gegrond. Met betrekking tot het vierde klachtonderdeel is het college van oordeel dat op het moment dat de arts de behandelend psycholoog van klaagster had benaderd en deze de arts niet kon voorlichten over de mentale status en het coping-gedrag van klaagster in relatie tot de (mogelijk) voorgestane operatie, het op de weg van de arts lag om een hiertoe een psychiater te consulteren. Klacht deels gegrond (derde klachtonderdeel) en voor het overige ongegrond. Het college legt de maatregel van waarschuwing op (zie 5.19 van de beslissing).

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:226 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5248

    Gedeeltelijk gegronde klacht tegen een huisarts. Klaagster, weduwe van de patiënt, verwijt de huisarts dat hij de klachten van de patiënt heeft onderschat en niet voldoende onderzoek heeft gedaan. Het college is van oordeel dat de klacht ontvankelijk is, omdat geen sprake is van bijzondere omstandigheden die aanleiding geven om te twijfelen aan het uitgangspunt dat klaagster met het indienen van de klacht de veronderstelde wil van de patiënt uitdrukt. Het college stelt vast dat de huisarts zich heeft ingespannen voor het vinden van de oorzaak van de rugpijn van de patiënt. Echter, naar het oordeel van het college had de huisarts op verschillende momenten tijdens de behandeling meer moeten doen. Het college is samenvattend van oordeel dat de huisarts de behandeling te lang op z’n beloop heeft gelaten en de signalen niet op de juiste waarde heeft geschat. De huisarts had aanvullend urineonderzoek moeten doen en had moeten overwegen om de patiënt eerder door te verwijzen of had in ieder geval hierover een specialist moeten consulteren. De klacht is voor het overige ongegrond verklaard. Gelet op de meerdere tekortkomingen zal het college de maatregel van berisping opleggen. Klacht gedeeltelijk gegrond verklaard. Berisping.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:233 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/5498

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een orthopedisch chirurg. Klager verwijt de orthopedisch chirurg dat hij ten onrecht geen kijkoperatie aan zijn knie wilde uitvoeren. Klager heeft sinds een ongeluk in 2000 invaliderende klachten aan zijn rechter knie. Sinds januari 2022 is klager rolstoelafhankelijk geworden. Na diverse artsen te hebben geraadpleegd kwam klager in september 2022 op consult bij de orthopedisch chirurg. Deze oordeelde na diverse onderzoeken, waaronder een MRI, dat de klachten van klager niet pasten bij een meniscusletsel. Hij adviseerde klager te starten met revalidatie en plaatste een intra-articulaire injectie met corticosteroïden in de knie. Tevens heeft de voornoemde arts aan de huisarts van klager teruggekoppeld dat hij klager mogelijk moest verwijzen naar een internist vanwege de opvallend glanzende huid, dit kon mogelijk duiden op een auto-immuunaandoening. Klager voerde aan dat een gescheurde meniscus als oorzaak van zijn klachten niet kan worden uitgesloten op basis van de uitgevoerde onderzoeken. Het college overweegt het volgende. Volgens de toepasselijke richtlijn Arthroscopie van de knie dient er geen kijkoperatie te worden verricht zonder aanvullende informatie uit anamnese, lichamelijk onderzoek en eventueel aanvullend onderzoek (zoals een MRI-scan). Deze informatie zal de diagnose moeten ondersteunen voor de beslissing over het al dan niet uitvoeren van een kijkoperatie. In het geval van klager bleek uit de anamnese en het lichamelijk onderzoek dat er geen sprake was van hydrops of een slotstand van de knie. Verder zijn er meerdere MRI-scans gemaakt waarop ook geen aanwijzingen te zien waren voor het bestaan van meniscusletsel of overig intra-articulair letsel. De orthopedisch chirurg heeft daarom conform de richtlijn geoordeeld dat er in dat geval geen indicatie was voor een kijkoperatie. Voorts week het klinisch beeld van klager niet af van de uitkomst van de MRI-scan. De klacht is kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:227 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5577

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een huisarts. Klagers hebben een geregistreerd partnerschap en dienen samen een klacht in. De partner van de patiënt van de huisarts heeft de huisarts verzocht een antidepressivum voor te schrijven voor de patiënt. De huisarts heeft het antidepressivum citalopram voorgeschreven. De klacht houdt in dat de huisarts een medische fout heeft gemaakt door citalopram voor te schrijven in plaats van het gevraagde escitalopram. De partner van de patiënt wordt niet-ontvankelijk verklaard voor zover hij namens zichzelf klaagt. Verder oordeelt het college dat het niet kan vaststellen dat de huisarts een afdwingbare toezegging heeft gedaan om specifiek escitalopram voor te schrijven. Het college merkt in dat verband op dat het uiteindelijk de verantwoordelijkheid van de huisarts is om, met in achtneming van de wensen van de patiënt, het meest geschikte medicijn voor te schrijven. Citalopram was geïndiceerd voor de depressieve klachten van de patiënt. De overige klachtonderdelen zijn ook ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:228 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5249

    Gedeeltelijk gegronde klacht tegen een huisarts. Klaagster, weduwe van de patiënt, verwijt de huisarts dat zij de klachten heeft onderschat en niet voldoende onderzoek heeft gedaan. Samenvattend is het college van oordeel dat de huisarts een aantal alarmsignalen heeft gemist. Op het moment dat zij de behandeling van haar voorganger overnam, was er al sprake van een lange periode van behandeling. Gezien de voorgeschiedenis, de eerdere onderzoekuitslagen, waaronder de urineonderzoeken, en de slechte gezondheidssituatie van de patiënt, had zij eerder moeten ingrijpen of in ieder geval moeten overleggen met een specialist. Dit alles heeft geleid tot (minimaal) twee weken vertraging, terwijl daar geen goede reden voor was. Klacht gegrond verklaard. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:170 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5624

    Klacht tegen psychiater kennelijk ongegrond. Aan klager is terbeschikkingstelling met dwangverpleging opgelegd. De klacht gaat over het tegen de wil van klager verplicht innemen van medicatie in de periode maart tot en met oktober 2022, de afzondering van klager in de periode december 2021 tot maart 2022 en de professionaliteit van de psychiater. De psychiater voert aan dat de klachten berusten op een verkeerde voorstelling van zaken en verzoekt de klacht ongegrond te verklaren.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:214 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-586/DH/DH

    Voorzittersbeslissing. Klacht over kwaliteit rechtsbijstand in een huurgeschil. In alle onderdelen kennelijk ongegrond. De gemachtigde van klager is het kennelijk niet eens met de aanpak van verweerder, dat maakt niet dat verweerders rechtsbijstand onvoldoende was.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:167 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5466

    Klacht tegen verzekeringsarts. Klaagster is door de verzekeringsarts gezien in het kader van een WIA-beoordeling. Klaagster maakt de verzekeringsarts verschillende verwijten over het door hem verrichte onderzoek en de door hem opgemaakte rapportages. Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:215 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-579/DH/DH

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij in een huurgeschil kennelijk ongegrond. Van intimidatie of bedreiging is de voorzitter niet gebleken.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:168 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5329

    Patiënt heeft zich in 2021 bij de huisarts gemeld wegens benauwdheidsklachten bij hardlopen. De huisarts maakt op basis van lichamelijk onderzoek en bloedonderzoek een risico-inschatting en spreekt een expectatief beleid af, ondanks een ernstig verhoogde cholesterolwaarde. Circa een jaar later overlijdt patiënt nadat hij weer met hardlopen is begonnen. Het college oordeelt dat de huisarts het ernstig verhoogde cholesterol bij patiënt onvoldoende heeft betrokken bij haar beleid en de NHG standaard CVRM ten onrechte niet heeft gevolgd. De huisarts had de ernstig verhoogde cholesterol waardes en medicamenteuze behandeling moeten overwegen en met patiënt moeten bespreken. De klacht is gedeeltelijk gegrond. Het college legt een waarschuwing op.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:169 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/4931

    Klacht tegen de huisarts i.v.m. chronisch benzodiazepinegebruik door klaagster. Weliswaar heeft de huisarts m.b.t. dit gebruik en de afbouw hiervan begeleiding door middel van gereguleerde dosisreductie aangeboden, maar hij heeft hierin onvoldoende regie genomen en/of toezicht gehouden. Schending zorgplicht. De klacht is in zoverre gegrond. Als maatregel krijgt de huisarts een waarschuwing. De klacht over schending van het recht op vrije artsenkeuze is ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:142 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1800

    Klacht tegen een ambulanceverpleegkundige. Klager was in zijn woning gevallen en had veel pijn in de nek. De verpleegkundige is samen met de ambulancechauffeur naar de woning gereden. De verpleegkundige heeft klager onderzocht en besloten klager naar het ziekenhuis te vervoeren. Daar is geconstateerd dat klager drie nekwervels had gebroken. Klager verwijt de verpleegkundige onder meer dat hij hem onheus heeft bejegend, hem handelingen heeft laten verrichten die onmogelijk waren vanwege zijn pijnklachten en het zorgprotocol niet juist heeft toegepast, waardoor hij onnodig veel pijn heeft geleden en hij het risico heeft gelopen verlamd te raken of te overlijden. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht ongegrond. Klager komt in beroep tegen de ongegrondverklaring van klachtonderdelen 2 tot en met 4. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:138 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1863

    Klacht tegen een ambulanceverpleegkundige. De echtgenote van klager heeft ’s nachts 112 gebeld, omdat klager hevige hoofdpijnklachten ondervond. Die nacht heeft de verpleegkundige klager thuis onderzocht. Klager en de verpleegkundige verschillen van mening over wat de verpleegkundige klager heeft geadviseerd te doen. Klager heeft die nacht besloten om niet met de ambulance mee te gaan, waarna de ambulance weer is vertrokken. De volgende dag is klager alsnog naar de SEH gegaan en werd geconstateerd dat hij een hersenbloeding heeft gehad. Klager verwijt de verpleegkundige dat hij ten onrechte is uitgegaan van de wilsbekwaamheid van klager, ten onrechte klager niet naar het ziekenhuis heeft vervoerd, ten onrechte geen contact heeft opgenomen met een arts of achterwacht voor advies, en ten onrechte medicatie aan klager heeft gegeven die van invloed was op de stolling en daarmee de CVA heeft verergerd. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.