ECLI:NL:TADRSHE:2023:117 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-663/DB/LI

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2023:117
Datum uitspraak: 26-10-2023
Datum publicatie: 27-10-2023
Zaaknummer(s): 23-663/DB/LI
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over de wederpartij over een drietal openbare betekeningen deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch
van 26 oktober 2023

in de zaak 23-663/DB/LI


naar aanleiding van de klacht van:

klagers

gemachtigde: mr. J.J. Douwes, advocaat te Apeldoorn


over:

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van 29 september 2023 van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken) met kenmerk K23-018 en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen A1 tot en met A5 en B7 tot en met B11.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1       Klagers hebben een geschil met de heer V, hierna: “V”. Klagers worden in dit geschil bijgestaan door mr. D.

1.2       Op 31 oktober 2019 heeft de (toenmalige) advocaat van V namens V aan klaagster sub 2 een exploot openbaar doen betekenen.

1.3       Verweerder is op 27 februari 2020 beëdigd tot advocaat.

1.4       In maart 2020 heeft mr. D namens klagers V doen dagvaarden. Op het voorblad van de dagvaarding was vermeld dat klagers geen bekende woon- of verblijfplaats hadden en dat woonplaats werd gekozen ten kantore van mr. D.

1.5       Klagers hebben voorts conservatoire beslagen doen leggen ten laste van V.

1.6       Op enig moment heeft V zich voor rechtsbijstand gewend tot verweerder.

1.7       Verweerder heeft namens V een kort geding jegens klagers aanhangig gemaakt, waarin hij de opheffing van de ten laste van V gelegde conservatoire beslagen heeft gevorderd. Bij e-mail d.d. 9 maart 2022 heeft verweerder de kort geding dagvaarding aan mr. D toegestuurd. Op het voorblad van de kort geding dagvaarding was vermeld dat klagers geen bekende woon- of verblijfplaats hadden. Verweerder heeft mr. D verder als volgt bericht:

“(…) Het kort geding zal plaatsvinden op maandag 21 maart 2022 (…)

Ik zal de deurwaarder instrueren om over te gaan tot betekening van de dagvaarding. Indien de dagvaarding op uw kantoor kan worden betekend, dan wel indien uw cliënten vrijwillig verschijnen, verneem ik dit graag uiterlijk vandaag (…) per kerende mail. (...)”

1.8       Klagers hebben vervolgens woonplaats gekozen ten kantore van mr. D, zodat de kort geding dagvaarding ten kantore van mr. D is betekend.

1.9       De zitting in kort geding heeft plaatsgevonden op 23 maart 2022. Klagers zijn ter zitting bijgestaan door mr. D. Ter zitting heeft de voorzieningenrechter mondeling uitspraak gedaan. De uitspraak is vastgelegd in het proces-verbaal van de zitting. De vordering tot opheffing van de beslagen is toegewezen. Op het voorblad van het proces-verbaal is bij de namen van gedaagden, zijnde klagers, vermeld: “Beiden zonder bekende woon- of verblijfplaats”

1.10     Verweerder heeft in verband met de betekening van het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak in kort geding d.d. 23 maart 2022 contact gehad met deurwaarder B, die aan de hand van de bij verweerder bekende adresgegevens onderzoek heeft gedaan naar de adresgegevens van klager sub 1. De deurwaarder kon niet vaststellen op welk adres klager sub 1 stond ingeschreven.

1.11     De deurwaarder heeft de grosse van het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak in kort geding d.d. 23 maart 2022 openbaar betekend aan klager sub 1. De openbare betekening heeft plaatsgevonden op 7 juli 2022, met publicatie in de Staatscourant op 14 juli 2022. Verweerder heeft mr. S, zijnde een kantoorgenoot van mr. D, bij e-mailbericht d.d. 10 augustus 2022 over de openbare betekening geïnformeerd.

1.12     Op 3 oktober 2022 hebben klagers V doen dagvaarden in kort geding. Op het voorblad van de dagvaarding was vermeld dat klager sub 1 woonachtig was in K, Duitsland, en dat hij woonplaats koos ten kantore van mr. D. Verweerder heeft het vonnis d.d. 25 oktober 2002 alsook de grosse van het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak in kort geding d.d. 23 maart 2022 op 19 december 2022 openbaar doen betekenen aan klager sub 1.

1.13     Bij e-mail d.d. 4 januari 2023 heeft de advocaat van klagers verweerder bericht dat klager sub 1 stond ingeschreven op een adres in K, Duitsland. Op verzoek van verweerder heeft de deurwaarder de adresgegevens geverifieerd. Dit onderzoek leverde niets op. Verweerder heeft vervolgens ontdekt dat de advocaat van klagers in de stukken steeds een onjuiste spelling van de voornaam van klager sub 1 had gehanteerd. Verificatie van de adresgegevens met een juiste spelling van de voornaam van klager sub 1 had vervolgens wel resultaat. De daarop volgende betekeningen hebben aan de hand van de geverifieerde gegevens aan het adres van klager sub 1 in K, Duitsland, plaatsgevonden. 

1.14     Op 16 februari 2023 hebben klagers tegen verweerder een klacht ingediend bij de deken.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klagers verwijten verweerder het volgende:

Verweerder heeft drie maal, te weten op 31 oktober 2019, 7 juli 2022 en 19 december 2022, openbaar doen betekenen terwijl het adres van klagers hem bekend was. Toen de advocaat van klagers verweerder daarover had aanschreven, heeft verweerder alles ontkend en gelogen nu hij heeft gesteld dat het de schuld was van de advocaat van klagers. Verweerder moet de kosten betalen van de openbare betekening.

3 VERWEER

3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4 BEOORDELING

Ontvankelijkheid klacht openbare betekening 31 oktober 2019

4.1       Voor zover de klacht betrekking heeft op de openbare betekening die heeft plaatsgevonden op 31 oktober 2019, overweegt de voorzitter als volgt. Uit de overgelegde stukken is van enige betrokkenheid van verweerder bij de openbare betekening op 31 oktober 2019 niet gebleken terwijl verweerder eerst op 27 februari 2020 is beëdigd tot advocaat. Omdat een advocaat enkel tuchtrechtelijk verantwoordelijk kan worden gehouden voor zijn eigen optreden als advocaat is de klacht, voor zover deze betrekking heeft op de openbare betekening van een exploot op 31 oktober 2019, kennelijk niet-ontvankelijk.

4.2       Ontvankelijkheid klacht openbare betekening op 7 juli 2022 en 19 december 2022

Voor zover de klacht betrekking heeft op de openbare betekening op 7 juli 2022 en 19 december 2022, overweegt de voorzitter als volgt.  Vast staat dat de openbare betekening op 7 juli 2022 en 19 december 2022 heeft plaatsgevonden aan klager sub 1 en niet aan klaagster sub 2. De voorzitter overweegt dat het klachtrecht niet in het leven is geroepen voor een ieder, doch slechts voor degene die door een handelen of nalaten van een advocaat in zijn belang getroffen is of kan worden. Voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke toetsing is vereist, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken. Naar het oordeel van de voorzitter is uit de overgelegde stukken niet gebleken dat klaagster sub 2 door het door klagers gestelde handelen van verweerder rechtstreeks in haar eigen belang is getroffen. De voorzitter zal klaagster daarom met toepassing van artikel 46j  Advocatenwet kennelijk niet-ontvankelijk verklaren in de klacht, voor zover deze betrekking heeft op de openbare betekening op 7 juli 2022 en 19 december 2022.

4.3       Beoordeling klacht openbare betekening op 7 juli 2022 en 19 december 2022

Voor zover de klacht betrekking heeft op de openbare betekening op 7 juli 2022 en 19 december 2022 kan klager sub 1 daarin worden ontvangen en overweegt de voorzitter als volgt.  De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerder in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij. De voorzitter overweegt dat de advocaat van de wederpartij een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënte te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënte goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënte de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënte dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënte hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënte wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënte strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

4.4       Vast staat dat in meerdere processtukken, waaronder door de advocaat van klager sub 1 vervaardigde stukken, is vermeld dat klager sub 1 geen bekende woon- of verblijfplaats had. Uit de overgelegde stukken is naar het oordeel van de voorzitter genoegzaam gebleken dat verweerder zich heeft ingespannen om, met hulp van de deurwaarder en aan de hand van de hem ter beschikking staande gegevens, te achterhalen op welk adres klager sub 1 stond ingeschreven. Omdat het onderzoek naar de woonplaats van klager sub 1 niets had opgeleverd, heeft verweerder, in overleg met de deurwaarder, besloten om over te gaan tot openbare betekening. Naar het oordeel van de voorzitter kan verweerder hiervan geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. In het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering is geregeld dat, indien de woon-of verblijfplaats onbekend is, tot openbare betekening van een exploot kan worden overgegaan. Niet is gebleken dat door de wijze van betekening onevenredig nadeel aan klager sub 1 is toegebracht, noch dat verweerder over de feitelijke toedracht heeft gelogen. Het is tot slot niet aan de tuchtrechter om te bepalen voor wiens rekening de met openbare betekening samenhangende kosten moeten komen. Voor zover de klacht van klager sub 1 betrekking heeft op de openbare betekening op 7 juli 2022 en 19 december 2022 is die klacht naar het oordeel van de voorzitter dan ook kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

  • de klacht, voor zover deze betrekking heeft op de openbare betekening van een exploot op 31 oktober 2019, met toepassing van artikel 46j lid 1 aanhef en sub b Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk;
  • de klacht, voor zover deze betrekking heeft op de openbare betekening op 7 juli 2022 en 19 december 2022 en is ingediend door klaagster sub 2, met toepassing van artikel 46j lid 1 aanhef en sub b Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk;
  • de klacht, voor zover deze betrekking heeft op de openbare betekening op 7 juli 2022 en 19 december 2022 en is ingediend door klager sub 1, met toepassing van artikel 46j lid 1 aanhef en sub c Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. E. Loesberg, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber- van de Langenberg, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 26 oktober 2023.

Griffier                                                            Voorzitter

Verzonden op: 26 oktober 2023