ECLI:NL:TADRARL:2023:249 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-039/AL/NN

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2023:249
Datum uitspraak: 25-09-2023
Datum publicatie: 23-10-2023
Zaaknummer(s): 23-039/AL/NN
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Fouten
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Klacht over het handelen van de advocaat van de wederpartij in een procedure bij een klachtencommissie. De raad is van oordeel dat verweerder beter andere, minder stevige en grievende bewoordingen, had kunnen gebruiken. Daarbij acht de raad van belang dat het gebruik van deze woorden niet noodzakelijk was voor zijn gevoerde verweer en deze kwalificaties bovendien niet in de onderliggende stukken voorkomen. De raad is echter van oordeel dat het gebruik van deze woorden desondanks niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is. Daarbij acht de raad van belang dat de gekozen bewoordingen ongelukkig zijn, maar verweerder in zijn verweerschrift wel heeft beschreven (met verwijzing naar onderliggende stukken) hoe hij tot die kwalificaties is gekomen. Verder neemt de raad in aanmerking dat verweerder heeft erkend dat deze bewoordingen tegen de grens of wellicht over de grens zijn en hij hiervoor zijn excuses aan klager heeft aangeboden. Bovendien heeft klager in zijn reactie op de klacht voorgesteld om - op het moment dat de procedure bij de klachtencommissie nog niet was afgerond en de klachtencommissie nog geen uitspraak had gedaan - de betreffende passage in het verweerschrift bij de klachtencommissie aan te passen. Klacht ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden van 25 september 2023
in de zaak 23-039/AL/MN
naar aanleiding van de klacht van:

klager
over
verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 2 oktober 2022 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 16 januari 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2022KNN094/2099491 van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 9 juni 2023. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 3. Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mail van klager met bijlagen van 15 februari 2023 en de e-mail met bijlagen van verweerder van 17 februari 2023.

2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.1 De zoon van klager heeft in het kader van een jeugdreclasseringsmaatregel een hulpverleningstraject gevolgd. Jeugdbescherming Noord heeft de hulpverlening uitbesteed aan ‘Dichtbij’, die vervolgens de organisatie ‘Traject 58’ heeft ingeschakeld.
2.2 Het hulpverleningstraject van de zoon van klager bij Traject 58 is afgerond. Klager heeft namens zijn zoon Traject 58 verzocht om afgifte van het volledige hulpverleningsdossier op grond van de AVG.
2.3 Over de afgifte van een volledig afschrift van het hulpverleningsdossier is een procedure gevoerd bij de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen. Verweerder heeft als advocaat van Traject 58 opgetreden. Bij beschikking van 11 juli 2022 van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, zijn de verzoeken van klager afgewezen.
2.4 Verder heeft klager als gemachtigde van zijn zoon over ditzelfde onderwerp een klacht bij de klachtencommissie ingediend tegen Traject 58. Verweerder heeft ook in die klachtenprocedure opgetreden als advocaat voor Traject 58 en heeft in die procedure bij de klachtencommissie een verweerschrift ingediend. Dat verweerschrift luidt, voor zover relevant voor de beoordeling van de klacht, als volgt:

Als een scheiding conflictueus verloopt (‘vechtscheiding’) zijn de gevolgen voor een jeugdige ernstig, hetgeen zich kan uiten in meerdere specifieke negatieve gevolgen waaronder stress, gehechtheidsproblemen, loyaliteitsconflicten, het niet meer willen zien van een van de ouders en ‘parentificatie’. In de wet wordt dit ‘ernstig nadeel voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind’ benoemd. Oftewel, het is te beschouwen als een vorm van kindermishandeling. Andere gezinsleden zijn in het onderhavige geval niet bij machte om voldoende tegenwicht te bieden aan de onaflatende stroom van psychologisch geweld dat vanuit [klager] komt.

2.5 De klachtencommissie heeft haar visie gegeven in de reactie van 14 november 2022.

3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door in zijn verweerschrift in de (zorg)klachtprocedure onjuistheden te vermelden en klager te beledigen en forse beschuldigingen te uiten.

4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5 BEOORDELING

Maatstaf

5.1 De raad stelt voorop dat de klacht betrekking heeft op het handelen van de advocaat van de wederpartij van klager. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline komt aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt, goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden ingeperkt als de advocaat a) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat deze in strijd met de waarheid zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend.

Beoordeling van de klacht

5.2 Klager verwijt verweerder dat hij in zijn verweerschrift heeft geschreven dat er sprake is van een vechtscheiding. De raad is hierover van oordeel dat verweerder mocht afgaan op de juistheid van deze door zijn (professionele) cliënt aan hem verschafte kwalificatie. Verweerder was niet gehouden om de juistheid daarvan (verder) te verifiëren, temeer omdat de term vechtscheiding ook in de onderliggende schriftelijke stukken in de procedure bij de klachtencommissie is gebruikt. Het stond verweerder ook vrij om te schrijven dat de samenwerking tussen klager en de hulpverleners moeizaam verliep. Ook ten aanzien van die door zijn cliënt verschafte informatie geldt dat verweerder mocht afgaan op de juistheid ervan. Niet is gebleken dat verweerder daarmee feiten heeft geponeerd waarvan hij wist of redelijkerwijs kon weten dart deze in strijd met de waarheid zijn.
5.3 Voor wat betreft de andere door klager genoemde bewoordingen (‘kindermishandeling’ en ‘onaflatende stroom van psychologisch geweld’) is de raad van oordeel dat - ook al zou een vertegenwoordiger van de cliënt van verweerder deze (mondeling) hebben gebruikt -  verweerder beter andere, minder stevige en grievende bewoordingen, had kunnen gebruiken. Daarbij acht de raad van belang dat het gebruik van deze woorden niet noodzakelijk was voor zijn gevoerde verweer en deze kwalificaties bovendien niet in de onderliggende stukken voorkomen. De raad is echter van oordeel dat het gebruik van deze woorden desondanks niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is. Daarbij acht de raad van belang dat de gekozen bewoordingen ongelukkig zijn, maar verweerder in zijn verweerschrift wel heeft beschreven (met verwijzing naar onderliggende stukken) hoe hij tot die kwalificaties is gekomen. Verder neemt de raad in aanmerking dat verweerder heeft erkend dat deze bewoordingen tegen de grens of wellicht over de grens zijn en hij hiervoor zijn excuses aan klager heeft aangeboden. Bovendien heeft klager in zijn reactie op de klacht voorgesteld om - op het moment dat de procedure bij de klachtencommissie nog niet was afgerond en de klachtencommissie nog geen uitspraak had gedaan - de betreffende passage in het verweerschrift bij de klachtencommissie aan te passen.
5.4 Gelet op het voorgaande komt de raad tot de conclusie dat verweerder de grens van het tuchtrechtelijk verwijtbare niet heeft overschreden. Dat betekent dat de klacht ongegrond wordt verklaard. 

BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. O.P. van Tricht, voorzitter, mrs. S.M. Bosch-Koopmans en N.A. Heidanus, leden, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 25 september 2023.

Griffier                                                                                                                            Voorzitter

Verzonden d.d. 25 september 2023